Kenneth Brylle wordt volgend seizoen spitsentrainer bij Club Brugge. Sport/Voetbalmagazine ging hem voor een uitgebreid gesprek opzoeken in de Deense hoofdstad Kopenhagen.

De Japanse reisgids op het plein aan het Slot Amalienborg, residentie van koningin Margaretha II van Denemarken, is zelfs te horen tot in de zijstraat die we zijn ingeslagen. Het is Witte Donderdag, het verlengde paasweekend is in Kopenhagen al begonnen en de rust in het hart van de hoofdstad is opmerkelijk. “Op zulke dagen gaan wij niet veel uit”, zegt Kenneth Brylle. “Dan ontvangen Denen thuis familie en vrienden om heel uitgebreid te eten en te drinken. Paasmaandag dient doorgaans om te bekomen.”

Sinds 2009 woont hij weer in zijn geboortestad, omdat hij toen hoofdtrainer werd van de bescheiden tweedeklasser Hvidovre IF. Maar in juni keert hij alweer naar ons land terug. Dan gaat hij als spitsentrainer aan het werk bij Club Brugge. “Plusminus drie keer per week zal ik specifiek met de spitsen bezig zijn,” vertelt hij op het terras van Café-Pub-Spiserestaurant SkipperKroen, een van de kleurrijke huizen in het pittoreske haventje Nyhavn, “technisch, op het veld, en mentaal, naast het veld.” Hij zal ook met de spitsen uit de hoogste jeugdreeksen werken én spitsen scouten in binnen- en buitenland. “Je moet evenzeer op lange termijn durven te denken. Ajax kocht onlangs een Deen van zestien voor anderhalf miljoen euro die het langdurig volgde, in wie het enorm gelooft en van wie het overtuigd is dat het hem ooit voor veel geld zal kunnen doorverkopen. En waarom zouden de jonge Belgische talenten die nu in Amsterdam en Rijsel voetballen in de toekomst niet langer hier kunnen blijven?”

Officieel treedt hij pas volgend seizoen in dienst van Club Brugge, maar hij is al wat actief. “Ik ben met Henk Mariman en Sven Vermant meegereden om in Nijmegen met Björn Vleminckx te gaan spreken en onderweg stopten we bij een belofte die moest bijtekenen. Achteraf hoorde ik dat Björn nadien aan zijn vader had gevraagd wie die Brylle eigenlijk was.” ( lacht) Björn was dan ook nog niet geboren toen die Brylle in 1979 uit Denemarken vertrok en in België aan een mooie internationale carrière begon ( zie kader).

Na de middag neemt hij ons in zijn wagen mee naar Lyngby BK tegen FC Kopenhagen elf kilometer verderop. Onderweg wijst hij ons onder meer op “het oudste beursgebouw ter wereld”, “de langste shoppingstraat ter wereld” en “het oudste pretpark ter wereld”.

Brylle: “En daar is de rosse buurt!”

Wij: “Is dat zoals de walletjes in Amsterdam?”

Brylle: “Ik zou het niet weten.” (lacht)

Het is de warmste dag van het jaar en in en rond Lyngby Stadion gaan de halve liters Carlsberg vlot binnen. Bij de voor zijn jeugdwerking geprezen thuisploeg twee bekenden: Kim Aabech, een zoon van ex-Clubspits Hans Aabech; en Brian Hamalainen, jonge linksback die al voor Zulte Waregem tekende. Maar FC Kopenhagen, dat dit seizoen in de Champions League gelijkspeelde tegen Chelsea en Barcelona, is te sterk. Een kwartier voor aanvang van de wedstrijd verneemt het dat het landskampioen is omdat naaste achtervolger Odense BK thuis verloor van FC Nordsjælland. Zelf zal de leider niettemin alweer winnen (1-2). Zeven speeldagen voor het einde van de Superliga bedraagt de voorsprong van FC Kopenhagen 26 punten.

De huisstijl

Op paasmaandag zal Brylle weer een wedstrijd gaan bekijken in de Deense eerste klasse, vertelt hij, want een jongere is hem een tijd geleden bevallen en misschien komt hij wel in aanmerking voor een transfer naar Club Brugge. “Dat sein ik dan door. Wellicht komt Raymond Mommens (hoofd scouting, nvdr) binnenkort eens naar hier. Zo is de nieuwe manier van werken. Een speler wordt verscheidene keren gescout door verschillende mensen om de kans op falen te verkleinen.

“Toen Marc Degryse sportleider was, zei ik hem eens dat er zo gewerkt moest worden om een stap hoger te kunnen zetten. Hijzelf geloofde daar wel in, maar op dat moment was in de club niet de visie en evenmin het geld beschikbaar om zo te werk te gaan. Je moet zorgen dat je de juiste voetballer én de juiste mens binnenhaalt. Hij moet gráág komen én willen winnen, maar mijn gevoel is dat het nu soms eerst is: hoeveel kan ik verdienen?”

