Een merkwaardige cirkel is rond, nu Nzelo Lembi op het Kiel is beland. Zijn voetbalverhaal begint een kleine twintig jaar geleden, in Congo, waar het toenmalige Beerschot – jawel – een oefenmatch speelde tegen het team van Kubu, de oudere broer van Nzelo.

Van een leven als profvoetballer droomde de jonge Nzelo Lembi niet. Zoiets bestond in de jaren tachtig niet in het toenmalige Zaïre, nu Congo. Tegen een bal trappen was er louter amusement, geen manier om je kost te verdienen. Voor een klas staan later, ja, dat misschien. En dan lesgeven over de wiskundige onderwerpen waar hij zich als puber op de schoolbanken in verdiepte, wie weet.

Wat Nzelo toen nog niet wist, was dat hij de basis voor zijn latere carrière meer na dan tijdens de schooluren aan het leggen was, in de straten van Kinshasa, op blote voeten, met een voddenbal. Elk quartier had er zijn team, daar speelden de jongeren vooraleer ze eventueel door een echte club weggeplukt werden. Nzelo kreeg met zijn ploegje af en toe training van Kubu, zijn vijf jaar oudere broer, die al aangesloten was bij een club. Kubu merkte dat Nzelo talent had.

De laatste strohalm

De Lembi’s behoorden in die tijd tot de middenklasse in Kin-shasa. De vader des huizes – ook een voetballer – werkte bij de post, de moeder verkocht babykleding. Ze woonden er met zes kinderen onder één dak ; Nzelo, Kubu en hun zus, plus nog drie kinderen die vader Lembi met een tweede vrouw had.

Rond zijn twintigste verliet Kubu dat warme, ouderlijke nest om in België wetenschappen te komen studeren. Een stap die toen wel meer studenten uit Congo zetten door de historische band tussen beide landen. “Maar je hebt hier een beurs nodig”, zegt Kubu, “en om die te krijgen moest je je goed voorbereiden vooraleer uit Afrika de oversteek te maken. Ik had dat niet gedaan en kon geen extra centen versieren.”

Daar zit je dan. Kubu had maar één strohalmpje meer waaraan hij zich kon vastklampen : het telefoonnummer van makelaar Karel Brocken. Hij had het meegekregen van een van de managers van de laatste ploeg waarbij hij in Congo gevoetbald had. “Als je in Europa bent, kun je hem bellen”, was de bijbehorende boodschap geweest. Kubu had in Congo met zijn team een tijdje voordien een wedstrijd gespeeld tegen het toenmalige Beerschot. Bij de Antwerpenaren speelden in die periode enkele Congolezen en de bewuste oefenpot was gekoppeld aan een zoektocht van de club naar meer van dat zwarte voetbalgoud in die regio. Het was Brocken die min of meer de gids was geweest tijdens de missie, omdat hij thuis was op de Afrikaanse markt. De vriendschappelijke match was op 1-1 geëindigd, voor de Congolezen had uitgerekend Kubu gescoord. Brocken had achteraf wat contacten gelegd bij het bestuur.

Kubu draaide het nummer. Brocken wist nog wie Kubu was en belde Aimé Anthuenis op, toenmalig trainer bij Lokeren. Kubu mocht daar eens meetrainen. De coach zag dat het goed was en drong er bij de club op aan hem te houden. De nieuwe Afrikaan speelde een keurig seizoen bij Lokeren. Toen Anthuenis hem vroeg of er nog spelers van zijn kaliber in zijn thuisland liepen, noemde Kubu altijd zijn broer. “Ik wíst gewoon dat hij het hier goed zou doen”, stelt Kubu overtuigend. “Hij had meer talent dan ik.” Van Anthuenis mocht hij komen, maar de praktische documentenregeling voor de overtocht van zijn broertje liep niet van een leien dakje, er ging wat tijd overheen. “‘Allé, waar blijft uw broer ?’ vroeg ik altijd”, lacht Anthuenis. Het begon te lang te duren naar de zin van Kubu, en dus trok hij zelf terug naar Congo om er zijn broer – toen amper zestien – persoonlijk op een Sabenavlucht richting Brussel te zetten.

Verre van evident, want de club waar Nzelo toen speelde, deed moeilijk. “En er werkten toen veel supporters van dat team op de luchthaven”, weet Kubu nog goed. Zij mochten Nzelo daar in geen geval opmerken, want ze zouden onmiddellijk een stokje gestoken hebben voor een aftocht van een van de goudhaantjes van hun favoriete club. Omdat Kubu al in Congo was gesignaleerd, waren ze bovendien extra alert, want ze wisten dat die in België speelde en dat er daar interesse was voor zijn jonge broer.

