Jacky Mathijssen, coach van Club Brugge, heeft twee gezichten: voor de camera een nors man, achter de schermen een warm mens. ‘Mensen vragen mij soms of ze iets tegen mij mogen zeggen. Natuurlijk mag dat!’

J acky M. Zo tekent hij wat supporters hem onder de neus duwen: T-shirtjes, ballen, een papiertje. In goed vijftien maanden tijd zette hij Club Brugge volledig naar zijn hand. Een half dozijn transfers vorig seizoen, een paar gerichte aankopen deze zomer. Ga maar na, op doelman StijnStijnen, linksachter Michael Klukowski en good oldPhilippe Clement na is de basisploeg helemaal de zijne. En daarmee wil hij dit seizoen oogsten. Na een inhaalrace – Club liet door de afwezigheid van Laurent Ciman en Jeroen Simaeys de twee eerste competitiewedstrijden uitstellen – komen de West-Vlamingen langzaam onder stoom.

Veertien op achttien in de competitie en geplaatst voor de UEFA Cuppoules: de Brugse trainer moet op dit moment een tevreden man zijn.

Jacky Mathijssen: “Ik denk dat er weinig redenen zijn om het niet te zijn. Of wel?”

Vond je dan de verhalen over een dreigende crisis vreemd?

“Ik schrok er wel een beetje van. Ik denk dat ik over mijn werk altijd heel duidelijk ben, zowel in de kleedkamer als daarbuiten. Mochten er ergens problemen zijn, zouden jullie dat wel weten. Was er een punt dat kon uitgroeien tot iets ambetants? Ik dacht het niet. Dus vond ik het vreemd, ja. En dan vraag ik me af: vanwaar komt dat?

“In Nederland hebben ook wat ploegen spelers afgestaan voor de olympische ploeg. Dan denk ik aan Heerenveen, Ajax, AZ, Feyenoord … Die hebben daardoor allemaal hun start gemist. Wat zeggen die trainers? ‘Ik heb niet op een normale manier kunnen werken.'”

Verdediging

Jeroen Simaeys kent het huis. Je miste toch maar één echte nieuwkomer, Laurent Ciman?

“Daar gaat het niet om. Het waren twee jongens uit dezelfde sector. Als in die sector dan nog een andere speler voor veertien dagen out is, zak je daar – met alle respect voor de jongeren – door het ijs. Oefenwedstrijden plan je maanden op voorhand. Door de afwezigheid van Jeroen en Laurent moesten we die op een andere manier aanpakken. Dan ga je in Griekenland met 4-0 verliezen. Voor mij was dat niet erg, ik kon dat plaatsen. Maar blijkbaar vinden anderen dat niet kunnen voor Club Brugge. Terecht: 4-0 is nooit fijn. Maar ik wist dat het kon gebeuren. En als je ziet waar we nu staan, kan je zeggen dat wij onze start niet gemist hebben. Maar we hebben er wel voor moeten zorgen dat mensen mekaar beter leerden kennen tijdens de competitie. Terwijl je daar normaal een voorbereiding voor hebt.”

Zie je parallellen met vorig seizoen, waar alles ook pas rond deze tijd in de plooi viel?

“Vorig jaar was ik nieuw en moest ik nog wat zoeken. Dit jaar niet. Ik kende Laurent, Joseph ( Akpala, nvdr) en Bernt ( Evens, nvdr). De enige onbekenden waren Nabil ( Dirar, nvdr) en Ronald ( Vargas, nvdr). Voor mij was het dit jaar dus makkelijker. Bovendien zijn alle nieuwelingen gekozen binnen een bepaald profiel. Het was slechts wachten op het moment dat ze speelden, om het in een bepaalde vorm te gieten.”

Wat zie je in Bernt Evens, bijna 30?

