December was de maand van Elimane Coulibaly. Tot verbazing van velen schopte hij het toen in korte tijd nog van invaller tot productiefste aanvaller van AA Gent. ‘Ik ben iemand … j’ai la foi’, zegt hij. ‘Ik geloof, ik twijfel niet. Dat is mijn grote kracht.’

Hij beleefde een hels eindejaar. “Tijdens de jaarwisseling”, zegt hij, “lag ik kort na middernacht al te snurken.” Lang leek Elimane Coulibaly (29) niet op zijn plaats bij AA Gent, maar in december raakte hij eindelijk in de ploeg en deed hij waartoe weinigen hem in staat achtten: hij scoorde tegen Anderlecht, deed dat twee keer tegen KV Mechelen en tegen SV Roeselare maakte hij zelfs een hattrick. Het is niet de eerste straffe stoot van de Senegalees.

Op zoek naar een beter leven verliet hij in 1999 Dakar en belandde via kennissen in Gent. Aanvankelijk deed hij er allerlei interimjobs en voetbalde hij bij de invallers van de toenmalige Oost-Vlaamse eersteprovincialer FC Oostakker. Via KV Oostakker en VK Ninove kreeg hij zes jaar na zijn aankomst in België een kans bij tweedeklasser SK Deinze en vorig seizoen debuteerde hij met KV Kortrijk in de eerste klasse met elf doelpunten in de competitie en vier in de beker. Momenteel is hij topschutter van de ambitieuze nummer drie van de Jupiler Pro League.

“Ik was kapot op oudejaarsavond”, vertelt hij. “Als je maandenlang amper wedstrijden speelt en er dan plots vier op twee weken moet verwerken, snakt je lichaam naar recuperatie. Het was moeilijk om negentig minuten op hetzelfde ritme te blijven presteren. Op het einde voelde ik de vermoeidheid meer dan anderen.

“Uiteindelijk is dit ook nog maar mijn tweede seizoen op echt professioneel niveau. Bovendien is er een groot verschil tussen KV Kortrijk en AA Gent. Als je fysiek en mentaal niet sterk bent, kun je niet overleven in deze groep met karakters die zich altijd à fond geven. Het merendeel van de spelers zie je hier ook voor en na de training aan hun lichaam werken. Dat is nieuw voor mij. Het is zwaar, maar er rest mij geen keuze: ik móét het doen.”

Is dat een van de redenen waarom je tot dusver zo weinig in de basis stond?

“Helemaal niet. Het was geen kwestie van werken. Ik ben hier aangekomen met een patellapeesblessure die nog niet helemaal geheeld was, en deed toch meteen met de groep mee. Bovendien kreeg ik een zware tackle op mijn wreef, die mij heel veel last bezorgde. Toen tegen Moeskroen de opportuniteit zich aanbood om te spelen, liet ik een inspuiting zetten om per se toch te kunnen meedoen, maar dat draaide totaal verkeerd uit. Na tien minuten al incasseerde ik een trap op dezelfde plaats en op het einde van de wedstrijd kon ik bijna niet meer lopen.

“Ik wou mij té graag tonen. Het gebeurde in een periode dat alles en iedereen zich een beetje tegen mij aan het keren was. De spelers, de concurrentie, álles. Ik gaf niet op. Ik wist dat op een dag hoe dan ook mijn kans zou komen, maar ik forceerde ze op een moment dat ik er nog niet klaar voor was.”

In welke mentale staat ben je bij AA Gent aangekomen?

“Goedgelovig. Maar van bij het begin zag ik dat het voor mij extra moeilijk zou worden. Als je na heel positieve gesprekken een contract van drie jaar tekent bij AA Gent, een topclub uit je eigen stad, ben je door het dolle heen en supergemotiveerd, maar eens je aan de voorbereiding begint en ziet wat er gebeurt, denk je: wauw, het wordt harder dan verwacht.”

Waarom?

“Laat ons zeggen dat ik niet de eerste aanvaller was, niet de tweede en ook niet de derde. Ik was niet topfit, technisch niet de sterkste en evenmin de snelste. Dat speelt in het begin allemaal mee in de hoofden. Zelfs tijdens onderlinge wedstrijden op training kreeg ik soms het gevoel dat ik maar goed genoeg was om de hoop te vullen. Het was afzien, maar ik zweeg en werkte hard. Ik zei altijd: ‘Als ik er fysiek helemaal klaar voor ben, zal ik spelen.’ Zo is het uiteindelijk ook gegaan.”

Waarom was je daar zo van overtuigd?

