Nu Thibaut Courtois naar Atlético Madrid is en Koen Casteels naar Hoffenheim, kijkt iedereen bij RC Genk naar Gilbert Roex voor nieuwe opvolging tussen de palen. Ere wie ere toekomt: Roex is de onzichtbare kracht achter het Genkse keeperssucces. ‘Geef me nog twee jaar’, zegt hij.

B ram Castro was de eerste. Daarna volgden Ruud Boffin, Logan Bailly, Sinan Bolat, Jo Coppens en nu Thibaut Courtois en Koen Casteels. Stuk voor stuk doelmannen die, de meesten van kleins af, door de handen van Gilbert Roex zijn gegaan en die het als tiener tot de Genkse A-kern schopten.

“Toeval is dat niet, nee, maar het begint wel bij talent”, zegt de 52-jarige Genkenaar met alle bescheidenheid die hem eigen is. “En dan hard werken met dat talent. Niemand bij ons zal beweren dat hij kon voorspellen dat Thibaut mentaal zo sterk zou staan dat hij dit kon presteren. Wij steken veel tijd in het mentale aspect, maar of een jonge doelman ook klaar is in zijn hoofd, zie je pas op het moment dat hij in een stadion van 25.000 man staat. Bailly, Bolat, Coppens, Courtois en Casteels zijn allemaal op zestien, zeventien jaar in de A-kern gekomen en niet door de mand gevallen. Anderen wel, maar ook zij zijn nu goede keepers in tweede en derde klasse. Ik heb nog nooit iemand doorgestuurd die achteraf een niveau haalde dat ik niet in hem gezien had.”

Ondanks alle lof is Courtois pas de tweede uit het rijtje die het ook maakte in de Genkse A-ploeg. “Bailly is niet echt een opleidingsproduct van ons, daar moeten we eerlijk in zijn”, zegt Roex. “Thibaut is de eerste die hier echt zijn kans heeft gekregen. Bolat is naar Standard moeten gaan om te mogen spelen. Dat doet me pijn aan het hart. Niet alleen omdat hij de kwaliteiten had, maar ook omdat het kapitaalsvernietiging is. Ook Jo Coppens is hier vertrokken op een manier die ik erg betreur. Hij kreeg geen nieuw contract omdat Bolat er was en men Davino Verhulst had gehaald. Opnieuw kapitaalsvernietiging, net als het vertrek van Koen Casteels. Over de achtergronden spreek ik me niet uit, maar jammer is het wel.”

Goede begeleiding

Kinderen zijn het nog wanneer Roex met zijn keepers aan de slag gaat. Zodra ze in de A-kern zitten, houdt zijn werk op, maar af zijn ze dan nog niet. “Een keeper is tactisch pas af als hij 23 à 24 jaar is. Hij moet situaties kunnen inschatten en dat kan alleen door wedstrijden te spelen en in zulke situaties te komen. Ik noem dat het spel lezen. Dat komt met de ervaring. Thibaut zal nog beter worden, áls hij een goede begeleiding krijgt.”

Dat laatste zegt hij niet zomaar. “Ik heb twee jaar met Bailly gewerkt. Hij kwam van Standard en was al veertien. Na de eerste training was hij ongelukkig omdat hij geen vijftig keer in de hoeken had mogen vliegen. Hij had niet getraind, vond hij. ‘Toch wel,’ zei ik, ‘je hebt moeten nadenken.’ Wat ben ik met een keeper die moe is in zijn hoofd en niet meer kan inschatten hoe de ballen op hem afkomen? Een keeper moet constant denken, analyseren, inschatten. Dat kost veel mentale kracht. We hebben Logan moeten deprogrammeren. Zijn voordeel was dat hij een fantastische atleet was, maar hij moest leren nadenken over het spelletje.

“Ik zie nu dat hij niet meer op dezelfde manier getraind wordt. Ik merk dat ook aan Bolat: hij maakt nu fouten die hij vroeger nooit gemaakt zou hebben. Er zit veel te veel emotionaliteit in zijn spel. Je ziet dat aan zijn reacties: hij is te veel bezig met randzaken – het publiek, de tegenstander, de scheidsrechter – terwijl soberheid juist een van onze visies is. Spelers mogen geen gekleurde schoenen dragen en ik wil ook niet dat ze hun sokken over de knieën trekken. We hebben enorm veel werk gehad om Logan daarin wat te kanaliseren.”

