‘Wij hebben het uitstekend gedaan, simpelweg omdat we niet beter konden.’ Het is een uitspraak van de beroemdste sportfilosoof van de Lage Landen, voetballegende Johan Cruijff, en ze gaat op voor de Belgische prestaties op de Olympische Spelen in Rio. België presteert er uitstekend, in elk geval beter dan vier jaar geleden in Londen. Toch moeten we bekennen dat we gezien onze welvaart meer medailles zouden moeten behalen, maar in de gegeven omstandigheden kunnen we simpelweg niet beter.

In een analyse van de Olympische Spelen omschreef de Duitse filosoof Peter Sloterdijk de mens ooit als ‘een ontevreden dier’, ontevreden met zijn omgeving, maar vooral met zichzelf, met zijn lichaam en geest. Terwijl de dieren in een ‘horizontale’ wereld leven, en zich concentreren op eetbare planten, prooi- en roofdieren of soortgenoten, wordt het menselijke bestaan gekenmerkt door ‘verticaliteit’: we willen boven onszelf en onze grenzen uitstijgen, onvoorstelbare prestaties leveren, een ongekende virtuositeit ontwikkelen. Dat kan achter een vleugelpiano of computer, aan een operatietafel of als sportman, maar altijd dankzij oefening, training en zelfarbeid. ‘Zo gaan onvoorstelbare prestaties tot het domein van het mogelijke behoren’, zegt Sloterdijk.

Fred Deburghgraeve won in 1996 op de Olympische Spelen in Atlanta goud op de 100 meter schoolslag. Twintig jaar later pakt Pieter Timmers in Rio zilver op de 100 meter vrije slag. Dat zijn van die onvoorstelbare prestaties die met eindeloos trainen werkelijkheid werden. Deburghgraeve heeft nu nog een ‘degout van de zwembadgeur’, Timmers verklaarde in een interview met Knack dat hij ‘nooit nog voor zijn plezier in een zwembad zal duiken’ en Dirk Van Tichelt, bronzenmedaillewinnaar in het judo, zei dan weer: ‘Bloedvlekken op de kimono zijn vervelend, je wast ze er niet gemakkelijk uit.’ No pain, no gain.

De Belgische medailleoogst leidt tot euforische commentaren, maar als je de vergelijking maakt met andere landen zouden we meer medailles moeten behalen. Uit internationale studies blijkt hoe het komt dat we onderpresteren: we kennen geen topsportcultuur, er is een gebrek aan opleiding en competentie bij trainers en sportmanagers, onze sportinfrastructuur is gebrekkig, en de sportbonden worden amateuristisch geleid. Vlaams minister van Sport Philippe Muyters (N-VA) wil een einde maken aan het amateurisme bij de sportfederaties, zegt hij verderop in dit blad. Om nog subsidies te krijgen, zullen ze een jaarverslag moeten opmaken waarin niet alleen objectieve doelstellingen geformuleerd worden, maar ook bijvoorbeeld de onkostenvergoedingen vermeld worden. ‘Bij álle sportfederaties is er marge voor verbetering’, benadrukt Muyters. Niet dat het bij internationale sportfederaties veel beter is, integendeel. De machtsverstrengeling en onkunde bij bijvoorbeeld het Internationaal Olympisch Comité (zie de vaudeville over het al dan niet toelaten van Russische atleten in Rio na de Sotsji-dopingaffaire), de Wereldvoetbalbond FIFA (corruptie rond voorzitter Sepp Blatter) en de Europese voetbalbond UEFA (corruptie rond voorzitter Michel Platini) zijn stuitend.

Muyters wil niet dat zijn beleid wordt afgerekend op het aantal medailles dat België in Rio verzamelt. Hij beschouwt de medailles niet als doel maar als middel: topprestaties van topsporters moeten meer mensen aanzetten om te gaan sporten. Dat is nobel, want sport is goed voor de lichamelijke gezondheid. Sport kweekt karakter en doorzettingsvermogen, je leert vallen, opstaan en grenzen verleggen, en versterkt dus ook de geestelijke gezondheid. Bovendien zorgt sport voor sociale inclusie én het werkt integrerend, benadrukt Muyters – niet onbelangrijk in deze tijden.

Als we daar allemaal echt van overtuigd zijn, moet daar ook naar gehandeld worden. Concreet: al decennia wordt er bij ons veel gefietst, sportief en recreatief, vaak geïnspireerd en gemotiveerd door topprestaties van wielerlegendes als Eddy Merckx of recenter Tom Boonen. Dat Greg Van Avermaet dit jaar een rit in de Ronde van Frankrijk won, drie dagen de gele trui droeg en in Rio ook nog goud won in de wegrit laat veel jongeren weer dromen en naar de fiets grijpen. Maar dan hebben ze ook recht op goede, veilige fietspaden. Niet alleen om de exploten van Van Avermaet na te kunnen spelen, ook om gewoon elke dag veilig naar school te kunnen trappen. Want veilig kunnen fietsen is veel belangrijker dan meer medailles winnen op de Olympische Spelen. Meer en veiliger fietspaden, daar mag het beleid van een hele regering wel worden op afgerekend.

EWALD PIRONET is senior writer van Knack.

Na de gouden medaille voor Van Avermaet hebben we recht op goede fietspaden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content