Het voorzitterschap bij Club Brugge is voor Pol Jonckheere de verwezenlijking van een lang gekoesterde droom. Na jaren van observatie mag hij nu zelf de lijnen uittekenen. Jonckheere doet dat met de analytische manier van denken waarmee hij ook zijn architectenbureau leidt.

Op een zaterdagmorgen wil het wel eens gebeuren dat Pol Jonckheere naar zijn bureel op Club Brugge trekt om daar, in een haast sacrale rust, een aantal dossiers door te nemen. Hij is er snel want Jonckheere woont op een steenworp van het Jan Breydelstadion, schuin tegenover zijn ouderlijke woning. Op het einde van zo’n zaterdagvoormiddag stapt Jonckheere graag nog eens naar de in de buik van het stadion gelegen kantine om daar een pintje te drinken. Jonckheere luistert dan naar de stem van het volk. Hij vindt het contact met de basis verrijkend, hij weet graag wat er in alle echelons binnen en buiten de club leeft.

Vanuit zijn bureel kan Pol Jonckheere de spelers van Club Brugge zien trainen. Maar hij heeft van daaruit nog nooit gekeken. Veel liever staat Jonckheere aan de rand van het veld. Hij is een man die graag observeert en die, zoals hij het lachend zelf zegt, “overal met zijn neus tussen zit.” Het is volgens Jonckheere noodzakelijk om de polsslag van de club te voelen, om snel te kunnen anticiperen en handelen. Dat lijkt in tegenspraak met het wat onopvallende imago dat Jonckheere als (tweede) ondervoorzitter opbouwde. “Maar”, zegt hij, “het is niet omdat je op de achtergrond blijft dat je geen mening hebt.” Hij voelde zich goed in de luwte en vond het vooral zijn taak niet om de visie van de club te verkondigen: “In een voetbalclub moet één man dat doen. Toen was dat Michel D’Hooghe.”

Nu staat Pol Jonckheere (50) dus zelf in de schijnwerpers. Interviews geven is voor hem nieuw. Hij pakt niet uit met beeld- rijke exposés als Michel D’Hooghe en citeert niet uit het literair oeuvre, een vaststelling die al vaker is gemaakt en waarvan hij langzamerhand moe moet worden. Toch heeft een gesprek met Pol Jonckheere een apart karakter. Hij houdt van een open dialoog, zegt graag wat hij denkt, wil zich niet in allerhande bochten kronkelen, maar beseft dat hij zijn woorden soms moet wikken en wegen. “Het heeft geen zin om oorlog te voeren, daar kom je nergens mee”, weet hij. Jonckheere wil mensen positief benaderen en ze een goed gevoel geven. Zo, vindt hij, haal je uit iedereen een optimaal rendement. Het is het credo waarmee hij door het leven stapt: respect voor andere mensen. Dan krijg je veel gedaan. Bijvoorbeeld dat de grasmat voor iedere thuiswedstrijd wordt gesproeid, iets wat het circulatievoetbal dat Adrie Koster wil ten goede komt.

Pol Jonckheere: “Ik werk heel graag met mensen. Daarom wilde ik eigenlijk geneeskunde studeren. Maar mijn vader had als architect – burgerlijk ingenieur een bureau uitgebouwd en hij wilde dat ik, als oudste uit een gezin van vier kinderen, dat later overnam. Zo werd ik dus een beetje in die richting geduwd. Maar ik ben blij dat ik voor dat beroep gekozen heb, ik vind het menselijk contact zeer boeiend. Want als architect treed je eigenlijk binnen in het hart van een gezin, je moet de wensen van die mensen kunnen analyseren en in functie daarvan iets creëren waarin ze zich thuis voelen. Als je dan ziet dat de mensen tevreden zijn, dan geeft dat heel veel voldoening. Ik vind het schitterend om vanuit een eerste schets een ontwerp te maken, om creatief te zijn, dat is iets wat ik nooit zal loslaten. Ik werk ondertussen samen met mijn jongste broer in ons bureau dat 25 mensen tewerkstelt. Het ontwerpen en het verzorgen van de contacten met de mensen zal ik blijven doen. Net zoals ik ook het contact met de mensen belangrijk vind. Ook al omdat ik denk dat ik mensen kan overtuigen. Door op een heel kalme manier met hen te communiceren. Dat is mijn karakter: ik ben altijd heel rustig, stress is een woord dat ik niet ken.”

En u bent ook, beweert men, beter in een gesprek met een kleine groep mensen dan dat u toespraken moet houden.

“Dat is zo. Al vind ik dat ik in die speeches aan het groeien ben. Het probleem aanvankelijk was dat ik alles veel te veel voorbereidde. Dan kom je wat geforceerd over. In een toespraak moet een vleugje spontaniteit zitten.”