De bal aanvallen

Zoals er op gewestelijk en zelfs provinciaal niveau met jonge keepers gewerkt wordt, daar heeft Roex maar een woord voor: “Dramatisch! Die jongens hebben een enorme achterstand, vooral met hun voeten. Het meevoetballen is een ramp. Zo’n keepertje wordt nog altijd in de goal gezet en dan wordt erop geknald. Verder doet hij niet mee. Bij ons spelen de keepers tot de U12 regelmatig mee in de wedstrijden. Vergeet niet dat Thibaut tot zijn twaalf jaar ook gewoon heeft gevoetbald. Tot de U11 hebben wij zelfs geen vaste keepers. Bij de U8 kijken we op training gewoon naar wie er graag in het doel staat. Die jongens bieden zich vanzelf aan. Soms zijn dat ook heel goede voetballers. Veel trainers zijn dan niet geneigd er een doelman van te maken. In Genk is dat ook lang een strijdpunt geweest.”

Het is Roex’ eerste dada: doelmannen moeten ook goede voetballers zijn. “Een keeper moet goed kunnen bewegen met zijn voeten, en hij moet een goede trap hebben. Eventueel moet hij zelfs een tegenstander kunnen uitkappen. Thibaut heeft dat een paar keer laten zien. Onze keepers blijven daar heel rustig onder. Voor hen is het niets speciaals: ze doen het al vanaf hun negen jaar. Voor een stukje is dat ons geheim, ja. Wij werken enorm veel op het snelle voetenspel. Vroeger ging een keeper op zijn knieën zitten, maar als de bal onderweg nog van richting verandert, ben je gezien. Ik vind: een keeper moet altijd op zijn voeten blijven staan en in beweging zijn. Hij moet een bal in beweging nemen. Ik noem dat: de bal aanvallen. In Nederland is dat een kleine hype geweest, maar wij in Genk doen het al tien jaar.

“Elke keeperstraining bij mij begint met een kwartier trappen: wreef, binnenkant voet, volley, drop. En ze eindigt met nog eens tien minuten trappen. Ook in de oefeningen laat ik het trappen aan hen over. Ik doe het nog weinig zelf. Nadat hij in de wedstrijd een bal heeft gepakt, moet een keeper altijd omschakelen. Hij moet hem opnieuw lanceren, dus moet je dat op training kopiëren. Alleen zo wordt het een automatisme.

“Ik durf beelden van Thibaut te analyseren om te laten zien hoeveel ballen hij doelloos heeft weggetrapt. Dat zullen er heel weinig zijn. Ik zie nog veel keepers, ook in de Champions League, een bal zomaar wegperen. Bij ons is de keeper de eerste aanvaller: hij is mee verantwoordelijk voor het balbezit. Veel keepers spelen te laag, bijna op de doellijn. Ze kruipen als het ware in hun doel. Waarschijnlijk omdat ze het niet beheersen en bang zijn. Dat willen wij juist niet. Wij willen een keeper buiten de zestien zien om de ruimte achter de verdediging te bespelen.”

Filmen op het dak

Terugdenkend aan Bailly berijdt Roex nog eens een van zijn stokpaardjes. “Ik zie nog heel veel keepers rondvliegen op training. Trainers die ballen gooien – links, rechts. Die keeper is moe, heeft misschien honderd ballen gehad, maar heeft er daarvan 89 weggeklopt en niet vastgenomen. En hoe hij ze heeft gepakt, daar heeft hij niet over nagedacht, want daar kreeg hij de tijd niet voor. Je moet een kind de tijd geven om hem te laten beseffen: wat heb ik gedaan? Je moet dus geen vijftig ballen achter elkaar gooien, maar tien of vijftien en dan uitleggen wat hij goed deed en wat verkeerd.”

Roex maakt daarbij ook gebruik van beelden. Een idee dat hij ooit oppikte tijdens een U18-toernooi in Oostduinkerke waaraan ook een team uit de Verenigde Staten deelnam. “Die hadden een volledige filmploeg bij. Na de wedstrijden analyseerden zij alles nog diezelfde avond met de hele spelersgroep. In de VS is dat heel gewoon.”

