Het Stade du Pays de Charleroi, een van Belgiës mooiste stadions, is op alles voorbereid : op bezoek langs de gevangenis, een noodhospitaal en het mortuarium.

Om acht uur ’s ochtends brandt al licht in de gang van de hoofdtribune van Sporting Charleroi. Wanneer Jacky Mathijssen de deur openduwt, draaien in het washok aan zijn linkerhand de wasmachines al op volle toeren. Rechts, in het spelershome, geurt de koffie en staat het ontbijt uitgestald : yoghurt, fruit, kaas, jam. Géén choco : daarvoor moet je bij de buren uit Bergen zijn !

Vanaf zeven uur ’s morgens is het echtpaar Dalmut op het stadion, vaak tot acht uur ’s avonds, zegt Pierre. Al 38 jaar zijn ze dagelijks in de weer bij de club. Als er twee trainingen per dag op het programma staan, worden hier wel veertig wasjes gedraaid en staan vijf wasmachines en vijf droogkasten continu te zwieren. Vroeger volstond dat niet. Het huidige dokterskabinet, even verderop in de gang, fungeerde voorheen als scheidsrechterskleedkamer. Daar stond voor de recente verbouwingen nog een bijkomende droogzwierder. Wanneer de scheidsrechter arriveerde voor de wedstrijd, stond die droogzwierder vaak aan. Pierre : “Geen enkele ref die daar ooit een punt van maakte.”

Vanaf negen uur schuiven de spelers de ontbijtzaal in. Aan een andere tafel zit de technische staf : assistent-trainer Dante Brogno, Mathijssen, keeperstrainer Philippe Van de Walle, physical trainer Eric Roex, jeugddirecteur en ex-aanvaller Didier Beugnies en Mario Notaro, die de reserven traint. Ook hoofdscout Raymond Mommens schuift aan, net als secretaris Pierre-Yves Hendrickx, manager Moggi Bayat en clubdokter Carl Willem. Tous ensemble is geen loos begrip in het Zwarte Land. Opvallend in een typisch Waalse club : vier van de zes sportief verantwoordelijken hebben Nederlands als moedertaal. Ongewoon is dat niet in de geschiedenis van Charleroi. De stad dankt de industriële opbouw, die tot 1960 duurde, voor een groot deel aan de import van Vlaamse arbeidskrachten. Het plaatselijke telefoonboek staat bol van Vlaamse namen. Voorbeelden ? Charlerois burgemeester Jacques Van Gompel en zijn voorganger, Jean-Claude Van Cauwenberghe, stammen af van Vlaamse immigranten.

Niet alleen het grote aantal Nederlandstaligen in de technische staf valt op aan tafel. Op Roex en Bayat na heeft de hele sportieve staf een Carolo-verleden : Mathijssen, Beugnies, Brogno en Mommens speelden jaren samen in één team. Van de Walle verdedigde als zoon van een Brugse vader en een Waalse moeder in het seizoen 1979-80 het doel van de eersteklasser. Zijn ouders wonen nog altijd in Gozée, even buiten Charleroi : na de ochtendtraining gaat Fluppe er wel eens langs.

In een ver verleden was het spelershome de plaatselijke buvette waar spelers, bestuurders, pers en genodigden mekaar na een wedstrijd troffen. Na de verbouwingen met het oog op Euro 2000 kreeg het zijn huidige functie. In een hoek staan ligstoelen : tussen twee trainingen door kunnen de spelers die openklappen om te rusten en tv te kijken. Er staat ook een internetverbinding, maar daar gaat niemand aan zitten.

Voor de rondleiding zorgt, in afwachting van de komst van Raymond Mommens – opgehouden met autopanne -, Fred Emans. Voorheen vicevoorzitter van de supportersfederatie, staat hij sinds Euro 2000 in voor de accommodatie.