Hebt u zelf gevoetbald?

“Eens twee wedstrijden in de jeugd van Zedelgem en na mijn studies in het arbeidersvoetbal, bij Sporta Veldegem. En veel op school, de bal is altijd heel belangrijk geweest in mijn leven. Ik heb ook aan kunstschaatsen gedaan, mijn vader was voorzitter van de schaatsclub in Brugge, in het Boudewijnpark. Ik heb dat heel intensief beoefend, in de vakantieperiode ging ik drie keer per dag trainen, kennelijk beschikte ik over wat talent. Op het einde van mijn tweede jaar middelbaar hebben mijn ouders gevraagd om daarmee te stoppen. Ze wilden dat ik me op mijn studies concentreerde. Dat heb ik gedaan. Ik ben er gekomen door heel hard te werken, zo kon ik ook het bureau van mijn vader verder uitbouwen.”

Wat voor soort baas bent u?

“Ik onderhoud een heel nauw contact met het personeel, ik zit ook midden tussen mijn medewerkers. Maar ik ben wel iemand die lijnen uitzet. Ik vind dat het voor mensen heel eenvoudig werken is als ze weten waaraan ze zich moeten houden. Als mensen niet binnen die lijnen lopen, kan ik heel streng uit de hoek komen. Maar dat hoeft nauwelijks. We zijn actief in drie grote segmenten: we ontwerpen voor particulieren, bedrijven en promotoren en daarnaast is er nog een afdeling planologie. Zelfs in deze tijden van crisis groeien we. Ik denk dat we daar trots op mogen zijn.”

Zelden emotioneel

Club Brugge is altijd de rode draad geweest in uw leven.

“Ik ben in de schaduw van het stadion opgegroeid. Dus ging ik naar iedere wedstrijd kijken. Ik zit intussen een jaar of vijfentwintig in het bestuur. En langzaam maar zeker ben ik in die bestuursfunctie gegroeid.”

U hebt zich, voor u voorzitter werd, naar buiten uit nooit geprofileerd.

“Ik denk dat alleen de voorzitter dat moet doen, hij is de spreekbuis. Ik heb in de luwte gewerkt, veel geobserveerd, veel gekeken en daar dan conclusies uit getrokken. Zo vorm je ook een eigen visie. En zo groei je als bestuurder. Intern gaf ik altijd mijn mening. En ik merkte dat ik steeds meer gewaardeerd werd, dat men in mij geloofde. Zo stuwt je entourage je vooruit. En zo kom je eigenlijk op die voorzittersstoel terecht. Dat was ook mijn absolute ambitie, mijn droom, ik hoef dat niet weg te steken. Want wat is er mooier dan de club van je hart te mogen leiden? Het is eigenlijk ook een bevestiging van het werk dat je hebt gedaan.”

En zes jaar geleden, toen Michel Van Maele werd opgevolgd door Michel D’Hooghe, was u daar niet klaar voor.

“Absoluut niet. Michel D’Hooghe was de enige man die Club Brugge op dat moment op het spoor van het professionalisme kon zetten, we mogen blij zijn dat hij dat heeft willen doen. Ik kon dat niet waarmaken. Ik had te weinig ervaring en mijn bureau was niet gestructureerd om mijn job daar met het voorzitterschap van Club Brugge te combineren. Ik heb er zes jaar aan gewerkt om in mijn kantoor een structuur te brengen waardoor mijn mandaat bij Club Brugge voor mijn medewerkers niet tot een extra belasting zou uitgroeien. Bovendien waren de structuren binnen het bestuur van Club Brugge toen anders dan degene waarvoor Michel D’Hooghe heeft gezorgd.”

Eigenlijk stond het zes jaar geleden al vast dat u Michel D’Hooghe nu zou opvolgen.

“Dat denk ik wel, ja.”

Heeft Michel D’Hooghe u zes jaar geleden gezegd: jij wordt mijn opvolger.

(denkt na) “Laten we zeggen dat hij dat de beste oplossing vond.”

U was altijd opvallend loyaal ten opzichte van D’Hooghe. Heeft dat daarmee te maken?

“Dat mag je zo stellen. Ik heb altijd bijzonder veel respect gehad voor de capaciteiten van Michel D’Hooghe. Ik heb heel veel van hem geleerd. Op alle gebied. Hoe pak je een moeilijk dossier aan? Hij beheerst dat als geen ander. En hij is een diplomaat, een meester in het zoeken van compromissen. Maar dat betekent niet dat ik het altijd met hem eens was. Hij wist precies hoe ik over een en ander dacht, hij kende mijn standpunten. En dan wist hij voor de vergadering welke richting hij moest uitgaan om tot een compromis te komen.”

Hebt u nog veel contact met D’Hooghe?

