Zuchten de wijken rondom Bergen nog onder het steenkoolverleden, de stad zelf straalt van elegante burgerlijkheid. En de voetbalclub ? De voetbalclub zoekt een ziel. Een reden van bestaan zelfs.

Sta je op de Grand Place de Mons en draai je om je as, zie je achter de geklasseerde historische gevels behalve het stadhuis en het Théatre Royal de blik ook voorbij la Cervoise, Chi-Chi’s, l’Exception, La Petite Provence, l’Excelsior, le Copenhagen, le Ropieur, le Saint-Germain, l’Espace-Temps, la Palma d’Oro, le Royal, la Maison des Brasseries, Point Bar, la Terrasse, le Café de Paris, No Maison en Da Tony schuiven. Want in het hart van Bergen omhelst de horeca het historisch erfgoed gretig.

Tegen de gevel van het stadhuis zit een ijzeren aapje, als gegoten, met de linkerhand, als was het beschaamd, naar het hoofd gebracht. Een ring onderaan herinnert nog aan het middeleeuws gebruik om er schurken vast te binden en te laten beschimpen ; nu geldt het als geluksbrenger voor wie zijn hand over het al gladgewreven hoofdje laat gaan.

Aan dergelijke curiosa is in Mons net als aan historische gebouwen en monumenten geen gebrek. Zo is er ook hun Doudou, een hele dag van festiviteiten en optochten met als hoogtepunt een evocatie van Saint-Georges die een draak verslaat. Het evenement werd door de Unesco tot cultureel erfgoed verheven.

“Mons verdient bezocht te worden, weet je. Als ik naar Gent en Brugge, mooie steden, ga, ben ik toch ook altijd blij dat ik terug kan naar Mons”, grijnst Geo Van Pyperzeele. “Maar Mons heeft altijd al meer culturele dan sportieve ambitie gehad”, zegt hij en in 2012 zal de stad dat nog eens onderstrepen door zich een jaar lang culturele hoofdstad van Europa te mogen noemen. “Mons, de voetbalclub, heeft bovendien nooit grote goesting gehad.”

Het maakt dat de club wel eens getalenteerde spelers mis liep, zoals Frédéric Herpoel, die in de streek woonde. “Ik herinner mij dat ik hem zag keepen als miniem bij Havré en hem naar hier wou halen. Maar hij zei : ik wil niet in rood en wit spelen, het moet paars en wit zijn, zoals Havré en Anderlecht. Hij was elf jaar en al een persoonlijkheid ( grijnst).”

Een dertigtal jaar, schat Van Pyperzeele, bleven ze tevreden met wat ze hadden. “Professioneel voetbal was ons vreemd omdat de infrastructuur niet volgde. Toen we van derde naar tweede gingen, werd ik daarom ’s anderendaags als trainer door de burgemeester ontvangen op het stadhuis met de woorden : Géo, quelle catastrophe ! ( lacht). De ambitie is pas de laatste vijf jaar gekomen.”

Verantwoordelijkheid

Niet alleen was Geo Van Pyperzeele speler en trainer van de ploeg, hij mag zich ook eigenaar van twee etablissementen, le Royal en le Copenhagen, op de Grand Place noemen, is directeur van een provinciaal centre sportif waarin kinderen gratis met sport kunnen kennismaken en is tevens vicevoorzitter van RAEC Mons. Een adviserende functie, die laatste, een restant van zijn passage bij de club als technisch directeur. Een periode die niet als de meest stabiele in de clubannalen staat. Met Sergio Brio, een gewezen Italiaanse topvoetballer van Juventus, dacht voorzitter Dominique Leone destijds een garantie voor succes in huis te hebben gehaald, maar het vertrouwen dat hij zijn trainer schonk, bracht de club te langen leste in de tweede klasse. Zonder tv-rechten. Met contracten van de eerste klasse.