Was dat anders in jouw tijd?

“Dat zou ik niet durven te zeggen, maar ik was in elk geval anders. Ik heb altijd ontzettend graag gevoetbald; en was ik een beetje meer een smeerlap geweest, dan had ik nog veel meer bereikt. De tijden zijn veranderd: dertig jaar geleden was het tachtig procent talent en twintig procent mentaliteit, nu is dat andersom omdat de belangen groter zijn geworden en de voetbalwereld daardoor harder is geworden.”

Welke indruk laat ‘het nieuwe Club Brugge’ op jou?

“Er wordt duidelijkheid gecreëerd. Mij is op de man af gevraagd: ‘Kijk, dít is ons project, jij kan daarin dié rol spelen en binnen dié lijnen ben je vrij te doen wat je wilt. Ja of neen?’ Dat spreekt mij ongelooflijk aan. Geen… ( maakt een zigzagbeweging). Ik ben niet de uitvinder van het voetbal en het zal een lang proces zijn om de jarenlange neergang van het Belgisch voetbal om te keren, maar ik denk dat dit de juiste weg is. Een club kan een moeilijke periode kennen, maar het is altijd belangrijk om de structuur en de huisstijl te bewaken. Club Brugge moet niet altijd mooi voetballen, als ze er hun hoofd maar voor leggen, tempo maken en druk zetten op de tegenstander. Daarvoor komen de supporters kijken.”

Björn Vleminckx!

“Vleminckx ís Club Brugge: enthousiast, energiek, trekken, sleuren, vechten, nergens bang van zijn en nooit opgeven. Ik denk dat hij bij NEC door de specifieke training van de spitsentrainers Kluivert en De Gier doelgerichter is geworden. In Nederland wordt weliswaar een ander voetbal gespeeld dan in België, minder fysiek en met meer ruimte, maar ik denk wel dat hij Club een surplus zal geven.”

Wat was jouw indruk toen je destijds met Anderlecht voor het eerst tegen Club Brugge speelde?

“Toen ik het veld opkwam, leken het allemaal zulke grote mannen, sterke boys, gasten van wie je schrik kon krijgen. Dat was ook zo toen ik er zelf heen ging. Een Ceulemans, een Beyens, een Querter, dat waren jongens die er flink tegenaan gingen. Mamadou! Een betonnen muur. ( lacht) Er was natuurlijk ook Degryse die met een flits het verschil kon maken, maar wat altijd is blijven hangen, is toch dat enthousiasme, die drang en dat publiek dat zot werd. Nu is dat blijkbaar iets minder geworden. Het belangrijkste is volgens mij om spelers te halen die heel graag voor Club willen spelen. Als ze eerst zeggen dat ze een miljoen euro willen verdienen, laat ze dan maar elders gaan. ( wijst op zijn hart) Dát is het allerbelangrijkste.”

Passie. Passie voor het spel.

“Passie is het juiste woord. Ryan Giggs bijvoorbeeld, die is 37, of David Beckham, 35; en die mannen zijn al zo rijk, maar ze stralen nog altijd uit dat ze ongelooflijk graag voetballen. Voetballers met zo’ n instelling willen we bij Club, dan zullen we ook betere resultaten behalen. Het moet uit het hart komen. Eender waar je speelt, moet je trots zijn dat je deel mag uitmaken van de club. Bij ons destijds was dat zeker zo.”

Je voetbalde onder meer ook bij Anderlecht, PSV Eindhoven en Olympique Marseille: wat is nog meer typisch Club Brugge?

“De band met de supporters is er nóg belangrijker dan elders. Na de thuiswedstrijd tegen Lokeren in de play-offs zag ik maar zes spelers, allemaal Belgen, het veld rondlopen om het publiek te bedanken. Dat kan niet. Dan toon je dat je geen team bent en geen teamspirit bezit. Dat zijn kleine dingen die het verschil maken. Ik hoor ook dat ze de maandag niet graag meer naar de supportersavonden gaan. Wij deden dat met heel veel plezier, maar daarna was het wel gedaan met stappen tot na de volgende wedstrijd.”

Maar jullie begonnen wel een café vlakbij het stadion!

Dennis van Wijk, Marc Degryse, ik en nog een paar. We kwamen vaak op de Platse van Sint-Andries, we zeiden ‘ we zullen hier een café beginnen’ en deden dat dan ook gewoon.” ( lacht)

Los Amigos

“De vrienden, de echte vrienden.”

Wie bedacht die naam?

“Marc, geloof ik. Was er in die tijd geen kluchtfilm die zo heette?” ( lacht)

Het zou nu zo leuk niet meer zijn. De eerste de beste neemt met zijn gsm een fotootje of een filmpje, zet het op Facebook en de rest van de wereld kan oordelen over jullie stapgedrag.

