Albert wie ? Toen hij begin juni in België debuteerde, was Albert Cartier een nobele onbekende. Drie maanden later is de 43-jarige Fransman de coach die La Louvière voor het eerst in zijn geschiedenis naar de top van het klassement loodste. Een monoloog.

“Of ik verrast opkijk van die sterke start van La Louvière ? Eigenlijk wel, want we waren zeker nog niet helemaal klaar voor het nieuwe seizoen. De vernieuwing van een team vraagt tijd, na zes weken voorbereiding is dat proces verre van voltooid. Daarom had ik mijn spelers gevraagd om in de eerste wedstrijden van de competitie de nadruk te leggen op het mentale aspect en op de communicatie. Dat zijn namelijk kwaliteiten die elke speler kan tonen, als hij ze maar wíl tonen. Of een voetballer nu twee dagen bij een club is of twee jaar, dat geeft geen enkel verschil op het vlak van het mentale en het communicatieve. Ondertussen, terwijl die kwaliteiten aanwezig zijn, kunnen we verder werken aan de ontwikkeling van de automatismen. Kunnen we verder zoeken naar de beste mix van creatieve spelers, afwerkers en werkers tout court. Voor een goed begrip : werkers, dat bedoel ik niet pejoratief.

“Over de mentaliteit van de spelersgroep heb ik bij het begin van het kampioenschap alvast niet te klagen. Integendeel. Ik stel vast dat alle spelers betrokken waren bij die eerste successen. Ook de invallers. Op Charleroi vielen Peter Odemwingie en Rogerio De Oliveira in en scoorden. Daarmee toonden ze mijn gelijk aan : zelfs al is een voetballer nog niet helemaal klaar, hij kan op zijn minst competitief zijn. En tegen Cercle Brugge bracht ik een half uur voor tijd Rafik Djebbour in en die zorgde voor het winnende doelpunt. Dat was tegelijk een bijzonder emotionele aangelegenheid. Djebbour speelde die dag voor zijn broer. Die lag in coma na een zwaar ongeval met zijn motor. Twintig minuten nadat hij op het veld zijn doelpunt had gevierd, is Rafik in de kleedkamer in elkaar gestort.

“Nee, ik begin door die sterke start van La Louvière niet te zweven. Het doel is en blijft het behoud in eerste klasse en dat is geen valse bescheidenheid. Het behoud was de ambitie van het clubbestuur vóór het seizoen en dat is op basis van de economische en sportieve gegevens een realistische ambitie. Zo werd het vooropgezet en in die volgorde : het behoud verzekeren en jonge spelers in de kern integreren. Ik hoor dat in eerste klasse blijven in België een kwestie is van 30 à 35 punten verzamelen. Wel, laten we zo vlug mogelijk 40 punten vergaren. En pas dan zullen we over andere zaken dan het behoud kunnen spreken. De ambities verschuiven alvorens die veertig punten op ons conto staan, zou gewoonweg misplaatst zijn.

“Ik ben niet naar La Louvière gekomen om de revolutie te prediken en alles om te gooien. Nee, ik ben gekomen om het werk te verlengen dat Ariël Jacobs hier heeft gerealiseerd. Jacobs heeft bij La Louvière een schitterend werk afgeleverd. Wel is het nodig dat de club vooruitgang blijft boeken. Ongeveer alles is veranderd bij La Louvière. De spelers, de trainer, de adjunct-trainer, de manager. De enige brug tussen verleden en toekomst wordt hier eigenlijk door de voorzitter gelegd. Het zou een blunder zijn om met het oog op de toekomst het verleden van La Louvière overboord te gooien. De figuur en het werk van Ariël Jacobs zullen altijd in en rond dit stadion blijven hangen. En ik heb vooral geen zin om de schaduw van Jacobs te verjagen. Die man heeft hier geschiedenis geschreven. Ik weet nu al : de dag dat ik La Louvière verlaat, zullen de mensen niet hetzelfde beeld van mij hebben als van Jacobs.

“Of dat betekent dat ik niet bezig ben met het beeld dat mensen van me hebben ? Ach, weet u, in de Vlaamse pers kon men lezen dat La Louvière voor mij gekozen had omdat ik zo goedkoop was. Dat heeft me totaal niet gestoord. De titel van mijn proefschrift tijdens mijn trainersopleiding was : ‘Voetbaltrainer ? Beroep of lot ?’ In dat werkstuk probeerde ik aan te tonen dat het een kwestie van het lot is. Iemand wordt een goede voetbaltrainer omdat hij al op jonge leeftijd heeft besloten om die activiteit te gaan beoefenen. Iemand wordt geen voetbaltrainer op 33-jarige leeftijd en onder het voorwendsel dat hij niet weet wat anders aan te vangen. Als voetbaltrainer moet je groeien, opgroeien. Je wordt dat niet van de ene dag op de andere. Persoonlijk ben ik bijvoorbeeld van mening dat een periode als adjunct-trainer noodzakelijk is in de uitbouw van een trainersloopbaan. Er zijn uitzonderingen. Neem nu Didier Deschamps. Die stond er meteen. Maar toch : alles op zijn tijd lijkt me een gezond principe. Het is niet aan mij om te verklaren waarom mensen als Enzo Scifo en Jean-Marie Pfaff mislukten als coach. Ik stel alleen vast dat ze een belangrijke stap oversloegen.