Trots zwaait hij de deur van de bezoekerskleedkamer open. Hier geen intimidatie van de tegenstander via een veel te krap bemeten omkleedruimte. Geen vierkante centimeter kleiner dan de vestiaire van de thuisploeg en van evenveel faciliteiten voorzien : liefst elf sproeiers in de doucheruimte !

Opletten is het in de gang naar de kleedkamer, aangelegd onder de trappen van de tribune : in opvallend geel en zwart zijn klevers aangebracht opdat je je hoofd niet stoot. Eman maakte mee hoe Guy Roux, net toen Eman hem wilde waarschuwen, vol met zijn hoofd tegen zo’n betonpaal aan knalde. “Ik kon hem alleen nog vragen of hij niet té veel pijn had.”

Aan de overzijde van de inkomhal klopt het sportieve hart van Sporting Charleroi. De eerste deur rechts is de kleedkamer voor de scheidsrechters. Eén deur verder hokken de trainers in een dubbele ruimte zonder ramen. Er is wel een kledinghoek, een paar douches en twee bureaus. Schuin aan de overkant bevindt zich het dokterskabinet, waar vroeger de scheidsrechters de droogzwierder moesten dulden. Hier houden clubdokters Carl Willem en Jean-Pierre Castiaux ’s ochtends van halfnegen tot negen consultatie. Eén speler tegelijk mag naar binnen, waarschuwt een bord. Recht tegenover het dokterslokaal bevindt zich de kinéruimte, mét de geluidsinstallatie die Emans vorig jaar op verzoek van de spelers installeerde in de kleedkamer van de thuisploeg, waar vier luidsprekers na weer een gewonnen wedstrijd voor frisse muziek zorgen.

Aan een kledingkastje in die kleedkamer hangen sinds de komst van Jacky Mathijssen vanaf de eerste dag van de week foto’s van de komende tegenstander, plus de tactische doorlichting van Foot Magazine uit de Competitiespecial die voor de start van het seizoen verschijnt. Daarom doet Sporting het dit jaar zo goed !

De argeloze bezoeker schrikt van de namen op de kledingkastjes. Liefst vijf dragen de naam van AC-Milanspelers. Dida zal wel Bernard Laquait zijn, op het kastje van Kargbo staat Nesta. Er zijn ook Super Pippo Inzaghi, Seedorf en Kakà. Niet dat de spelers zichzelf sterallures toemeten. De dader is David Dalmut, zoon van het conciërge-echtpaar, die ook voor Sporting werkt. Op die manier, legt David Dalmut uit, wil hij als Milanfan de Juventusfans onder de spelers een beetje prikkelen. Geen prof die het waagt de tekstjes te verwijderen.

In de hoek achter de kleedkamer staan de schoenenrekjes, plus één fitnesstoestel. Een eigen fitnessruimte heeft Sporting niet. Af en toe rijden de spelers in een paar auto’s naar de gym in het stadscentrum om er hun individuele programma af te werken, tussen de gewone gebruikers.

Naast het spelershome, via een andere deur, leidt Emans het bezoek naar zijn geheime kamer vol videoapparatuur. Onlangs bokste hij hier samen met Dante Brogno nog twee cassettes in mekaar : één met alle door Sporting gemaakte goals, één met alle tegengoals van dit seizoen. Conclusie : zestig procent van de goals voor én tegen werden op stilstaande fasen gescoord.

Wie vanaf de Boulevard Zoé Drion (in 1902 genoemd naar de weduwe die net voor de eeuwwisseling 800.000 frank aan de stad schonk voor liefdadigheidswerken) de voorzijde van het stadion aanschouwt, ziet niet de hoofdtribune, maar het nieuwe gebouw dat twee jaar na de promotie, in 1987, opgetrokken werd. In grote letters prijkt er ‘Stade du Pays de Charleroi’. Die naam verving het oude Mambourg, genoemd naar de plek waar in 1938 het stadion werd gebouwd op een oude mijnsite. Het vernieuwde stadion, opgetrokken met het oog op Euro 2000, werd op 24 mei 1999 geopend met een galawedstrijd tussen Sporting en FC Metz, bijgewoond door 25.000 kijkers.

