Sponsor CSC houdt ermee op.

In het wielrennen kan het snel gaan. De grootste drie ploegen van 2007 – Dis-covery Channel, T-Mobile en CSC – bestaan binnenkort allen alleen nog in de herinnering. En ook bij het Deense team CSC is dat toch wel een verrassing te noemen. Sinds het ontstaan van de ProTour in 2005 staken de succesvolle Denen steeds de eindzege in de ploegrangschikking op zak. Niets wees erop dat de Amerikaanse Computer Sciences Corporation de samenwerking zou beëindigen. Bij de beslissing werd weinig commentaar gegeven, behalve dan dat men manager Bjarne Riis veel geluk wenst bij het vinden van een nieuwe geldschieter.

Het wieleravontuur van sponsor CSC begon in 2001, bij het toenmalige CSC-Tiscali, dat een ploeg bouwde rond ex-sprinter Laurent Jalabert. In de nadagen van zijn carrière ontdekte de Fransman onverwacht zijn klimmersbenen: het werk van meester-motivator Riis en zijn beruchte rechterhand B.S. Christiansen. Deze voormalige para zag dat er in het peloton nog veel werk was qua mental coaching. Hij introduceerde de legendarische CSC-trainingskampen, een soort overtreffende trap van teambuildingsessies. Christiansen liet verwende profs van kliffen duiken of onvoorbereid een crosscountrytocht door de sneeuw maken. Geloof in eigen kunnen, wilskracht en teamgeest werden voortaan sleutelwoorden bij CSC.

De afzwaaiende Jalabert werd vervangen door een andere karakterman. Tyler Hamilton zou de geschiedenisboeken ingaan met een heroïsche vierde plaats in de Tour van 2003. De Amerikaan reed vanaf rit één met een verbrijzeld sleutelbeen. Het leverde hem de bijnaam King of Pain op. CSC werkte ondertussen naarstig aan de toekomst. Al in het tijdperk Hamilton zaten de toekomstige kapiteins Carlos Sastre en Fränk Schleck in de wachtkamer. Beiden waren laatbloeiers, beiden waren elders afgeserveerd. Riis zag hun talent en liet hen langzaam rijpen. Het leverde hem onvoor- waardelijke trouw op én de reputatie dat hij gevallen talenten weer naar de top kan brengen. Zo doe je koopjes op de transfermarkt: David Zabriskie, Karsten Kroon, Alexandr Kolobnev en recentelijk Brad McGee zijn andere voorbeelden van deze tactiek.

Hamilton vertrok eind 2003 naar het Zwitserse Phonak, wat budgetruimte vrijmaakte voor de komst van Ivan Basso. De supergetalenteerde maar onzelfverzekerde Italiaan ontplooide zich onder Riis tot een meesterklimmer. Hij haalde podiumplaatsen in de Tour de France en was lange tijd de enige die Lance Armstrong pijn kon doen. Hoogtepunt was zijn Girowinst in 2006, die hij fabuleus domineerde. De tweede in de stand eindigde op meer dan negen minuten. De verdachtmakingen waren toen al niet van de lucht. Even later zou Operación Puerto Basso de Tour en zijn plaats in het team kosten.

Qua resultaten voelde Riis het nauwelijks. Hij had CSC daarvoor al in de breedte versterkt, met toppers als Bobby Julich, Jens Voigt en Jörg Jaksche. Het gaf hem een tactisch voordeel tegenover de concurrentie. De ploeg beschikte in iedere koers over meerdere renners die de mogelijkheid hebben om te winnen. Vanaf 2006 besloot Riis een aanval te wagen op de kasseiklassiekers, voordien een witte vlek in het palmares van de ploeg. Hij haalde Fabian Cancellara en Stuart O’Grady. Twee dure toptransfers, maar ze rendeerden wel.

door Jef Van Baelen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content