De bocht van Rumst

© GF

Zesendertig jaar geleden verongelukte Ludo Coeck, een van Belgiës grootste voetbaltalenten ooit.

De bocht van de E19 in Rumst, toen nog E10 genoemd, was er te veel aan, die avond van 7 oktober 1985 toen Ludo Coeck met zijn blauwe BMW crashte, op weg van zijn appartement in Berchem naar de kinesist in Leuven.

Coeck was net 30 geworden en aan zijn zoveelste revalidatie begonnen. Zijn carrière ging heen en weer tussen glorieuze momenten (een wereldgoal op het WK in 1982, drie Europabekers met Anderlecht) en veel blessurepech. Liefst vijf operaties aan de veelgeplaagde enkel kostten hem veel gloriemomenten en maakten ook een voortijdig einde aan zijn carrière. Toen zijn laatste club, Inter, hem op non-actief zette en hij uitgeleend werd aan Ascoli, geraakte hij ook daar niet speelklaar.

Coeck begon zijn voetballoopbaan op zijn negende op het Rooi bij Berchem Sport. Zijn vriendjes plaagden hem omdat zijn vader politieagent was. Op zijn zestiende zat hij op de bank toen trainer Rik Coppens wilde wisselen tijdens de rust tegen FC Beringen. Coeck keek naar een oudere speler, maar Coppens zei: ‘Komaan, Lu, opwarmen.’ Van puur verschieten schoot Coeck een goal binnen.

Een paar maanden later al voetbalde hij bij Anderlecht. Wijlen voorzitter Constant Vanden Stock wilde hem 10.000 frank per maand betalen (250 euro), terwijl de jongen nog op school zat. Hij moest maar één keer per week in Anderlecht trainen, Constant zou hem laten ophalen door een chauffeur. Papa Coeck probeerde het nog eens bij Berchem: ‘Geef hem vijfduizend frank en hij blijft.’ Maar Berchem had de centen van Anderlecht nodig.

Bij Anderlecht moest Coeck de opvolger van Paul Van Himst worden, maar die bleek nog lang niet uitgevoetbald. Coeck, die tot dan toe maar twee keer per week had getraind, had het moeilijk met twee trainingen per dag in de voorbereiding. Toch belandde hij via de reserven op 26 november 1972 in de ploeg tegen Standard, waar hij één van de uitblinkers werd. Toen hij een week later op Club Brugge de mist in ging, zong de spionkop op de Klokke: ‘Coeck-Coeck, Coeck-Coeck!’ Ludo Coeck was niet alleen een sierlijk voetballend en technisch begaafd stilist die als geen ander een goeie pass of lange bal kon versturen, hij beschikte ook van jongs af over een hard schot. ‘Ludo Boem’ werd zo zijn bijnaam. De goal die hij met de Rode Duivels maakte op het WK 1982 tegen El Salvador bleef lang op het netvlies hangen.

Maar al tijdens de eerste Europabekerfinale in 1976 trapte Trevor Brooking van West Ham hem hard op de enkel en moest hij na een half uur het veld af. Het begin van het einde. Begin jaren 80 vond Anderlechttrainer Tomislav Ivic dat zijn beste voetballers achterin moesten opgesteld worden en hij haalde Coeck, zeer tegen diens zin, naar de liberopositie.

In 1983 verhuisde hij na een woelige transferzomer naar Inter. De voorgangers van dit blad zochten hem op in zijn appartement in de Via Etna in het stadscentrum. Kostprijs: 70.000 frank (1750 euro) per maand. Toen Sport ’80 hem bezocht, stelde hij voor om samen naar Eric Gerets te rijden, zijn ploegmaat van bij de Rode Duivels en diezelfde zomer ook naar Italië getransfereerd, naar aartsrivaal AC Milan. Zo reed Coeck de reporters naar Gerets’ villa in het onooglijke Olginasio di Besozzo waar ze een heerlijke middag beleefden. Een waarbij Coeck zo vaak die typische bulderlach van hem liet horen. Coeck moest even aan Italië wennen. Zijn ploegmaats, die wijn dronken bij het eten, noemden hem ‘Ludo birro’ omdat hij een pintje vroeg.

Geen van beiden was een lange carrière in Italië beschoren. Gerets werd na zijn schorsing voor het omkoopschandaal tussen Standard en Waterschei weggestuurd, Coeck kreeg bij Inter amper de bal van de Duitse middenvelder Hansi Müller en belandde vervolgens voor de zoveelste keer met enkelproblemen in het ziekenhuis.

Toen Inter hem probeerde af te schrijven, poogde hij op eigen kracht terug te keren. Coeck nam in oktober 1984 een reporter van dit blad mee naar een handoplegster in Nederland. Bij die consultatie werd hij gewaarschuwd voor ongevallen op de weg. In december 1984 volgde toch die vijfde operatie. In een laatste interview in mei 1985 gaf hij aan dat hij vreesde dat zijn laatste revalidatie op niets zou uitdraaien. ‘Want werken aan de revalidatie is harder dan het voetballersleventje zelf.’

Na zijn auto-ongeluk belandde hij in een coma. Hij overleed twee dagen later op 9 oktober in het ziekenhuis van Edegem. Jonge mensen uit het Antwerpse voetbal kennen hem als degene die zijn naam gaf aan het stadion van Berchem Sport, zijn eerste club.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content