Dat de club meteen weer kon promoveren, zoals Beveren het in 1996 als enige ploeg eerder was gelukt, zorgde voor een versterking van de positieve dynamiek doordat Elio Di Rupo, bezorgd om het negatieve imago dat van de club op de stad afstraalde, zich met het beleid inliet en het stadsbestuur de club een vernieuwd stadion en trainingsvelden beloofde. De ommekeer was ingezet. “Di Rupo liet zich ook bij de club betrekken om de jeugd in goede omstandigheden te kunnen laten voetballen, maar heeft ons vooral financiële verantwoordelijkheidszin gebracht”, zegt Van Pyperzeele. “Hij heeft ons de vijs leren aanschroeven. Die rigueur is belangrijk geweest voor de club. We zullen nooit Charleroi of Moeskroen zijn – dat willen we niet. Wij willen een stabiel imago en langzaam groeien, zoals Westerlo.”

Mons is de hoofdplaats van Henegouwen en kent, nu La Louvière is gezakt, in een straal van veertig kilometer geen andere eersteklassers. “Misschien dat de mensen van le centre nu naar onze wedstrijden komen als we tegen de topploegen spelen. In de streek is veel werkloosheid, dus financieel ligt het altijd moeilijk in Mons, maar we kunnen toch rekenen op een vaste kern van twee-, drieduizend supporters.”

Harley-Davidson

Aan het stadion Albert Tondreau, genoemd naar zijn stichter, een gegoede burger, is één deel van de tribune tweeënhalf jaar geleden al vernieuwd. In vier fasen – straks, in januari, wordt met de renovatie van het andere deel van de tribune begonnen – moet Mons een comfortabel stadion van vijftienduizend zitplaatsen krijgen.

Onder het in grijs en donkerrood nieuw opgetrokken gedeelte bevinden zich ook de ruime kantoren. In een ervan zit Jean-Paul Colonval. De voormalige voetballer stond in de ploeg van Standard die met Wilfried Van Moer kampioen werd, was in 1975 bij Charleroi ’s lands jongste trainer, trainde Rejkjavik in IJsland, lanceerde in Wallonië in 1986 een project om voetbal en studies te combineren, was adviseur bij Canal+ en is nu als technisch directeur een dragende factor in de club.

Doordat de club vorig seizoen pas laat zekerheid kreeg over de promotie naar eerste, is hij met de uitbouw van de kern nog niet klaar. “Voor mij zijn er minstens drie categorieën van spelers : spelers voor de clubs die zich aan tafel zetten en een cheque uitschrijven zoals Brugge, Anderlecht, Standard, Genk ; daaronder zijn er clubs die hetzelfde kunnen op kleinere schaal, zoals GBA, die Sterchele voor 757.000 euro kopen ; en ten slotte heb je clubs als wij, die geen geld hebben en slim moeten zijn en een ontdekking doen, afgeschreven spelers een tweede kans geven, jongeren laten groeien …”

Cédric Berthelin, de doelman-kapitein, gaf daarin vorig seizoen door een transfer naar Standard af te slaan een belangrijk signaal, zegt Colonval. “Dat geeft vertrouwen aan een groep en stelde ons in staat andere spelers aan te trekken. Daarin zo weinig mogelijk fouten maken en hard werken is wat wij, zoals Zulte Waregem het ons voordeed, voor ogen houden.”

Daar waakt ook de voorzitter over. Vanochtend is hij, Dominique Leone, geland na een vlucht vanuit Las Vegas. De voorzitter van Mons vergaarde met zijn industrieel afval verwerkende bedrijven in België en Frankrijk een miljardenfortuin en mag graag met vrouw en vrienden op de Harley-Davidson door Amerika cruisend van zijn vakantie genieten.

Straks zal hij met Jean-Paul Colonval, de technisch directeur, en Alain Lommers, de commercieel directeur, de stand van zaken doornemen. Sinds het debacle met Sergio Brio als trainer laat de voorzitter het dagelijks beleid, ook al is het professioneler gestructureerd, geen seconde meer los. Zijn vertrouwen geeft de voorzitter niemand meer zonder het te controleren.