“Daar zouden veel problemen van gekomen zijn. ( lacht) Toen konden we nog gaan stappen zonder dat het in de krant kwam, nu moet je echt heel goed opletten wat je doet. Anderzijds bleven wij na de wedstrijd met onze vrouwen erbij wel soms tot twee uur hangen in het spelershome. In de tijd dat Marc sportleider was, zei ik tegen hem na een wedstrijd eens: ‘Waar zijn al die spelers?’ Dat gevoel van samenhorigheid hoort bij de club.”

Zeg nu niet dat er in de groep nooit problemen waren.

“Er waren ook wel eens schermutselingen maar nooit naar buiten. Ik begrijp dat het nu door de globalisering moeilijker is dan toen, dat de wereld kleiner is geworden en dat er wel eens confrontaties zijn in een kleedkamer waar allerhande culturen samen zitten. Maar het zijn hoe dan ook toch de spelers die zich aan Club moeten aanpassen en niet Club aan een speler. Ik vind het daarom belangrijk dat er af en toe ook een naam aangetrokken wordt waar jonge spelers naar opkijken. Toen ik bij Anderlecht aankwam, speelden daar Arie Haan en Rob Rensenbrink, mannen die ik twee jaar daarvoor op televisie in de finale van het WK in Argentinië had bezig gezien. De impact daarvan is enorm.”

De spitsen

Wat zoek je in een spits?

“Een doelpuntenmaker. ( lacht) Een goeie spits is iemand die eender waar vijftien doelpunten maakt, die gemiddeld om de twee wedstrijden scoort. Als ik een aanvaller scout, kijk ik vooral naar de manier waarop hij zonder bal beweegt als zijn ploeg in balbezit is. Meestal kan ik dan zien of het ingestudeerd of instinctief is. Een hele goeie spits is ermee geboren en dat kan je nog aanscherpen door erop te trainen. Iemand die intuïtief, zonder nadenken, loopt en acht keer op de tien op de plaats is waar de bal komt, zal er meestal ook iets goeds mee doen. Neem nu die jonge Mexicaan van Manchester United, dat altijd al mijn ploeg is geweest. El Chicharito.”

Javier Hernández.

“Als de bal op de zijkant is, weet hij perfect waar hij moet lopen en daar kan ik ongelooflijk van genieten. Zie bijvoorbeeld die goal tegen Chelsea in de Champions League die werd afgekeurd wegens buitenspel: voorzet Rooney van op rechts, hij loopt naar de eerste paal en binnen! Daar sta ik thuis voor mijn tv voor recht. Een spits moet veel meer bewegen zonder bal dan velen denken. Portillo zei bij Club Brugge ooit: ‘Ik sta in de zestien meter en de bal moet bij mij komen. ‘ Neen, als je wil scoren, moet je de bal gaan zoeken.”

Wat vind je van de huidige spitsen van Club Brugge?

“Tegen Lokeren, de enige wedstrijd die ik zag, waren ze wat ongelukkig. Akpala is technisch misschien niet zo sterk, maar werkt wel keihard en dat apprecieert het volk. Zoals Club Brugge toen speelde, waren ze erg afhankelijk van de flanken. Ik vond dat er te weinig bruikbare voorzetten kwamen van de backs en dat de spits in de tweede helft een beetje op een eiland stond.”

Akpala werd in 2008 bij Charleroi topschutter van de Jupiler Pro League en Kouemaha werd in 2010 bij Club Brugge tweede in de topschuttersstand, maar samen scoorden ze dit seizoen nog maar negen keer.

“Eigenlijk kan dat niet. Tegen Lokeren zag ik dat ze het overschot, het vertrouwen misten om een actie te maken en op doel te trappen, het waren spelers die het geloof verloren waren. Als je twijfelt, lukt het niet meer; als je begint na te denken, is het te laat. Dan is het moment weg. Ik sta er te ver van af om te oordelen, maar het lijkt mij een mentale kwestie en daar kan ik een belangrijke rol in spelen.”

Komt er behalve Björn Vleminckx nóg een spits bij?

“Dat weet ik niet. In elk geval zijn er drie diepe spitsen nodig en het is mij niet bekend of er nog één zal vertrekken. Het is in elk geval de bedoeling dat Club Brugge voor de titel zal meestrijden en dat iedereen elke dag zal tonen dat hij graag voetbalt, blij is dat hij deel uitmaakt van de club en ten koste van alles wil winnen.”

De trainers

De stropers van destijds zijn boswachter geworden: jij, Dennis,…

“Het is niet omdat je een goede voetballer bent geweest dat je ook een goeie trainer zal worden, maar het kan toch een troef zijn. Francky Dury zei mij ooit: ‘Jullie voordeel tegenover mij is dat jullie weten wat er in de kleedkamer leeft, hoe profvoetballers denken, wat er gezegd wordt en wat er gebeurt. ‘ Wie dat niet meemaakte, kan dat niet weten.”