Sinds een jaar of drie filmt hij alle thuiswedstrijden van de Genkse U14 en U15. “Zij spelen op hetzelfde moment op twee aanpalende terreinen. Ik sta met mijn camera boven op de jeugdkantine, in weer en wind, en film van elke wedstrijd een helft. Als de spelers gedoucht zijn, is mijn compilatie dankzij een speciaal programma al klaar. Dan zitten we twintig minuten samen, met alle vier de keepers – ook de bankzitters. Een kind beleeft een wedstrijd met al zijn emoties en kan die fases twee dagen later nooit terughalen zoals een volwassene dat kan. Daarom is dit zo nuttig. Ook op training trekken we geregeld tijd uit om beelden te analyseren in plaats van buiten het veld op te gaan. Het versnelt het groeiproces enorm.”

Twee jaar geduld nog

Volgens Roex moet een keeper op zijn zestiende technisch af zijn. “Dat betekent dat hij alle ballen in eender welke situatie op een technisch goede manier moet kunnen nemen. Voor mij is dat: de bal aanvallend nemen. Dus: naar de bal toe gaan. Bij heel veel keepers zie je dat ze hem met de ellebogen tegen de borst pakken, maar hoe kun je zo nog bewegen? Door de armen schuin voorwaarts te houden is mijn reikwijdte groter én kan ik nog bewegen. Als ik ook goed op mijn voeten kan bewegen, wordt mijn reikwijdte nog groter. En als ik ook nog eens 1m95 meet, wordt die reikwijdte nóg groter.

“Ik haal heel veel uit andere sporten. Hoe keepers zich groot maken in hun doel haal ik uit het handbal. Uit het volleybal haal ik veel voetverplaatsingen. Mensen zijn er vaak over verbaasd dat Thibaut, ondanks zijn lengte, zo snel tegen de grond gaat, maar voor ons is dat heel normaal. Hij heeft er altijd op gewerkt. Bovendien komt hij uit een volleybalfamilie.”

Geef Roex een manneke aan wie hij ziet dat het coördinatie en lenigheid heeft, dat het tijd en ruimte een beetje kan inschatten, en hij maakt er een goede keeper van. Maar, benadrukt hij, meer dan ooit moet een doelman ook gestalte hebben. “Rond 1m90 is het minimum. Tegenwoordig kan men tot op vijf centimeter nauwkeurig zeggen hoe groot iemand zal worden. Wij kijken voorlopig alleen naar erfelijkheid, maar de ouders van jongens in wie ik talent zie, raad ik wel aan om het te laten onderzoeken. Als club zullen we daar onvermijdelijk ook naartoe moeten. Je kunt geen acht jaar energie steken in iemand die vijf centimeter te klein zal blijven.”

Een anekdote. “Koen Casteels heeft altijd voorsprong gehad op Thibaut omdat hij fysiek voor was. Ooit is hij op een jaar tijd zeventien centimeter gegroeid. Thibaut was toen nog tien à twaalf centimeter kleiner en qua body nog niet klaar. Toen hij veertien was, waren er hier trainers die hem niet goed genoeg vonden voor Genk. Hij moest weg. Ik heb toen mijn veto gesteld. Gelukkig stond de jeugdcoördinator, Roland Breugelmans, toen pal achter mij.”

Met het vertrek van beide doelmannen zit Genk nu met een gat in de aanvoer naar de A-kern. Roex vertrouwt op zijn kunde. “Er zit potentieel aan te komen,” maakt hij zich sterk, “maar er is nog een jaar of twee werk aan. Stijn Wertelaers is zeventien en pas een jaar bij ons. Intrinsiek heeft hij veel kwaliteiten, maar omdat hij een achterstand heeft goed te maken, moet hij nog veel trainen. Ik denk dat hij nog twee jaar nodig heeft.”

Ook in de pijplijn: een pas achttien geworden belofte, “maar die mentaal nog een paar stappen moet zetten”, en een jongen die nog vijftien moet worden, maar nu al 1m85 meet “en een body heeft als ik.”

DOOR JAN HAUSPIE

“Toen hij veertien was, waren er trainers die Thibaut niet goed genoeg vonden. Hij moest weg. Ik heb toen mijn veto gesteld.”

“Bolat maakt nu fouten die hij vroeger nooit zou hebben gemaakt.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content