Erivelton Da Silva is negentien en begint volgend seizoen aan zijn derde jaar in tweede klasse. Dat hij nog op zo’n hoog niveau speelt is op zich al een mirakel. Op zijn twaalfde overwon hij leukemie en een beroerte.

Mirakel’ is een groot woord, en toch is het dat wat Erivelton heeft meegemaakt. “Dat ik hier nog ben, is al ongelooflijk”, zegt de negentienjarige aanvaller. Volgend jaar speelt hij voor Dessel Sport, waar hij een contract voor twee jaar ondertekende. “Ik scoorde tegen hen met Racing Mechelen. Toen Racing op het faillissement afstevende, ging ik naar de club waartegen ik me had laten opmerken. Men garandeerde me dat extrasportief alles in orde zou komen.”

Eriveltons droom is bescheidener dan die van vele jongeren van zijn leeftijd. Hij mikt niet op Real Madrid of Manchester United, maar hoopt gewoon om ooit door te breken in de Belgische eerste klasse. Op zijn achttiende speelde hij al een aantal matchen met STVV. “Er waren er die zeiden dat ik de bank warm zou houden in Sint-Truiden, maar wie mijn geschiedenis kent, weet dat mijn sterke wil me altijd vooruit zal drijven. Al wat in de toekomst nog volgt, is een bonus.”

Achttien uur slapen

Zijn vader Edson en zijn oom Edmilson speelden in de jaren negentig in de Belgische eerste klasse. Edmilson voetbalde voor Seraing en STVV, Edson voor Seraing. Zo kreeg de jonge Erivelton het voetbal met een sausje do Brasil al van kleins af met de paplepel ingegeven. “Ik ging overal met mijn pa mee. Toen ik zelf debuteerde, speelde hij nog in eerste provinciale. Ik was amper vier en dus eigenlijk nog veel te jong, maar mijn pa was er jeugdtrainer en ik was al zo groot als de andere jongens van mijn ploeg…”

Pas wanneer hij bij Dessel terechtkomt, speelt hij eindelijk met jongens van zijn leeftijd en niet langer een leeftijdscategorie hoger. Op dat ogenblik is hij elf. “Op technisch vlak hadden mijn ploegmaats een betere opleiding genoten dan ik. We stonden dus min of meer quitte want ik was fysiek veel sterker. Om die reden trok ik ook de aandacht van enkele eersteklassers.”

Hij slaagt in een eerste test op Sclessin, maar trekt toch naar Anderlecht om te zien of het gras daar niet groener is. “Die test op Anderlecht veranderde mijn leven. Na de eerste trainingssessie kon ik niet meer. Ik was helemaal op, terwijl er nog twee sessies afgewerkt moesten worden. Ik liep zelfs ei zo na een spierscheur op. Dat was niet normaal voor een gezonde jongen van twaalf. Anderlecht stelde zelfs vragen over mijn leeftijd. Mijn vader snapte het niet, de terugrit was een ramp. Hij schold me de huid vol en mijn moeder deed er nog een schepje bovenop. Ik wou alleen maar slapen in de auto en mijn pa riep maar dat hij op mijn leeftijd in Brazilië ’s ochtends vroeg opstond om fruit te gaan plukken. Nu kan ik daar om lachen, maar ik speelde toen echt geen komedie.”

Uiteindelijk gaat Erivelton om acht uur slapen om… achttien uur later wakker te worden. Edson stormt de kamer binnen van zijn zoon, schudt hem dooreen en herinnert hem opnieuw aan zijn eigen jeugd. “Maar ik was amper uit bed of ik viel opnieuw om van de slaap. Mijn klieren waren al van de avond ervoor opgezwollen en de reactie van mijn pa hielp niet echt… (lacht) Mijn ma zei uiteindelijk dat ze me niet herkende en dat we misschien toch eens naar de spoedafdeling moesten. De artsen keken me vreemd aan en namen een heleboel bloedstalen af. Ik probeerde opgewekt te blijven, maar toen ze mijn ouders riepen om het resultaat mee te delen, veranderde dat snel. Ik had leukemie. Een ziekte waarvan ik maar één ding wist: een klasgenootje was eraan gestorven. Ik was bang en heb een hele tijd gehuild. Enkele vrienden waren mee naar de spoedafdeling gekomen en een van hen vroeg of ik nog zou kunnen voetballen. De arts zei dat ik er nog hooguit een hobby van zou kunnen maken, geen beroep. Maar ik wou vechten voor mijn droom. Ik heb onlangs de psychologische rapporten van toen onder ogen gekregen en daar stond al in dat ik een sterke sportmentaliteit had.”

Bezoek van Witsel

De kansen op genezing zijn groot en stellen de kleine Erivelton gerust. Hij moet wel chemotherapie volgen. “Vanaf de eerste kuur gebeurden er rare dingen. Ik moest alles weer afscheiden in verschillende fases, maar bij de eerste kuur ging alles er ineens door. Dat veroorzaakte een nierblokkering waar ik enorm van afgezien heb. De dokters hadden zoiets nog nooit gezien.”