Afrikaanse inventiviteit

Om Nzelo toch uit het land te loodsen, stak Kubu een nummertje in elkaar dat je enkel in films denkt te zien. Afrikaanse inventiviteit ten top. Kubu schakelde een kennis in, een lijfwacht van president Mobutu.

“Hoe gaat dat bij ministers en dergelijke ?”, declameert Kubu. “Die trekken niet zelf met hun papieren naar de mensen van de douane, hoor. Met veel poeha komt een medewerker van zo’n hoge piet daarmee aandraven en de man achter het loket dúrft het niet aan om ook maar de minste twijfel over een van die documenten te uiten. Eigenlijk kijken ze er in zo’n situatie niet eens echt naar.” En dus werd een hoge status voor Nzelo bedacht en trok die medewerker van Mobutu naar de douane met Nzelo’s papieren, plus een overdosis lef, waardoor ze daar in die mate geïmponeerd waren dat ze een neus gezet werden terwijl ze er zelf naar stonden te kijken.

Kubu buldert nog als hij het verhaal oprakelt.

Het plan lukte. Anthuenis zag Nzelo in Lokeren bij zijn eerste test. De trainer stapte nog voor hij zijn voetbalschoenen had uitgedaan naar het bestuur. “Als je die niet neemt, moet je ermee stoppen.” Er werd gehoorzaamd.

De jongste Lembi mocht bij de jeugd eerst de cultuurschok op het voetbalvlak verteren. Wennen aan het ritme bijvoorbeeld. Maar ook de dribbelkunstjes afleren die in een verdediging hier te risicovol zijn en die hij toch een beetje van nature in zich droeg. Hij moest hier soberheid in zijn spel leren integreren. Ook aan het tactische aspect was nog schaafwerk.

“Zijn voornaamste minpunt”, vertelt zijn broer, “was dat hij te nerveus was. Niet nerveus in de zin van zenuwen hebben, maar wel : driftig reageren als iemand iets naar hem riep, ‘zwarte’ of ‘ makak‘ bijvoorbeeld. Dan voerde hij een agressieve tackle uit, terwijl je zoiets gewoon moet laten passeren. Ik heb hem uitgelegd dat zulke provocaties er hier in Europa bij horen.”

Lang duurde het niet vooraleer hij ook met het eerste team mocht aantreden. Daar werd hij na enkele jaren weggeplukt door Club Brugge.

Stilte

Het was vooral Antoine Vanhove, toen algemeen directeur bij Club, die gecharmeerd was door de sportieve prestaties van de Congolees en onmiddellijk had gesteld : “Dat is er een voor Club.” In zijn eerste weken bij Club, tijdens een oefenmatch tegen Hajduk Split op de Brugse Metten, kreeg Nzelo ook de rest van het Jan Breydelstadion op zijn hand, dankzij enkele technische hoogstandjes en tempoversnellingen. Een nieuwe publiekslieveling na Daniel Amokachi is gevonden, klonk het in een eerste hoerastemming. Maar die smolt weg. Lembi – op veel posities uitspeelbaar, maar door Club in de eerste plaats als rechtsachter gehaald, de positie waar hij ook bij Lokeren gespeeld had – moest in eerste instantie de concurrentie aangaan met international Dirk Medved en dat was geen sinecure. Kleine blessures en muizenissen in zijn hoofd duwden hem nog meer in een vergeethoekje. “Mentaal was ik voor het Clubhoofdstuk nog niet klaar”, zei Nzelo daarover achteraf.

Het duurde uiteindelijk tot 1999, zijn vierde seizoen bij blauw-zwart, vooraleer Nzelo echt openbloeide. Toen trainer René Verheyen er het roer overnam van Erik Gerets, kreeg de Congolees voluit zijn kans en werd hij plots “een van de revelaties van het seizoen”. Dat hij het na drie moeilijke seizoenen alsnog waarmaakte, schrijft Kubu toe aan het doorzettingsvermogen van zijn broer. Nzelo is in zijn ogen een doorbijter, een karaktervent.

Lembi bleek een klasserijke speler, al werden er ook kanttekeningen gemaakt. Verheyen zei over hem : “Hij is wel iemand met wie je duidelijke afspraken moet maken op het tactische vlak.”

Op het veld liep het soms eens mis voor de Afrikaan. Hij kreeg een stempel waarop stond : regelmatig last van black-outs. “Die blijven bij zijn spectaculaire manier van problemen oplossen horen”, schreef de krant Het Nieuwsblad in 2001. In dit blad was in die periode over de Congolees te lezen : “Een topspeler is 90 minuten geconcentreerd. Nzelo zit aan 89 minuten en 57 seconden.”

“Je gedachten op het veld mogen niet afdwalen naar persoonlijke problemen”, zegt Kubu. Details over beslommeringen die zijn broer toen wel eens bezighielden, kent zelfs hij niet. “Nzelo is een gevoelige jongen, maar geen prater.”

