Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Is Georges Leekens slap en lui ? Integendeel, zeggen Kevin Van Dessel en Sven Vandenbroeck : als iemand nog een beetje de kar trekt bij Roda JC, dan wel de Belgen.

Gezien haar weinig florissante positie in de Nederlandse competitie, was het onrust die de club kon missen als kiespijn. Roda startte het kampioenschap met 1 op 15. Het stuurde trainer Jan Van Dijk de laan uit en verving hem door Leekens. Dat leidde tot voorzichtige beterschap, maar scoren blijft moeilijk en de kwaliteit van het voetbal zus en zo. “Het is gevechtsvoetbal,” zegt Kevin Van Dessel, “iets waarin Roda goed is en was. Langzaam komt het terug. Als we als team voetballen, zullen we nog veel punten pakken. Zoniet zakt ons rendement behoorlijk.”

Het staat allemaal in schril contrast met vorig seizoen, toen onder Sef Vergoossen nog Europees voetbal werd afgedwongen. Onderhuids bleef alles echter hetzelfde, weet Sven Vandenbroeck : “Er zijn problemen, in en rond de groep. Die zijn ze stilaan aan het oplossen, je ziet dat iedereen stilaan weer voor elkaar gaat werken. Welke problemen ? Menselijke, jongens die naast de ploeg staan, jongens die te veel naar zich toe willen trekken. Dat soort dingen.”

“Als jongens hun stempel op de zaak drukken,” haakt Van Dessel in, “leidt dat dikwijls tot irritaties tussen de spelers. Die waren er voordien ook al, maar als je wint, wordt dat vergeten. Nu het wat minder gaat, komt alles naar boven, wordt er wat luider gezegd wat er scheelt. De een gaat daar beter mee om dan de ander.”

Vandenbroeck : ” Martin Jol werd ontslagen om redenen die er nu nog altijd zijn. Vergoossen heeft het daarna drie jaar volgehouden. Van Dijk kwam, maar ook hij werd buitengegooid. Om dezelfde redenen. Leekens wilde er komaf mee maken. Hij was goed gebriefd door Vergoossen en gaat er soms keihard tegenaan. Dat lukt vrij aardig. Misschien dat er straks bepaalde spelers weggaan, of stoppen met voetballen, en dan komen er jonge jongens in hun plaats.”

evin Van Dessel en Sven Vandenbroeck vormen samen met Tom Soetaers, Vincent Lachambre en Jérôme Colinet een handvol Belgen in de Rodakern, die met Georges Leekens ook nog eens een Belgische trainer heeft. Van het vijftal is Van Dessel de enige echte vaste waarde. Dit seizoen kreeg hij de aanvoerdersband om. “Vrij ondankbaar”, zegt hij. “Aanvankelijk was ik er blij mee, maar het blijkt toch dat het zwaar is. Van der Luer is ermee begonnen vanalles zelf te regelen, zijn opvolger Luijpers zette dat verder en ik doe het nu ook. Kleine dingen, maar het vraagt veel loopwerk. Als het daarenboven slecht gaat met de ploeg, krijg je als aanvoerder sneller kritiek. Plots heet je dan helemaal geen leiderstype te zijn.”

Vandenbroeck herkent het probleem. Bij Jong België is hij de kapitein. “Zolang iedereen meewerkt, heb ik er geen moeite mee. Het aanvoerderschap wordt pas moeilijk als er een paar ambetanteriken tussen zitten.”

Van Dessel : “Ik ben het ook maar door de omstandigheden geworden. Van Dijk vond mij de ideale man om een brug te slaan tussen jong en oud. Daarom vroeg hij me als vice-aanvoerder. Toen Luijpers de aanvoerdersband inleverde, kreeg ik hem. Bij Luijpers speelden privé-redenen mee – hij is pas vader geworden -, maar ging het toch ook om zaken die nu ook bij mij spelen. Hij had er geen zin meer in.”

Slap en lui, het zijn kwalificaties die Leekens nog lang zullen achtervolgen. Beter had Nol Hendriks ze op de spelers laten slaan, zo blijkt uit de woorden van Van Dessel en Vandenbroeck. Dan had hij gelijk gehad.

Van Dessel : “Als we bij Roda lopen, zijn er vijf die de kar trekken. De Belgen. De rest sjokt erachter aan. Typisch Belgisch, die werkmentaliteit, dat lopen. Belgen trainen graag, anderen stoppen zich graag weg.”

Sef Vergoossen zegt : als je een Belg vraagt om naar links te gaan, dan doet hij dat, maar vraag het aan een Hollander, dan … “… zegt die : waarom gaan we niet naar rechts ?”, pikt Vandenbroeck gretig in. “Ik kan me daar aan storen.”

Van Dessel : “Ontzettend ! Ik moet na een training kunnen zeggen : ik ben moe, ik heb iets geleerd. Hier zijn er altijd die zich wegsteken. Daar kan ik me nog steeds kwaad om maken.”

Vandenbroeck : “Vorig seizoen had je trainingen waar haast niks werd gedaan. Dan had ik iets van : weer een dag verloren. De trainer bedoelde het niet slecht, maar de invulling door de spelers was niet goed. Vier tegen vier is in principe intensief, maar als de spelers zeggen : vandaag doen we niks, dan is het ook niks. In België is dat ondenkbaar. Ik heb in Mechelen gewerkt met Vercauteren, Verkempinck en Jacob, daar maakte je zoiets slechts heel af en toe mee. En dan nog !”

ven Vandenbroeck haalt een veelzeggend voorbeeld aan. “Toen we hier in januari op oefenkamp trokken, waren de velden bevroren. Dus liepen we ’s ochtends op de piste of rond een hockeyveld. Veertig minuten duurloop. Bleken de eerste vier Belgen te zijn. Een piste is 400 meter lang, sommige spelers dubbelde je op die tijd vijf keer. Dat betekent dat je meer dan twee kilometer meer loopt dan zij. Het ergste vind ik dat ze ook nog eens zeveren tegen elkaar tijdens het lopen. Daar kan ik niet tegen. Zoek een tempo dat net binnen je grenzen ligt en leg dat af zonder te praten.”