“Ik ben iemand … j’ ai la foi. Ik geloof, ik twijfel niet. Dat is mijn grote kracht. Bij de meeste van mijn beslissingen waren er altijd mensen die mij aanraadden een andere keuze te maken. Maar iedereen heeft zijn eigen, persoonlijke legende en als je niet durft in het leven, raak je nergens.”

Om te wenen

Waarom weiger je soms interviews?

“Niet elke journalist is altijd even fatsoenlijk toch? Sommigen geven de ene speler meer krediet dan de andere en denken dat ze eender wat over je kunnen zeggen. Dat speelt allemaal mee als ik soms besluit dat het beter is dat ik in mijn hoekje blijf en mijn mond houd. Na de wedstrijd ben ik doorgaans niet zo rustig en doordacht als nu. Het is ook niet omdat ik scoor dat ik tevreden ben, ik verkies goed te spelen boven doelpunten te maken. Ik begrijp dat de pers te woord staan, deel uitmaakt van mijn job, maar als ik voel dat het niet het moment is, weet ik van mezelf dat ik het dan beter niet doe. Liever de dag erna spontaan en met genoegen een interview te geven dan het te forceren om iemand anders te plezieren en daardoor misschien dingen te zeggen die niet juist zijn. Ik moet toch een beetje opletten dat het imago en die verhalen van in de tijd dat ik in provinciale voetbalde mij niet blijven achtervolgen, hè.” ( lacht)

‘Trop chaud’, een heethoofd?

“Ja. Ik ben bijna dertig en weet niet of ik nog helemaal kan veranderen, maar ik probeer in elk geval van mijn fouten te leren en alles wat beter te kanaliseren.

“De grootste klik is gekomen bij Deinze. Ik zette toen de stap van eerste provinciale naar een tweedeklasser en begon meer dan voorheen op het voetbal te focussen, maar scheurde al snel een patellapees. Dokter Mylle vreesde dat ik nooit meer normaal zou kunnen stappen. Ik dacht dat het voorbij was. Ik woonde alleen en zat aan de grond. Om te wenen ben ik te trots, maar inwendig gebeurden toen dingen die mij veranderden. Ik voelde mij door iedereen verlaten, in het begin kon ik amper mijn bed uit om naar het toilet te gaan en ik vroeg mij dikwijls af waarvan ik op het einde van de maand zou leven. Dat zijn periodes die je nooit meer vergeet.

“Ik ben een eenzaat, maar dat is een manier om mij te beschermen. Dat leerde ik te doen doordat ik al zo vaak gekwetst ben geweest. Ik kende momenten dat ik zelfs niet meer wist wie ik was. Ik verloor toen het contact met de bron en was van niets of niemand meer bang. Dat is heel gevaarlijk. Dankzij het voetbal leef ik nog. Als je je dan weet te redden uit uitzichtloze situaties, put je daar heel veel energie uit om nog harder te werken en sterker terug te keren dan voorheen. Aan de basis daarvan lag altijd een positieve bezieling: de wil om te slagen.”

Ben je in levensgevaar geweest?

“Soms.”

Tijdens ruzies en vechtpartijen?

“Door van alles. Met de auto ook, en met de moto. Ik overdreef graag een beetje. Als je het gevoel krijgt dat je uitgesloten wordt, begint dat in je hoofd te spelen en doe je soms gekke dingen. Telkens iemand ‘neen’ zegt, denk je: is het door mijn huidskleur? Zonder het voetbal was ik nooit geslaagd in Europa. Ik werd almaar explosiever. Door te beginnen voetballen, kwam ik in contact met blanken die van mij bleken te houden zoals ik was. Een beetje vriendelijkheid kan veel veranderen voor een mens.”

Je blijft heel gevoelig voor racistische opmerkingen.

“Meer dan ooit zelfs. Ik kan het wel al iets meer relativeren dan in provinciale, toen ik jonger en veel impulsiever was, maar ik kan het nog altijd niet laten passeren en ik vind ook dat ik dat niet mág doen. Als ik het tijdens de wedstrijd tegen de scheidsrechter ga zeggen en het achteraf in de media breng, is het ook omdat ik hoop dat het kan helpen om het te stoppen. Bepaalde spelers wanen zich beschermd door de arbitrage en de media en denken dat ze zich alles kunnen permitteren, zeker tegenover ‘Coulibaly van provinciale’, hè. Racisme is niet iets om grapjes over te maken. Wie de geschiedenis kent, is zich daarvan bewust. Het gaat veel dieper en het raakt veel meer mensen dan wordt gedacht. Ik vind het de taak van grote spelers om ook op dat vlak het goede voorbeeld te zijn.”