“De club”, zegt Colonval, “heeft dankzij de voorzitter geen euro schulden omdat hij op het eind van elk seizoen een cheque schrijft om het tekort bij te passen. Dat houdt in zekere zin ook gevaar in : als hij er geen zin meer in heeft, is het gedaan. Zonder hem zouden we in eerste provinciale moeten gaan spelen.”

Daar zal de aanwezigheid van Elio Di Rupo niks aan verhelpen. Zijn betrokkenheid bij de club beperkt zich voortaan hoofdzakelijk tot een bezoek aan thuiswedstrijden. “Maar in Vlaanderen”, geeft Colonval aan, “bestaat bij veel mensen nog altijd de idee dat wij als club met Elio Di Rupo geassocieerd zijn, maar dat is een grote fout. Hij is hier alleen erevoorzitter en heeft verder geen rechten.”

Beledigd worden

RAEC Mons, Royal Albert Elisabeth Club, bij de oprichting genoemd naar het toenmalig vorstenpaar, mag zich graag spiegelen in zijn koninklijke naam. Enige ijdelheid is de Montois, tot afgrijzen van wie in de belendende gemeenten woont, namelijk niet vreemd. “De Montois”, zegt Jean-Paul Colonval, “is een bourgeois. Je hebt hier Mons, de stad met zijn Montois, en de Borinage, de streek errond met zijn Borains. Als je aan een Montois zegt dat hij Borain is, voelt hij zich beledigd ; zeg je tegen een Borain dat hij Montois is, dan is hij ook beledigd. De Montois is vóór de club en de Borains bijgevolg ertegen. Als de Franc-Borains, die nu in de derde klasse spelen, naar de eerste klasse zouden komen, zouden ze wat toeschouwersaantallen betreft dan ook veel succes kennen.”

Dat door de promotie van Mons het niveauverschil tussen beide clubs weer twee klassen bedraagt, laat vermoeden dat Mons meer publiek uit de buitenwijken zou kunnen halen, maar niets is minder waar. Toen RAEC wegens de verbouwingen in de voorbereiding een oefenwedstrijd speelde in het stadion van Franc-Borains, kwam daar nauwelijks een thuissupporter op af en de Montois loopt als bourgeois ook al niet wild van de sport.

“Een deel van de Montois”, zegt Colonval, “is bovendien gedegouteerd geraakt door wat hier de voorbije jaren is gebeurd. Tweeduizend toeschouwers, dat is te weinig voor een stad met honderdduizend inwoners. Het stadion ligt nochtans in de stad. Ze kunnen bij wijze van spreken te voet komen kijken. Mons is zijn ziel verloren en moet zichzelf een nieuwe identiteit geven. Dat kan alleen door een stabiel beleid en een serieus imago.”

Daaraan werkt het sinds vorig seizoen onder leiding van José Riga. Die was tussen 2003 en 2005 assistent-trainer bij Standard, maar bleek toen Colonval hem naar Mons haalde een grote onbekende voor het publiek. José wie ? Mons’ beste transfer noemde Van Pyperzeele hem, iemand die communicatief sterk is en daardoor van een losse verzameling een groep kan maken. “Hij heeft”, legt Colonval uit, “bovendien wat geen enkele andere trainer in België kan zeggen : de garantie dat hij op de dag dat hij geen trainer meer is, meteen weer als projectmanager bij AXA aan de slag kan. Dat ze hem daar voor onbepaalde tijd verlof gaven en graag terugwillen, zegt veel over zijn menselijke kwaliteiten.”

Terwijl de regen druilerig neerdaalt, traint José Riga buiten ondertussen zijn spelers. Aan het hek kijkt een handvol supporters hoe hij ze zonder pardon over de piekfijne grasmat heen en weer jaagt. Niemand zegt een woord.

RAOUL DE GROOTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content