Niettemin is Erivelton maandenlang het zonnetje in de kliniek. Zijn goed humeur (waardoor hij naar eigen zeggen sneller geneest) straalt af op de artsen, die hem zo goed mogelijk proberen te helpen. “Ik mocht twee tot drie keer per week op de hometrainer. Na tien minuten kon ik niet meer. De chemo is niet zo erg op het moment zelf, maar na de misselijkheid ben je doodmoe. De cortisone die je toegediend krijgt, moet je lichaam kunnen verwerken en dat is zwaar. In de loop van de behandeling mocht ik weer naar huis, maar ik moest een masker dragen wanneer er andere mensen in de buurt waren of wanneer ik naar buiten ging. De eerste keer dat ik het huis verliet, was toen mijn pa moest voetballen. Ik voelde me duizelig en toen ik een stap op het gras zette, gleed ik uit. Ik had de kracht niet om weer op te staan. Mijn pa had het niet gezien, maar hoorde me huilen. Dat opende zijn ogen, want de behandeling was ogenschijnlijk moeiteloos verlopen. Hij kreeg toen zelfs hartproblemen door de stress, hij sliep nog amper.”

Maar de zwaarste behandeling moet dan nog komen. Een chemokuur van vierentwintig uur. “Ik had nadien vier dagen nodig om alle giftige stoffen weer uit mijn lijf te krijgen.” Na drie van de vier geplande helse kuren gaat hij terug naar het ziekenhuis voor een bloedtest. “De verpleegster riep mij en mijn pa, maar ik kon amper opstaan en viel bijna omver. Mijn pa ving me op, ik voelde mijn linkerarm en linkerbeen niet meer. Ik beefde van schrik en de hele wachtzaal was in paniek. De dokters begrepen dat ik een beroerte had gekregen. Een MRI-scan wees uit dat er een ader in mijn hoofd verstopt was geraakt. ‘Snel, anders krijgt hij een hersenbloeding’, hoorde ik de dokters zeggen. Na een inspuiting met cortisone kreeg ik mijn gevoel terug, maar daarna herviel ik. De ader in kwestie was ontstoken. Het heeft twee dagen geduurd voor ik alle gevoel weer terug had. Ik weet nog dat ik grapjes vertelde tegen mijn pa, terwijl ik mijn arm niet meer voelde. Mijn ouders waren in shock. Ondanks de pijn nam ik me voor om opgewekt te blijven en terug te vechten. Axel Witsel kwam op een dag langs omdat men gezegd had dat ik zo van voetbal hield. Hij vertelde me dat, als ik mijn ziekte kon overwinnen, ik het als voetballer kon maken.”

Beledigd en vernederd

In totaal duurt de behandeling van de Braziliaanse Belg 700 dagen, maar hij geneest volledig. Nog één probleem zit in de weg van zijn voetbaldroom: zijn gewicht. “Ik woog negentig kilo, terwijl ik eigenlijk maar zeventig mocht wegen. Ik kwam in een nieuwe wijk terecht en wou mijn plaats veroveren op het lokale voetbalpleintje. Stel je voor: een kleine dikkerd zonder haar! Gelukkig geraakte ik bevriend met een jongen die nu nog altijd mijn beste maat is. Hij drong erop aan dat ik mee mocht voetballen, want de dikkerds moesten normaal gezien in de goal gaan staan. Het is op dat pleintje dat ik mijn lichaam heb leren gebruiken.”

Qua schoolresultaten waren er geen problemen (“ik volgde de leerstof op in het ziekenhuis en ik slaagde”), maar de terugkeer op de speelplaats was lastiger dan verwacht. Hoongelach, beledigingen en vernederingen, hij maakte het allemaal mee. “Ik was enkele kilo’s vermagerd, maar ik was niettemin ‘die vuile dikzak’. Ik neem het hen niet eens kwalijk dat ze me zo noemden. Wisten zij veel… Het deed pijn, maar ik incasseerde gewoon. Een leraar maakte zich eens kwaad omdat ik in de gang mijn muts op hield. Hij wilde ze van mijn hoofd trekken. Maar mijn neef nam ze zelf af om te laten zien dat hij dat niet had moeten doen. Die kerel werd helemaal wit. De leraars waren niet mals met mij, maar ze wisten ook niet hoe de vork in de steel zat.”