Om te lachen

Vrijdag is het AA Gent-KV Kortrijk.

“Dat is een heel speciale wedstrijd voor mij, want ik ben KV Kortrijk ontzettend dankbaar. Het gaf mij vorig seizoen de kans om mee te trainen en mij te tonen in de eerste klasse op een moment dat niemand nog in mij geloofde. Ik hou geweldig veel van die club en de mensen daar. Als ik problemen kende, waren spelers, trainers, bestuurders en supporters er altijd voor mij. Telkens als ik kan, ga ik kijken. Met Nieuwjaar belde ik Hein Vanhaezebrouck, maar ik kon hem niet bereiken. Hopelijk vindt hij snel een nieuwe ploeg, want hij is een uitstekende trainer. Het gebeurde dat we als kat en hond waren, maar soms zie je pas de werkelijke waarde van iemand als hij er niet meer is. Hij deed alles wat hij kon om het beste in mij naar boven te halen, verbeterde mijn balaanname en mijn positiespel en bezorgde mij altijd het gevoel dat hij mij respecteerde. Ook Yves Vanderhaeghe vergeet ik niet. Vanaf de eerste training gaf hij mij steun en raad, wees hij mij op zaken die ik op dat moment misschien niet in mezelf zag en hielp mij zo mee op de goede weg. Dat zijn dingen die in je hoofd blijven hangen.”

Bij KV Kortrijk voetbalde je anders. Je werd er veel meer in het spel betrokken dan bij AA Gent.

“Het verschil in spelwijze, in spelsysteem en in type spelers rond mij is heel groot. Bij Kortrijk kon ik inderdaad veel meer meevoetballen. Dat kwam ook door de 3-4-3-veldbezetting: centraal op het middenveld deden we het met twee man voor de verdediging en zonder offensieve middenvelder. In die ruimte kwamen afwisselend de diepe spits, ikzelf dus, en de twee flankaanvallers. Zo werd mijn sterkste punt optimaal benut: de bal vragen en bijhouden. Hier wordt er van mij verwacht dat ik de diepte inga. Iedereen weet dat het niet mijn kwaliteit is en zelf ben ik ook nog niet overtuigd dat het de manier is waarop ik het team het meest kan bijbrengen, maar ik probeer te doen wat gevraagd wordt. Ik pas mij aan. Ik weet ook dat een wedstrijdverloop zich niet laat voorspellen en dat je flexibel moet kunnen reageren op wat er op het moment zelf gebeurt, maar zeker in de thuismatch tegen KV Mechelen kreeg ik het gevoel dat ik op mijn zwakke punt aan het spelen was.”

Ben je ongelukkig?

“Ik ben niet tevreden omdat ik tot nu toe te weinig in de basis stond, maar in december nam ik een goede start om vooruitgang te kunnen maken. Ik ben trots dat ik voor deze club mag voetballen en blij dat ik uiteindelijk toch iets voor de ploeg kan betekenen.”

Wat brengt de toekomst?

“Dit is een groep met hongerige spelers. Het talent en ook het temperament zijn aanwezig om nog beter te doen. In de onderlinge confrontaties met Anderlecht en Club Brugge is gebleken dat we hun niveau aankunnen. Aan ons om dat te laten zien in de resterende acht duels voor de play-offs. Daarna is alles mogelijk. Misschien droom ik, maar de dag dat ik niet meer mag geloven dat we elke wedstrijd kunnen winnen, laten ze mij beter thuis.”

Ben je jezelf niet aan het verbazen?

“Neen. Niemand verwachtte mij op dit niveau, maar ik ben niet verrast. Oké, er is een moment dat je begint te beseffen dat wat je allemaal al realiseerde prachtig is, maar ik wist dat ik daartoe in staat was. Ik vertelde dit nooit eerder, maar in de tijd dat ik bij eersteprovincialer Ninove voetbalde, ben ik eens met een vriend naar Anderlecht tegen La Louvière gaan kijken. Het was die wedstrijd waarin bij een trap op doel van Walter Baseggio de bal ontplofte. ‘Hier kan ik ook meedoen’, liet ik mij toen ontvallen. Ik zei het om te lachen en er werd ook om gelachen, maar ik geloofde het.”

door christian vandenabeele beelden: jelle vermeersch

Ik ben een eenzaat, maar dat is een manier om mij te beschermen. Ik leerde dat te doen doordat ik al zo vaak gekwetst ben geweest.

Ik kende momenten dat ik niet meer wist wie ik was.

Niemand verwachtte mij op dit niveau, maar ik ben niet verrast.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content