Kroaat, geboren op 19 september 1978 in Rijeka. 1,92 meter – 82 kg. Profiel: de rustige.

D ario Smoje: “Omdat ik een van de ouderen ben en hier al een tijdje speel, stond ik voor het seizoen op de lijst met Dominic ( Foley, nvdr) en Djordje ( Svetlicic, nvdr) om kapitein te worden, maar ik raakte geblesseerd. Ik heb niet de ambitie om de leider te zijn. Het is de groep die je tot leider maakt, niet jijzelf. Ik heb wel ervaring, natuurlijk. Mijn eerste wedstrijd met AC Milan herinner ik mij nog. Ik zag in de kleedkamer mijn naam op het bord staan en ik mocht het veld op met Maldini en Costacurta naast me. Maar er was geen druk: ik was pas achttien en niemand verwachtte veel van mij. Het is ginder niet gelukt, maar ik ben gelukkig met wat ik nu bereikt heb. Ook al heb ik door mijn blessure ( in de halve finale van de beker tegen Club Brugge begin mei vorig jaar, nvdr) een transfer misgelopen.

“Ik had in de eerste helft een contact gehad met Ishiaku, denk ik. Maar er gebeurde niks. Tot ik in de tweede helft op de grond lag en de pijn voelde. Mijn eerste gedachte was: wie heeft mij hier van achteren aangetrapt? Zo voelde het. Dus ik keek in het rond. Maar er was niemand in mijn buurt. Toen ik met de dokter in de kleedkamer kwam, realiseerde ik mij dat het ernstig was. Mijn achillespees was volledig afgescheurd. De dokter voelde aan mijn enkel en de pees was weg, zei hij. Hij voelde niks. Het was erger dan bij Sandy Martens, die dezelfde blessure had. Maar mijn geluk was dat ik twee uur nadat ze afscheurde al geopereerd werd. Mijn litteken is veel kleiner daardoor.

“De pees is nu dubbel en dus veel sterker dan voorheen, maar je realiseert je ineens dat je je als voetballer heel zorgvuldig moet voorbereiden op de wedstrijden én de trainingen. Soms doe je niet genoeg om dingen te voorkomen. Je moet je opwarming verzorgen. Een halfuur voor de training begint, begin ik te stretchen en mijn spieren te versterken. Vroeger zat ik vaak in de gym, maar stretchen en opwarmen deed ik niet zo gefocust. Je moet 100 procent professional zijn. Misschien was ik daar vroeger in zekere zin te nonchalant in.

“Dat ik nonchalant ben, zeggen ze ook over mijn speelstijl. Maar rustig zijn aan de bal is altijd mijn stijl geweest. Sommigen vinden het een minpunt; anderen een pluspunt. Hangt ervan af wat er met de bal gebeurt ( grijnst). Het woord dat ze daaraan geven, heb ik nooit begrepen. Doe je iets goed, zeggen ze dat je het heel nonchalant deed. Doe je iets verkeerd en verlies je de bal, zeggen ze ook dat je nonchalant was. Dus ik weet niet wat ze daar nu eigenlijk mee bedoelen. Maar oké, ik ben niet van het panikerende type, laat ons zeggen. Die stijl heb ik al sinds ik klein was. Ik heb een redelijke techniek: ik vecht niet met de bal. Ik weet ook dat ik niet de snelste verdediger ben, maar ik laat mij niet voorbijlopen: snelheid zit in je hoofd. Soms is het belangrijker het spel te lezen dan te lopen. Weten wanneer je moet beginnen te lopen, is ook belangrijk.

“Naast het voetbal ben ik ook easy going. Ik heb geen last van stress, móet niet dit of dat doen. Ik zie dat als mijn sterke punt. Ik kom van Rijeka, aan de kust, weet je, en het ligt niet ver van Italië. Hier ga ik wel eens naar Knokke. Alleen is er altijd veel wind en is de zee niet zoals in Kroatië ( lacht).” S

door raoul de groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content