Ook dát had zijn integratie bij Club in die eerste jaren trouwens serieus bemoeilijkt. “Een opvallend introvert type”, werd hij genoemd. Of sterker nog : “Iemand met een welhaast legendarische schuchterheid.” Vital Borkelmans zei daarover eens : “Je hoorde hem zelfs niet binnenkomen, hij wás er gewoon.” Zelf legde Nzelo het eens als volgt uit : “Mijn woorden komen altijd uit het hart. Daarom spreek ik nooit veel. Ik zeg alleen iets wanneer ik iets te zeggen heb. Het liefst hul ik mij in stilte.”

Dat zal waarschijnlijk altijd een beetje zo blijven, getuigt zijn broer, en het is altijd een beetje zo geweest. “Als kind was hij … een moeilijk kind”, lacht Kubu. “Als mijn ouders zeiden dat hij ’s avonds niet weg mocht, ging hij toch de deur uit om te gaan sjotten. Hij deed altijd zijn zin. Dat laatste is er, nu hij vader is, wat uit. Nu ziet hij wel in dat je je ook wat moet integreren, doet hij zijn best, maar het zit niet van nature in hem.”

Woord gebroken, hart ook

Nadat hij in 1998 al eens had mogen testen bij Udinese – met succes overigens, alleen kwamen de clubs er toen niet uit – volgde na zijn doorbraak de interesse van nog verscheidene andere Europese clubs. Op het einde van het seizoen 2000/01 kwam Kaiserslautern het meest nadrukkelijk in beeld. De Duitsers wilden naar verluidt “een bedrag tussen 4 en 5,5 miljoen euro” op tafel leggen en hadden voor de speler zelf een contractvoorstel met blinkende cijfertjes in petto, maar Club zou toen een prijskaartje van liefst 9,9 miljoen euro op het hoofd van de Afrikaanse verdediger gezet hebben.

Lembi kreeg het gevoel dat een hem gegeven woord toen hij had bijgetekend – dat er over een transfer gesproken zou kunnen worden -, gebroken werd, en daarmee ook zijn hart. Bovendien viel hij ondertussen al eens vaker uit de basis. De sfeer tussen de speler en de club verzuurde, ook die tussen Nzelo en zijn beschermheer Antoine Vanhove, die hij tot dan altijd “een vaderfiguur” genoemd had. Het duurde uiteindelijk nog een jaar vooraleer Lembi mocht vertrekken naar Kaiserslautern.

In de Bundesliga had de verdediger aanvankelijk wat last van blessures, maar uiteindelijk trad hij er in vier seizoenen toch in negentig matchen aan. “Ik heb de indruk”, zegt Kubu, “dat hij daar veel geleerd heeft, dat hij er vooral nóg sterker geworden is. Daar werd zelfs na een weekendwedstrijd op maandag en dinsdag zwaar fysiek getraind.”

Toen de Duitse club vorig jaar degradeerde, zou het loon van Nzelo gehalveerd worden. Het Oekraïense Metalurh Donetsk kwam aankloppen – alweer verblindende cijfertjes – en de Congolese verdediger, die intussen ook de Belgische nationaliteit had, hakte de knoop heel snel door. Te snel, zou achteraf blijken. Het gemis van zijn vrouw en twee kinderen, die om praktische redenen niet mee konden verhuizen en in Aarlen bleven wonen, viel hem zwaarder dan hij vooraf had ingeschat.

“Nzelo heeft bij ons centraal in de verdediging meer dan de helft van de wedstrijden meegespeeld,” zegt trainer Jos Daerden van Metalurh Donetsk, “vooral in de eerste ronde. Nadien sukkelde hij wat met een blessure.

“De Nzelo Lembi van nu heeft nog altijd dezelfde kwaliteiten als die van bij Club. Dankzij zijn ervaring is hij intussen rustiger aan de bal, ondertussen heeft hij ook de risico’s een beetje uit zijn spel gefilterd. En de black-outs … Zulke dingen gaan eruit met de jaren. Ik heb enkel positieve ervaringen met hem, en de club ook.” Het was dan ook met lichte tegenzin dat Metalurh hem liet vertrekken naar Antwerpen, waar hij nu een vervolg aan zijn carrière kan breien, met zijn gezin dichtbij.

“De grindweg waarop ik loop, moet een brede asfaltweg worden”, haalde Nzelo in zijn begindagen bij Lokeren een vreemde metafoor boven voor het carrièreverloop dat hij in gedachten had. Het is niet de autosnelweg geworden waar hij toen misschien van droomde, maar bij Germinal Beerschot spelen betekent anderzijds toch ook niet dat je over de lelijkst denkbare weg hobbelt. Tenzij je natuurlijk elke dag de A12 neemt om naar het Kiel te gaan. S

Door Kristof De Ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content