“Ik denk dat hij ondertussen bewees dat hij kwaliteiten heeft én polyvalent is. In het begin waren er, terecht, bij iedereen vraagtekens, maar ik wist goed genoeg wat ik aan hem zou hebben en hij bevestigt dat. Hij houdt de andere verdedigers onder druk. Achterin kan hij drie van de vier posities spelen. En op het moment dat ik hem nodig heb, kan ik heel weinig aanmerken op wat hij doet.”

En wat zie je in Laurent Ciman? Moet een topclub op de flanken niet iemand hebben die naast verdedigen ook aanvallend top is?

“Dat is een dubbel, soms zelfs driedubbel bezette positie. Ik heb bij de komst van Laurent gezegd: ik weet nu dat ik daar een verdediger heb staan tegen een ploeg die met drie aanvallers speelt. Een verdediger die zijn plan kan trekken in moeilijke uitwedstrijden of op moeilijke momenten. Als ik een veredelde halfspeler nodig heb, is er Jorn Vermeulen of eventueel Gertjan ( Demets, nvdr). Daarom heeft Jorn in de voorbereiding vaak rechts op het middenveld gespeeld. Om balgevoel en ervaring te hebben, kan het voor hem straks alleen maar makkelijker worden als hij geen rechtstreekse tegenstrever heeft en pas hoog opgevangen wordt. De blessure van Jorn is jammer voor hem, maar ook voor Laurent, die nog beter zal worden als iemand anders hem scherp houdt.”

Middenveld

In het middenveld is het zoeken naar evenwicht.

“Leg uit!”

De cijfers van Leko – drie assists, twee goals – zijn goed, maar hij is moeilijk in te passen. Met hem is moeilijk, zonder hem ook. Zie Dender: eerste thuiswedstrijd, eerste gelijkspel.

“O, lag dat dan aan Leko? Ik dacht het niet. Die wedstrijd was heus niet verkeerd. Iedereen morde omdat het de eerste thuiswedstrijd was, maar als coach moet ik daar doorheen kijken. Die wedstrijd moet altijd op 4-1 eindigen. Daar lag het aan het feit dat we de kansen niet omzetten.”

Loopt Club Brugge met Leko én offensieve flanken niet te veel gevaar in de omschakeling?

“Wie is daar niet kwetsbaar? Als je dominant wil zijn, hoog voetbalt, met creatieve mensen speelt en met aanvallende gedachten op het veld komt, heb je inderdaad een omschakelingsprobleem. Real Madrid! Barcelona! En Club Brugge ook.”

Ondanks zijn hoog rendement kijkt Leko tegenwoordig toe vanaf de kant. Moeite om hem dat uit te leggen?

“Eigenlijk niet. Ivan ziet dat ook, dat is een verstandige gast die meedenkt. Hij ziet dat hij heel nuttig kan zijn in een andere rol. Er zullen zoals op Roeselare nog omstandigheden komen waarin je een middenvelder nodig hebt die sterk is aan de bal, het spel kan verdelen en de tijd krijgt. Maar op dit moment vind ik dat we met Karel ( Geraerts, nvdr) en Philippe in combinatie met de vier mensen ervoor het stabielst, het best en het gevaarlijkst zijn.”

Tevreden over je buitenspelers, Vargas en Dirar?

“We proberen hen te sturen, afhankelijk van de tegenstander en diens capaciteiten. Ronald kent de competitie niet, Nabil heeft er misschien nog nooit over nagedacht. Normaal stuur je hen al in de voorbereiding, maar ze waren beiden niet fit. Dus doe je het nu, in de competitie. Nabil rendeert nu in mijn ogen, ook al blijkt dat misschien niet uit zijn directe cijfers. Als je hem alleen afrekent op eindpasses, is de balans te mager.”

Mogen we dat niet doen? Bij Steven Defour heb je ook altijd die discussie.

“Dat moet je wél doen, want daar gaat het in voetbal om. Maar anderen moeten hem ook beter helpen. Ronald is een andere zaak: fysiek kan die eigenlijk nog geen volledige wedstrijd spelen. Als je van hem vraagt dat hij consequent aanwezig is – aanvallend, verdedigend, acties, spelhervattingen -, dan is 60 minuten het maximum.”