Bij de Rode Duivels

Om weer bij een club te kunnen voetballen moeten enkele contacten aangesproken worden. Bij Seraing doet Edson een goed woordje voor zijn zoon. “Trainer Fabrice Puccini bracht me bij de groep. Ik werkte twee trainingen af en mocht direct een match spelen. Ik speelde drie keer tien minuten, ik had nood aan pauzes. In de slotfase gaf ik nog een geweldige assist. Puccini ging met mijn pa praten, hij had het over mijn kwaliteiten maar vooral over mijn overgewicht. Toen hebben we hem alles uitgelegd. Puccini zei dat hij me er bij wou, en me als zijn eigen zoon zou behandelen. Ik ben hard beginnen te werken, met meerdere lagen kleding om extra te zweten en af te vallen, maar door de cortisone kwam ik toch weer aan en kreeg ik ook krampen. Ik heb er zes maanden over gedaan om de negentig minuten vol te kunnen maken. De coach dwong me die match om tot het einde op het veld te blijven. In de laatste minuut scoorde ik. Ik was compleet knock-out, mijn benen trilden. Ik heb toen gehuild.”

Die match speelde hij nog met een portocath, een ingeplante katheter waardoor gemakkelijk bloed kon worden afgetapt of medicijnen ingebracht, waardoor het moeilijk was om een borstcontrole te doen. Voor de jonge Belgo-Braziliaan was het alleszins een bepalende wedstrijd: “De coach van de nationale U17 had me zien scoren. Hij had net een aanvaller weggestuurd omdat die tijdens het volkslied had staan lachen. Toen hij opbelde, dacht mijn pa dat het een flauwe grap was. Pas toen de officiële uitnodiging voor de jonge Rode Duivels in de bus viel, geloofden we het. Mijn pa sprong hoger dan Michael Jordan. Mijn hart stond stil. Ik was dolgelukkig en doodzenuwachtig tegelijk.”

Hoewel hij bij de nationale selectie de enige jeugdspeler is die niet bij een profclub zit, werkt hij zijn eerste test zonder complexen af. “De match van mijn leven, ook al zat ik er na 35 minuten al door”, herinnert hij zich. Hij mag blijven, de coach roept hem op voor de fysieke tests bij het begin van het seizoen. “De timing was perfect, want ik was ondertussen gestopt met de medicatie. Ik was bij de besten, zij het wel een heel eind achter DivockOrigi en Boli Bolingoli.”

Wanneer er een speler uitvalt, mag hij als eerste vervanger op de lijst mee op stage. “Ik ben daarop naar Turkije vertrokken om er een internationaal toernooi tegen Frankrijk, Zwitserland en Tsjechië te spelen. Ik was eigenlijk de doublure voor Bolingoli, maar die had zijn paspoort vergeten en zat vast in België. In het vliegtuig zei de trainer me: ‘Jij bent mijn enige aanvaller, jij start.’ Ik wist niet waar ik het had. Bij de theorie zeiden ze me dat ik maar moest spelen zoals bij Seraing. Akkoord, maar de tegenstanders van Seraing stelden niks voor! Tegen Frankrijk scoorde ik in het begin van de tweede helft. Toen de bal in het net vloog had ik tranen in de ogen.”

Razend Genks bestuur

Seraing wordt al snel te klein voor de aanvaller. De Belgische U17 hebben hem gelanceerd. Standard en Genk maken hem het hof en met de Limburgers klikt het. Hij maakt zestien goals in zestien matchen en brengt de rest van de tijd door bij de nationale ploeg. “De testmatch bij Genk was niet simpel. Ik kwam één minuut te laat en de coach zei: ‘Als je drie keer scoort, is het je vergeven.’ Dat deed ik dan maar… Dimitri de Condé liet de U17 in functie van mij voetballen. Ik speelde een geweldig seizoen en nadat ik van vakantie uit Brazilië terugkeerde, vernam ik dat ik met de U21 moest meedoen en niet met de U19. Maar daardoor was ik te laat volgens de planning. De coach van de U21 zette me terug een categorie lager. Dat bleef zo. Maar de trainer van de U19 had een pik op mij en liet anderen spelen, hoewel ik veel fitter was. Soms mocht ik wel eens met de beloften meedoen, maar bij de U19 speelde ik niet.”

Erivelton verdient per maand 250 euro, maar heeft geen profcontract. In de winterstop trekt Guido Brepoels, dan coach van STVV, aan zijn mouw, maar Genk belooft hem een carrièreplan. “Ik vroeg hen een contract, zonder dat ik iets zei over STVV, om te zien of ze me echt wilden. Maar er kwam niks. Aan het einde van het seizoen ben ik dan toch naar STVV gegaan. Het bestuur van Genk was razend, ze zeiden dat ze me wél zouden laten tekenen hebben. Bij STVV kwam toen al gauw Yannick Ferrera en er arriveerden een heleboel nieuwe spelers. Ik speelde weinig met de A-ploeg, maar ik heb wel veel geleerd. Racing Mechelen moest vervolgens een nieuwe stap in mijn carrière zijn, maar we werden niet betaald en de resultaten bleven uit. Als ik de balans opmaak, heb ik gezien mijn medische achtergrond al heel wat gepresteerd, maar ik blijf dromen van meer.”

DOOR ROMAIN VAN DEN PLUYM – FOTO’S: BELGAIMAGE/NICOLAS LAMBERT

“Ik wist van leukemie maar één ding: een klasgenootje was eraan gestorven.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content