Als hoofdtrainer werkte je achtereenvolgens in Knokke, Oostende, Aalter, Lauwe, Wielsbeke en bij je moederclub Hvidovre. Ben je onderweg niet gefrustreerd geraakt?

“Gefrustreerd is een negatief woord, teleurgesteld is beter. Je vraagt je wel eens af: kan ik het eigenlijk wel? Als ik dan in de spiegel kijk, ben ik er telkens weer van overtuigd dat ik er de menselijke en de sportieve kwaliteiten voor heb. Maar het is zo moeilijk om in eerste ergens binnen te geraken.”

Gewezen spitsen zijn zeldzaam onder de hoofdtrainers. Hoe komt dat?

“Dat weet ik niet. Daar dacht ik eigenlijk nog niet over na.”

Omdat spitsen zich minder het collectief aantrekken, omdat ze gericht zijn op scoren, op de afwerking van het werk dat achter hen gebeurt?

“Dat zou best kunnen, maar het is fout te denken dat spitsen daarom egoïstisch zijn. Er zijn er natuurlijk wel zoals Preben Larsen destijds die zeggen: ‘We verloren met 5-1, maar ik maakte wel die ene goal.’ Alleen aan jezelf denken, is niet de juiste manier om voetbal te spelen.”

Zo’ n spits past niet bij Club Brugge?

“Neen. Cristiano Ronaldo is een fantastische voetballer en een belangrijke speler, maar wat hij doet, doet hij voor zichzelf en niet voor de ploeg. Hij is geen spits voor Club Brugge, hij mag hoogstens eens komen kijken.” ( lacht)

Wat leerde je ondertussen over jezelf?

“Ik wist dat ik veel van voetbal hou, maar niet dat ik er zó veel van hou. Sinds mijn laatste echtscheiding besef ik meer dan ooit hoe belangrijk voetbal voor mij is. Het is bijna belangrijker dan mijn kinderen. Ik bedoel: zij hebben mij niet altijd nodig, maar ik heb wel het voetbal nodig om te kunnen leven. Een van mijn dromen was om ooit voor Club Brugge te werken. Nu die is uitgekomen, is het aan mij om het daar waar te maken.”

Erwin Vandenbergh, jouw spitsbroeder bij Anderlecht destijds, zei onlangs in Sport/Voetbalmagazine dat het belangrijk is dat de hoofdtrainer zich niet bedreigd voelt en dat hij hoopt dat bij Club Brugge vooraf duidelijk is gesteld dat de spitsentrainer niet moet denken dat hij op een dag doorgeschoven zal worden. Werd dat uitgesproken, dat de kans onbestaande is dat bijvoorbeeld Henk Houwaart en Kenneth Brylle op een dag de leiding van de ploeg zullen overnemen?

“Er werd uitgesproken wat mijn duidelijk omlijnde taak is: ik ben aangetrokken als spitsentrainer en als scout en voor niks anders – en op dit moment zou ik ook niets anders willen. De club probeert de hoofdtrainer te omkaderen met professionele en loyale mensen en dan is het aan hem om daar gebruik van te maken.”

Waarom noemde je Manchester United daarnet jouw club?

“Dat dateert van toen ik klein was en ik elke zaterdag op de BBC naar Match of the day keek. George Best was mijn idool, een geweldige intuïtieve voetballer die op dezelfde dag verjaarde als ik. Maar wat mij sindsdien het meest charmeert aan Manchester United is de manier van werken: alles moet er gebeuren in het belang van de club. Toen Cristiano Ronaldo er speelde, was het niet ‘Ronaldo en de rest’ zoals bij Real Madrid. Ook hij was daar ‘een van het team’. Het is een beetje eigen aan de tijd om het individuele belang te benadrukken en daardoor lijkt de ene speler veel belangrijker dan de andere, maar zo wordt er een verkeerd beeld gecreëerd. Het allerbelangrijkste in voetbal is en blijft: je bent afhankelijk van anderen. Wie niet accepteert dat het collectief primeert op het individu, gaat beter golf of tennis spelen.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN DANNY GYS (RE PORTERS)

“Het is belangrijk dat er af en toe ook een naam aangetrokken wordt, waar jonge spelers naar opkijken.””Het is de bedoeling dat iedereen bij Club zal tonen dat hij graag voetbalt, blij is dat hij deel uitmaakt van de club en ten koste van alles wil winnen.”

“Tegen Lokeren zag ik maar zes spelers het publiek bedanken. Dat kan niet. Dan toon je dat je geen team bent en geen teamspirit bezit.”

“Was ik een beetje meer een smeerlap geweest, dan had ik nog veel meer bereikt.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content