Van Dessel : “Je ziet het overal : de dag dat je het leuk maakt met de bal, zullen ze wel trainen, maar lopen ?”

Vandenbroeck : “Wat ik mis is de ambitie bij zulke spelers om nog vooruitgang te maken. Ze hebben een goed contract en voor de rest… Ik erger me daaraan.”

En Leekens, wat doet hij eraan ?

Vandenbroeck : “Hameren op het collectief. Tien procent meer voor het team, vuile meters maken. De boodschap moet uiteraard dieper gaan, maar als je geen samenhang hebt, heb je niks aan taktiek, techniek of invulling van je ploeg. Iedereen moet mee aanvallen, verdedigen. Zeker in Nederland, waar de centrale verdedigers de eerste aanvallers zijn.”

Van Dessel : “Toen Leekens arriveerde, was het hier één grote puinhoop. Van die hoop maken we langzaam maar zeker terug een ploeg. Dat lukt niet van de eerste dag, het gaat nog altijd met ups en downs, maar we zitten al iets boven het gemiddelde.”

Vandenbroeck : “Leekens heeft de Belgische stijl toegepast, iets meer zekerheid ingebouwd. Zeker geen goal slikken, dan hebben we al een punt. Vervolgens ging hij het belang van de stilstaande fases benadrukken. Daarna het fysieke aspect, wat na de winterstop serieus werd opgedreven. En het collectieve. We doen wat hìj wil, het is niet meer ieder die zijn eigen invulling eraan geeft, zoals voordien. Zo is los zand een blok geworden.”

Sef Vergoossen vond ook al dat Belgen veel meer beseffen dat het als ploeg moet gebeuren.

Vandenbroeck : “Samen op stap gaan, zoals wij met de beloften doen, gebeurt hier niet. Wel in kleine groepjes. Hier is geen echt groepsgebeuren, iedereen vindt zichzelf de beste, denkt dat hij klaar is voor een transfer naar een betere ploeg. Dat zie je vaak aan hun spel : als ze goeie commentaren krijgen, gaan sommige jongens overdrijven. Terwijl mijn stelling is : als het goed gaat met het collectief, gaat het ook goed met het individu.”

olgens Kevin Van Dessel gaat het stilaan achteruit met het niveau van de Nederlandse competitie. Sven Vandenbroeck ziet een evolutie. “Waar ze vroeger om bekend stonden, het goeie aanvallende voetbal met buitenspelers, is stilaan aan het verdwijnen”, aldus de ex-speler van KV Mechelen. “Het is minder naïef geworden. De tendens in Europa is minder risico nemen, en snel de lange bal trappen. Dat zie je ook in Nederland. Om te vechten en te duelleren, hebben ze op dit moment echter nog niet echt de wil. Op dat vlak moeten ze zich nog aanpassen. Het zijn allemaal goeie voetballers, maar als hun nationale ploeg niet naar het WK kan, is dat toch een teken.”

Van Dessel : “Ajax is ook afgestapt van het systeem met buitenspelers, zij passen zich ook aan aan de tegenstrever. Wat mij betreft, is dat voetbal voorbijgestreefd.”

Speelt Roda modern, met de lange bal ? In koor : “Ja. Maar door onze lengte in de ploeg bestaat het gevaar dat we iets te snel voor die lange bal kiezen.”

Vandenbroeck : “Als Nygaard ( bijna 2 meter, nvdr) speelt ( in de rug van Anastasiou, nvdr) is dat tegelijk een versterking en een verzwakking. We spelen hem te gemakkelijk aan in de lucht. Hij moet dan maar het duel winnen en de anderen de tweede bal. Vandaar beginnen we dan te voetballen, bijna aan de goal van de tegenstander. Wij zijn dat gewoon, in België gaat het vaak zo, maar er zijn jongens die het daar heel moeilijk mee hebben.”

Zoals Tom Soetaers, die helemaal op het achterplan verzeild is geraakt.

Vandenbroeck : “Ik denk het. Tom moet het veeleer hebben van zijn gevoel, iets onverwachts kunnen doen. Dat lukt nu moeilijk. Hij is niet zo sterk in dat winnen van het duel om de tweede bal.”

Van Dessel : “Hij moet de actie maken, een man passeren, voorzetten of schieten. Hem moet je niet laten meeverdedigen, dat is zijn kwaliteit niet.”

Vandenbroeck : “Tom moet zich erboven zetten en ook eens denken aan het wél willen winnen van die duels. Zijn spel niet veranderen, maar verrijken.”

Van Dessel : “Op zo’n moment moeten de jongens begeleid worden. Ze moeten in gesprekken duidelijkheid krijgen waarom het zo is. Dan hebben ze een antwoord op de vragen en de twijfels. Op dit moment krijgt hij die duidelijkheid niet en dan is Tom iets gevoeliger dan Sven en ik.”

door Peter T’Kint,

“Toen Leekens arriveerde, was het hier één grote puinhoop.” (Kevin Van Dessel)

“Veertig minuten duurloop. Bleken de eerste vier Belgen te zijn.” (Sven Vandenbroeck)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content