“Voor Latijnse volkeren is een nederlaag iets schandaligs. Verliezen krenkt hun eergevoel. Geef mij maar het Angelsaksische concept van de nederlaag. Verliezen hoort daar gewoon bij het ontwikkelingsproces. Een nederlaag biedt evenveel mogelijkheden als een succes, of zelfs nog meer. Let wel, ik haat nederlagen, omdat ze de beste manier zijn om overwinningen te koesteren. Maar ik zie een nederlaag niet als een mislukking. Een nederlaag is een manier om te kunnen verbeteren, zodat je straks meer kans maakt om te winnen.

“Een langetermijnvisie ? Dat is een duur woord, hé. Ik kijk zelden verder dan de eerstvolgende wedstrijd. De volgende match goed voorbereiden vergt al een intensieve concentratie en toewijding. Je kunt toch niet met twee, drie wedstrijden tegelijk bezig zijn. Natuurlijk heb ik bij La Louvière de supervisie op het werk met alle spelers – van de jeugdteams tot en met het A-elftal. Maar een rechtstreeks en permanent contact met alle trainers van de club, dat lijkt me alleen fysiek al onmogelijk. Kijk, het is nu zeven uur ’s avonds. Ik ben deze ochtend om halfzeven op de club toegekomen. Ik kan toch niet ook nog eens de trainingen van de miniemen enzovoort gaan observeren ? Daarom werd er iemand aangeduid die verantwoordelijk is voor de supervisie van het globale sportieve beleid. In dezelfde context is voorts de aanwezigheid van het duo Léon SemmelingRégis Genaux uitermate belangrijk.

“Discipline, transparantie, creativiteit. Dat zijn de drie krachtlijnen in mijn manier van werken. Discipline is belangrijk. Chaos biedt nooit een geschikt kader om goed werk te leveren. Nauwkeurigheid, stiptheid en strengheid zorgen wel voor een goede werkcontext. En die hoeven een goed humeur niet uit te sluiten. Evenmin betekent het dat ik autoritair optreed. Je kunt de macht hebben zonder autoritair te zijn, dat zijn twee verschillende begrippen. Toen ik Odemwingie van de training stuurde, gebeurde dat zeker niet om mijn autoriteit te vestigen of te bewaren. Ik kon begrijpen dat Odemwingie er in die periode niet helemaal met zijn gedachten bij liep, omdat hij onderhandelde met Blackburn. Maar ik kon niet dulden dat iemand in de spelersgroep zo een negatief gedrag vertoonde. Odemwingie dacht aan zijn transfer terwijl de andere spelers zich probeerden te concentreren op de wedstrijd tegen Cercle Brugge. Er deed zich een belangenconflict voor, dus moest ik het contact tussen Odemwingie en de spelersgroep verbreken.

“Transparantie. De spelers moeten weten wat ik over hen denk, zowel positief als negatief. Ik heb niet het recht om spelers in de onzekerheid te laten. Ze hebben het recht op duidelijkheid. Aan creativiteit hecht ik veel belang. Ik probeer zelf ook creatief te zijn, ik ben constant op zoek naar nieuwe oefeningen, naar verrassende toetsen. Van mijn spelers vraag ik hetzelfde. Wel wil ik dat ze creatief zijn in het teken van hun mogelijkheden. Onder creativiteit versta ik niet dat ze om het even wat mogen proberen. En ik verlang dat creativiteit wordt gekoppeld aan zin voor verantwoordelijkheid. Bij dat laatste denk ik bijvoorbeeld aan stilstaande fasen. We hebben voor het nemen van hoekschoppen, vrije schoppen, strafschoppen enzovoort een hiërarchie uitgetekend. Maar heilig is die niet. Als iemand zich niet goed voelt, eis ik dat hij een ploegmaat laat trappen. Weet u, als ik me niet in de goede conditie voel om een lange autotocht te ondernemen, dan laat ik het stuur aan iemand anders ook. Zelfs al is het mijn auto.

“Over hiërarchie gesproken : velen keken verbaasd op toen ik Gunter Van Handenhoven als kapitein aanduidde. Zelf werd ik kapitein bij Nancy toen ik 22 jaar was – en dan heb ik het toch over de eerste klasse. De trainer had gewoon vastgesteld dat ik dacht aan het collectief belang. Je hebt in een ploeg technische leiders, dat zijn spelers die in het team een sleutelpositie hebben. Je hebt emotionele leiders. Dat zijn de jongens die een groep op sleeptouw nemen of bedaren in stormachtige tijden. Zelf was ik een institutionele leider. Ik vertegenwoordigde de waarden van de club : de bereidheid om me te verbeteren, de solidariteit, de toewijding, de clubliefde. Nadien werd ik om dezelfde redenen kapitein bij Metz. Bij La Louvière vond ik dat Van Handenhoven het best aan dat profiel beantwoordde. Hij heeft persoonlijkheid, hij denkt aan de groep en hij heeft een interessant sportief verleden met een WK voor -20-jarigen, een periode als kapitein van de beloften, zijn ervaringen in de Franse eerste klasse. En ook : hij was Belg. Want ik wou per se een Belgische kapitein. Daarmee wil ik mijn respect voor het Belgische voetbal en voor Belgische voetballers tonen. Het wordt tijd dat de Belgen ophouden met zichzelf te onderschatten.”

door Pierre Danvoye

‘Ariël Jacobs heeft hier geschiedenis geschreven. Ik heb geen zin om zijn schaduw uit het stadion te verjagen.’

‘Trainer zijn is geen beroep. Het is een lot.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content