Jenson Button is de minste van de vijf.

Jenson Button was na de GP van Japan een hoopje ellende. Omdat de Brit een intelligente jongen is, slaagde hij erin om het allemaal perfect samen te vatten in één zinnetje. “Ik besef dat ik al het hele seizoen net iets trager ben dan mijn teamgenoot.” Dat wisten we natuurlijk ook al wel.

Vooral in de kwalificaties laat de regerende wereldkampioen zich steevast kloppen door Lewis Hamilton, in wat per definitie dezelfde auto is. Alles goed en wel beschouwd mogen we met grote zekerheid stellen dat Button het ook al langer wist. Anders had hij vorige zondag in Suzuka nooit die gok gewaagd. Button overtuigde zijn ingenieurs, overigens met veel moeite, om aan de race te beginnen met harde banden. Achterliggend idee: dan zou hij heel lang op de piste kunnen blijven, alvast veel langer dan zijn tegenstander, om pas in het slot van de race om zachte banden te gaan. In de F1 geldt immers de verplichting om beide bandentypes minstens elk een keertje te gebruiken in de race. Even cijferen leerde al snel dat Button, zodra hij aan de leiding kwam, nooit voldoende voorsprong zou kunnen opbouwen om na zijn late pitstop die leiding vast te houden. Temeer omdat hij met harde banden moest kwalificeren, en dus niet vooraan zou staan. Zo geschiedde: hij toerde in de beginfase als vijfde en lag na zijn bandenwissel opnieuw vijfde.

De bandengok van Button was dan ook een wanhoopspoging. De regerende wereldkampioen beseft maar al te goed wat WK-leider Mark Webber vorige vrijdag kurkdroog stelde toen een collega hem vroeg om zijn titelkansen in te schatten. “We zijn met vijf die races kunnen winnen”, verklaarde hij. “Ik bedoel: met vier die kunnen winnen in normale omstandigheden, en eentje die kan winnen als het regent.”

Die stelling klopt als een bus. Tenminste, als Webber doelde op Jenson Button. De Brit won zowel in Melbourne als in China omdat hij de juiste tactische keuzes maakte in een race waarvan ritme en verloop door regen werden bepaald. In alle andere races kreeg hij nooit voldoende snelheid in zijn McLaren om het verschil te maken. Niet in Turkije, waar hij een trager rijdende Hamilton even kon inhalen omdat die bewust benzine spaarde maar meteen weer op zijn nummer werd gezet. Ook niet in Monza, omdat Alonso maar twee ronden nodig had om tijdens het spel van de pitstops het verschil te maken.

Het seizoen is ondertussen zestien races ver. Ooit waren er wereldkampioenschappen die uit minder koersen bestonden. Waarmee we bedoelen: tijd om zich aan zijn nieuwe omgeving aan te passen, had Button voldoende. Een excuus om mee te verklaren waarom Hamilton steevast sneller is, is er dus niet meer. Misschien is Jenson Button dan ook helemaal geen topper, maar gewoon een goede coureur, zoals we vorig seizoen al vermoedden toen hij na zes overwinningen met een zeer superieure auto wegdeemsterde en zich nog moest reppen om een niet te missen wereldtitel binnen te halen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content