Het gebouw voor het stadion geeft toegang tot de fanshop en de business-seats. Het moet, bezweert Eman, in 1996 de allereerste fanshop in België zijn geweest. Nog altijd te koop zijn het vorig jaar verschenen boek over 100 jaar Sporting en de biografieën van Zetterberg en Dante Brogno. Aan de kassa zijn tijdens de kantooruren ook wedstrijdtickets te verkrijgen.

Via de hoofdingang leidt de lift naar de business-seats, geopend in 1987 in dezelfde periode als Anderlecht. De weg via de trap is versierd met sfeerfoto’s en een paar oude ploegfoto’s. Quizvraag : wie vindt het eerst Georges Bertoncello, de rondbuikige vedette van Sporting van eind jaren zestig ?

De businessruimte is mooi ruim. Na de wedstrijd tegen Standard, die aanving om zes uur ’s avonds, werd de tent pas om twee uur ’s nachts gesloten. Raymond Mommens, na zijn autopanne met flinke vertraging op het stadion aangekomen, betreurt de afwezigheid van een échte buvette. Die is in heel het stadion, op de business-seats na, niet meer voorhanden. Mommens, tegenwoordig verantwoordelijk voor de scouting, een functie die hij na het beëindigen van zijn spelerscarrière al eens een paar jaar waarnam, is niet zomaar een monument in Charlerois voetbalgeschiedenis. Niemand in eerste afdeling speelde meer competitiewedstrijden dan hij. Met 614 matchen gaat hij Willy Wellens (598) vooraf. Wie hem van de huidige generatie nog kan bijbenen ? Daar heeft de Oost-Vlaming die tegenwoordig in Edingen woont geen idee van.

Weinigen weten dat Sporting aan de achterzijde van het business-seatsgebouw ook zes loges bezit : geen één kijkt uit op het veld. Géén constructiefout, benadrukken Mommens en Emans : “Loges horen niet bij Sporting. Ze zouden onze vele werkloze supporters choqueren.” Al zijn ze niet permanent verhuurd, drie loges zijn doorgaans in gebruik. Eén ervan is de ‘Espace Présidentielle’, waar het bestuur van de thuisclub na de wedstrijd het bestuur van de bezoekers ontvangt. Die mogen, aan de omtrek van de zaal te zien, een ruime bestuursdelegatie meebrengen.

Op het gelijkvloers geven twee aparte zalen meteen toegang tot de hoofdtribune. De ‘Salle Rose’ heet tegenwoordig ‘Salle Vip’ maar het oude naambord is nog niet vervangen. Er is ook de ‘Salle Verte’, de chique knusse groene salon waar voor de wedstrijd en tijdens de rust het bestuur van de tegenstander ontvangen wordt, samen met erg belangrijke gasten. Meteen na affluiten gaat van hieruit een uur lang de rechtstreekse radio-uitzending van radio FM Nostalgie de ether in, ‘Sporting FM’ genoemd, met nabeschouwingen van de voorbije wedstrijd tot kwart voor elf.

De volgende zaal is de perszaal, sinds de opening voor het EK 2000 de ‘Salle André Thioux’ genoemd, naar de overleden reporter van de streekkrant, La Nouvelle Gazzette. Bij elke thuiswedstrijd worden verschillende soorten taart geserveerd en er is, voor wie dat wenst, ook witte wijn te krijgen. Tegenwoordig is Sporting daarmee een unicum. Vroeger was wijn ook voorzien op Sclessin en op… Eendracht Aalst.

Rechts van de hoofdtribune wordt de toegang voor de bezoekende fans geregeld via een snel in te planten hekkensysteem dat op wedstrijddagen die weg naar de tribune afsnijdt van de rest van de site. Naast de tribune bevindt zich, met een prachtig uitzicht over het stadion, de commandopost van de politie. Vierentwintig camera’s observeren elk detail in en rond het stadion. Fred Eman toont een achtergebleven foto van een supporter die van een hamburger smukt : “Als je wil, kan de camera inzoomen om te zien welke saus de supporter op zijn hamburger heeft.”

