Het is nu voor iedereen duidelijk: in play-off 1 kan iedereen van iedereen winnen. Onze zogenaamde topclubs slagen er gewoonlijk nog in om de punten thuis te houden, maar op verplaatsing is de oogst dikwijls zeer schaars. Het is simpel: wie kampioen wil worden, zal punten moeten sprokkelen in het hol van de leeuw. Eén punt in Sclessin bijvoorbeeld was voor Anderlecht genoeg om zijn voorsprong op Club Brugge nog uit te bouwen. Club ging diezelfde speeldag immers onderuit bij Kortrijk.

Van Kortrijk gesproken. Die club kan men in elk geval niet langer meer beschouwen als het lelijke eendje van play-off 1. Hun doel was af en toe eens te stunten en die belofte hebben ze ondertussen al waargemaakt. Die vier op zes tegen de titelkanditaten Anderlecht en Brugge – en er zat meer in – dat was pas stuntwerk! Ze hebben zich goed hersteld van de mokerslag die ze moesten incasseren tegen Lokeren in de bekerfinale. Daar hebben ze volgens mijn bescheiden mening de boot gemist. Tegen tien man zijn ze achteruit blijven leunen in een afwachtende houding. Als ze hadden gespeeld met druk vooruit, zoals ze wel deden tegen paars-wit en tegen Club, dan hadden ze waarschijnlijk wel de klus geklaard. Maar dat zijn vijgen na Pasen. Wat er ook nog gebeurt tijdens play-off 1 – Kortrijk zal waarschijnlijk als zesde eindigen – lachen zal men niet meer met KVK, de ploeg met het laagste budget en de kleinste kern in onze eerste klasse.

Over Yves Vanderhaeghe, de T2 van Kortrijk, hoort men maar weinig in de media. Ik ontmoette hem tijdens een quizavond in Brakel. Hij kwam bij mij over als een rustig mens, iemand met een luisterend oor, de ideale schoonzoon. Iemand die niet absoluut in de schijnwerpers hoeft te staan, de perfecte verbindingsman tussen Hein Vanhaezebrouck en de spelersgroep. Beleefd is hij ook nog, want hij noemde mij ‘mijnheer Van Binst‘ toen hij mij begroette. Die jongen kon vanaf dan in mijn ogen geen kwaad meer doen.

Het positieve van dit alles is dat het voetbal opnieuw leeft aan de Leie. In de jaren tachtig heb ik een tijdje in Kortrijk gewoond. Toen was de club zowel op sportief als op financieel gebied op sterven na dood. Hun grootste zorg was het maandelijks betalen van de elektriciteits- en waterrekening. Het is zelfs nooit bij mij opgekomen om eens een wedstrijd te gaan bekijken in het Guldensporenstadion, want daar werd men depressief van, had ik mij laten vertellen. Toen ik trainer was bij WS Lauwe was er soms meer volk op de match in het vlasdorp dan bij rood-wit.

In mijn voetballoopbaan heb ik niet zoveel tegen Kortrijk gespeeld, maar er is één match die mij altijd zal bijblijven. Het was een thuismatch die op de sneeuw werd gespeeld. Onze doelman, Nico de Bree, kwam terug uit blessure. Veel te vlug, zo bleek, want hij blunderde dat het een lieve lust was. Na een halfuur stond het 0-3. De 30.000 supporters in het Astridpark keken ongelovig toe, dat was hen nog nooit overkomen! Gelukkig konden we voor de rust nog tegenscoren. Voor de tweede helft wilde Raymond Goethals De Bree wisselen, maar dat vond Robbie Rensenbrink schijnbaar geen goed idee. “Hier wordt niemand gewisseld, we zullen de klus wel klaren”, zei hij tegen Goethals. Zo gezegd zo gedaan: Robbie scoorde nog twee keer en uiteindelijk wonnen we met 5-3. Maar het was toch even schrikken en vooral de tussenkomst van Rensenbrink was een unicum, gewoonlijk deed de Nederlander zijn mond niet open. Waarschijnlijk zal De Bree iets geweten hebben van het icoon van Anderlecht wat het daglicht niet mocht zien. Ik heb nog een onderzoek ingesteld, maar ben absoluut niets te weten gekomen.

Er was een Kortrijkzaan die mijn bloed wel kon drinken. Bo Braem was het boegbeeld van KVK in de jaren zeventig. Hij stond op het verlanglijstje van FC Toulouse, de ploeg waarbij ik juist had getekend. Hij beschuldigde mij ervan de poten van onder zijn stoel te hebben gezaagd, met het doel om mijn oude ploegmaat Attila Ladinszky mee te nemen naar Frankrijk, wat mij geen windeieren gelegd zou hebben. Ik heb nog een onderzoek ingesteld, maar ben absoluut niets te weten gekomen.

GILLE VAN BINST

“Hij noemde mij mijnheer Van Binst.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content