Dus doseert hij en bespaart hij wat meer op het verdedigende.

“Voilà!”

Aanval

Tussen de twee spitsen klikt het goed.

“Ik zeg niet snel ‘goed’, maar ik ben heel tevreden over de keuze voor Joseph. In mijn ogen konden we ons niet permitteren om iemand binnen te halen waar we eerst drie maanden werk aan zouden hebben. Joseph is een jongen van goud, met ambitie, zelfvertrouwen en de Nigeriaanse wil om te slagen. Dat zal dan ook gebeuren en gelukkig gaat het via Club Brugge. Topschutter worden is zijn wil, maar geen obsessie. Ik kan me niet voorstellen dat hij in functie van zichzelf denkt. Hij weet dat zijn succes mee bepaald wordt door het team. Hij zal niet snel zeggen: wacht eens, ik ga nu niet lopen, want dan ben ik straks niet meer fris als ik vanop 40 meter alleen op de keeper mag afgaan. Zoals in Roeselare.”

Waarom koos je voor Wesley Sonck centraal in de spits op Mechelen? Geen gelukte zet.

“Ik koos voor balvastheid. Ik verwachtte daar een positieve, viriele wedstrijd. Daar kan je twee dingen tegenoverstellen: je gaat mee in de strijd, en misschien hadden we niet dezelfde kracht vanwege de opeenvolging van wedstrijden, of je lost het positief op en je gaat voor een snel passing game. Ik dacht dat de mensen die werden opgesteld dat passing game konden brengen, maar het is niet gelukt.

“Tot twintig minuten voor tijd was ik er gerust in, dat we nog zouden winnen. Je voelde dat de thuisploeg dat niet kon aanhouden. Maar net op het moment dat ik de tweede spits bracht, zijn de kaarten beginnen te vallen. Twee van mijn mannen eraf. Dan is het wegtrappen en overleven. Of Wesley dus links stond of rechts of diep of niet diep, had daar allemaal niks mee te maken. Het was zo’n dag waarin de bal onder de voet door ging. En niet alleen bij hem. En dus werd iets wat absoluut niet verdedigend was bedoeld, toch verdedigend, omdat de uitvoering op niks trok. Zoek het echt niet verder.”

Herman Vermeulen noemt jullie voetbal berekend, niet het dominante aanvallende voetbal dat een topclub moet brengen.

“Ik ben vorig seizoen gestopt om commentaar te geven op meningen. De ene keer was het Dury, een andere keer Boskamp. Ieder zijn mening, hé.”

Streef je naar aanvallend, dominant voetbal?

“Wie niet? Kan een trainer van Club Brugge het zich permitteren om dat niet te doen? Eigenlijk zijn de Europese matchen voor mij een verademing. Daar mag je slim spelen. In de competitie moet het naïef. Dat verwacht men hier. Wij zijn in dat verhaal meegestapt en dus ga ik daarin mee, want anders word je hier als coach en ploeg afgemaakt. Maar wat ik in het begin heb onderschat, is dat je dan over enorm veel kwaliteiten moet beschikken. Hoe minder slim je mag voetballen, hoe beter je moet zijn. Dat is het probleem voor een speler die hier wil slagen: in Charleroi of Sint-Truiden mochten ze van mij veel leper voetballen dan hier. En met ‘hier’ bedoel ik Brugge, Gent, Genk, Standard en Anderlecht. Europees mag dat wel, gelukkig.”

Dit is inmiddels jouw ploeg. Is ze klaar om wat te oogsten?

“Mijn ploeg … Het was duidelijk dat hier een wisseling ging komen, of ik nu trainer was of iemand anders. Ik speel een rol door ja of neen te zeggen op een naam. En iedereen voelt nu toch dat wij aan het begin staan, iets verder zelfs, van iets moois op middellange termijn. Ik kijk geen vijf jaar vooruit, maar het gaat verder dan dit seizoen. Het heeft in Standard ook even geduurd. Als ik dit zou hebben moeten loslaten, zou dat heel veel pijn hebben gedaan, omdat ik persoonlijk een heel goed gevoel heb. Hier staat opnieuw iets.”