Tribune 3 werd meteen na afloop van Euro 2000 een verdieping ontnomen, waardoor het aantal tribunes van drie tot twee terugviel en de stadioncapaciteit gereduceerd werd van 30.000 naar 24.000. Nog steeds vechten de bewoners van de appartementsblokken achter de tribune de verbouwing aan die hen alle licht op hun flats ontneemt. Vóór de verbouwing hadden de bewoners gratis zicht op de wedstrijden, vanuit hun privéloge, net zoals dat in La Louvière kon. Sappig vertelt Dante Brogno hoe La-Louvièrevoorzitter Gaone ooit in derde klasse zijn penningmeester opdracht gaf om tijdens de wedstrijd bij de mensen in het appartementsblok aan te bellen en zes euro te vragen voor de wedstrijd.

Onder tribune 3 is niet alleen een immense parkeerruimte voorzien waar tijdens de week de gemeentelijke arbeiders hun voertuigen kwijt kunnen, maar ook een heus noodhospitaal voor rampscenario’s. Ook op gewone wedstrijddagen verzamelen hier ziekenwagens en brandweerauto’s. Naast de post van het Rode Kruis kunnen in een heus noodhospitaal in vier afgesloten compartimenten dringende operaties uitgevoerd worden. Eman opent in de hoek een leeg kantoor zonder ramen. Even raden waar deze ruimte voor bestemd is ? Bij een ramp in het stadion wordt dit het mortuarium, waar eventuele lijken ondergebracht kunnen worden. Vandaag ligt er niemand.

Nog onder tribune 3 hangt boven een smalle gang een bordje met één woord : ‘Amigo’. De plaatselijke gevangenis omvat vier cellen : drie kleinere en één voor als er grote groepen opgepakt moeten worden. Allemaal staan ze onder permanente camerabewaking. Eén keer nog maar belandde iemand in de cel : een supporter van La Louvière die meteen na de wedstrijd vrijgelaten werd.

Tribune 4 heet sinds de herdoop van het stadion Mambourg. Hier staat tijdens de thuiswedstrijden de kop met de Ultra’s. Achter de Tribune Mambourg loopt een kleine straat. Aan de overkant bevindt zich sinds de verbouwingen in 1999 het secretariaat van Charleroi. Zo veel plaats in het stadion, maar geen kantoren om te werken, zucht Mommens. Aan gehandicapten is wél gedacht : aan de trap is een schuivende liftstoel bevestigd. De voorzitter heeft geen eigen bureau. Hij zetelt in Brussel en komt enkel naar Charleroi voor de wedstrijden. Bovenaan de trap huizen Christel en Marjorie die op het secretariaat de telefoons beantwoorden. Om de hoek zetelt algemeen secretaris Pierre Ives Hendrickx. Hij praat vlot Nederlands, houdt er een diploma van industrieel ingenieur op na en trad in 1998 in functie, nadat hij als student en vrijetijdsjournalist het clubblad mee vol hielp schrijven. Aan de overkant zoekt de nieuwe commerciële medewerker Denis Gantois nog zijn weg. Hij deelt het kantoor met Raymond Mommens, met commercieel manager Mehdi Bayat en algemeen manager Mogi Bayat. Die vertrekt dezelfde avond nog naar huis in Parijs. Mogi heeft sinds kort een eigen optrekje in Charleroi, maar tot nader order biedt Parijs na het werk iets meer verstrooiing.

door Geert Foutré

Eén keer belandde iemand in de plaatselijke cel : een supporter van La Louvière.

De voorzitter heeft in Charleroi geen eigen bureau.

Hier geen intimidatie van de tegenstander via een veel te krap bemeten omkleedruimte.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content