Onsympathiek

Je bent rustiger, op alle vlakken. Vond je het erg dat er op Genk zoveel heisa is ontstaan rond het incident met Logan Bailly?

“Ik vraag me nog altijd af waarom ik naar de tribunes gestuurd ben. Als de reden was dat ik kritiek had op de scheidsrechter, zeg ik nu al: ja, dat klopt. Ik heb kritiek gehad. Maar als men zegt dat ik dingen riep of gestes maakte die niet konden, dan zeg ik neen. Johan Verbist, die naast me stond, leek me even verbaasd als ik. En de uithaal van Ronny ( Van Geneugden, nvdr) achteraf, heb ik totaal niet begrepen. Als ik niet met Bailly bezig was, dan hij nog veel minder.”

Wilde Van Geneugden, cynisch gesteld, niet de aandacht afleiden van de prestatie van Genk?

“Dan had hij beter wat anders gedaan. Ik heb zelf ook niet graag dat mensen me na de match de vraag stellen: ‘Dirar slecht gespeeld?’ Dan zeg ik nooit ‘Ja’ . Jamais. Misschien denk ik hetzelfde, maar zoiets doe je niet tegenover mensen waarmee je een heel jaar moet werken. Niemand op Brugge mag zijn product slecht maken.”

Misschien is er een reden dat Dirar op dat moment slecht speelt en die willen wij kennen.

“Goed, dat kan. In normale omstandigheden ben ik nooit te beroerd om te zeggen hoe het zit. Maar ook dan word ik nooit persoonlijk. Heeft niemand recht op een slechte dag? Is dat een probleem? Zijn we niet met elf aan het voetballen? Ik heb je net uitgelegd waarom het in Mechelen fout ging. Maar vraag mij niet om negatief te doen over Club. Ook al gaat dat ten koste van mezelf, naar het schijnt.”

Als de mensen je na een wedstrijd op tv zien, ben je vaak nors, met vieze blik. Terwijl je in een gesprek van man tot man de meest vriendelijke mens bent die er bestaat.

“Ik heb één groot geluk: hoe dichter je bij me komt, hoe minder ambetant je mij vindt. Ik heb een bepaald cachet, een bepaald imago dat maar gedeeltelijk strookt met de echte Jacky Mathijssen. Mensen vragen mij soms of ze iets tegen mij mogen zeggen. Dan denk ik: maar hoe kom je erbij? Natuurlijk mag dat!

“Ik kan inderdaad niet lachen met mijn job. Ik vind die veel te serieus, ik heb een verantwoordelijkheid. Ik kan dus niet staan lachen voor de camera. En als dat norse imago de prijs is die ik moet betalen, moet dat maar.”

Jef Brouwers vindt dat Mathijssen een sympathieke ploeg onsympathiek maakt.

“Wie is dat? Die man kent me niet. Ik zeg niks over mensen die me niet kennen, nooit zien, nooit spraken. Ik weet niks over zijn leven en werk en zwijg dus. Op een heel sympathieke manier.”

Heb je het gevoel dat Club Brugge nu een onsympathieke ploeg is?

“Absoluut niet. Als men dat van mij vindt, is dat maar zo. Maar de ploeg? Dat begrijp ik helemaal niet.”

Hoe zit het met je twee extra transfers, Koen Daerden en Elrio Van Heerden?

“Ik denk niet dat ze er dichtbij zitten. Maar het allerdomste dat je nu van Koen mag vragen, is: stap morgen het veld op en wees de dominante speler die je twee jaar geleden was. En van ‘ Rio‘ weet je dat hij met zijn manier van voetballen iets speciaals kan brengen, maar dat hij nooit een dragende speler is geweest. Maak daar dus ook niet meer van dan het is.” S

door peter t’kint – beelden: reporters/ eigen compilatie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content