“Op dit moment is dat contact niet zo frequent. Ik vind het belangrijk dat ik in mijn startfase als voorzitter een eigen lijn naar voren kan brengen, een soort eigenheid kan uitzetten. Daarom wil ik het op dit moment zelf bekijken en ervaren. Maar dat doet geen afbreuk aan mijn respect voor Michel D’Hooghe.”

Welke meerwaarde wil u als voorzitter geven?

“Ik wil de structuren nog meer op vaste lijnen brengen, erover waken dat er over alles vaste afspraken zijn. Een beetje zoals in mijn bedrijf. Omdat ik enkel in zulke systemen goed kan werken. En ik heb veel aandacht voor het sportieve, daar begint uiteindelijk alles mee. Het spektakelgehalte moet omhoog, je voelt dat er nu een bepaald enthousiasme op de tribunes is, daar moeten we verder aan werken. Vandaar dat we op een gegeven moment hebben gezegd dat we nog twee transfers zouden doen: een verdediger en een aanvaller.”

U bent een man die graag analyseert. Hoe moeilijk is het dan om een voetbalclub, die vooral op emoties drijft, te leiden?

“Dat is het moeilijkste. Als je hier binnenkomt, dan moet je een knop omdraaien. Maar binnen de club zit ook een bedrijfstak en daar voel ik me zeer goed in. Ik vind emotie een gevaarlijke raadgever in het voetbal. Ik vind dat je je als voorzitter nooit mag laten meeslepen door emotie. Dat zal je mij zelden zien doen. Ik blijf altijd rustig, ook op de tribune. Omdat ik alles wat er gebeurt ook in een breder perspectief wil plaatsen.”

Terwijl in het voetbal wel eens de waan van de dag regeert. Ook bij Club Brugge. Vorig seizoen werden er elf transfers gedaan die niet allemaal slaagden. Hoe voelde u zich daarbij als voorzitter van de sportieve commissie?

“De sportieve commissie bestaat eigenlijk nog niet zo lang. Ik was hiervan enkel voorzitter gedurende de drie maanden vóór mijn voorzitterschap van de club. De beslissingen worden in groep genomen. En als je een sportmanager hebt, dan moet je die vertrouwen geven, dan kan je toch moeilijk altijd je eigen mening doordrukken. Alle beslissingen werden collegiaal genomen. Het is wel zo dat ik me nu als voorzitter in die beslissingen meer ga laten gelden.”

Geen spierblessures

Is Club Brugge niet op een te bruuske manier van stijl veranderd, werd het niet te snel overgoten met techniek?

“Dat is volgens mij de grootste fout die we hebben gemaakt: dat we te rap wilden overschakelen van krachtvoetbal naar technisch voetbal. En dat we te snel spelers pakten die in dat laatste profiel pasten. Als je verandert van spelsysteem, dan is de keuze van de trainer van essentieel belang. Als ik de huidige ontwikkeling van Club Brugge zie, dan merk je dat we met Adrie Koster een trainer hebben gekozen die past bij het profiel van de spelers die we nu hebben: jonge talentvolle voetballers waarmee je als trainer geduld moet hebben. Je mag niet uitgaan van het principe dat ze al alles kunnen. Je hebt een trainer nodig die de energie bezit en het geduld heeft om jonge spelers beter te maken. In die politiek is Koster de geknipte figuur. Pas op, ik juich het toe dat we meer technische voetballers hebben aangetrokken. Alleen werd die stap wellicht iets te snel gezet.”

Het was het voetbal zoals Marc Degryse het zag.

“Dat is zo. Maar we zijn allemaal in dat verhaal meegegaan. Ik vind trouwens dat Marc grote verdiensten had voor Club. Ook door hem hebben we veel vlugger de stap naar het professionalisme kunnen zetten.”

Klopt het dat u vorig seizoen tijdens de winterstop de transfer van Mohamed Dahmane hebt doorgedrukt?

(lange stilte) “Ook deze beslissing werd in de commissie Sport collegiaal genomen. Ik geloof in Dahmane: een technische voetballer met een winnaarsmentaliteit die past bij Club Brugge. Maar met de spelers die we momenteel hebben is het moeilijk om hem op zijn beste plaats uit te spelen. Maar ik kom natuurlijk niet op het terrein van de trainer.”

U hebt de keuze voor Koster zelf doorgedrukt.

“Samen met Luc Devroe met wie ik nauw samenwerk, ik denk dat we mekaar zeer goed aanvullen. Ik heb dat trainersdossier wel zeer nauw opgevolgd, ik heb het contract zelf opgesteld en afgehandeld. Ik moet zeggen dat we zeer tevreden zijn met Koster. Je merkt bijvoorbeeld heel duidelijk dat er weer een ploeg op het veld staat, dat de eenheid is hersteld, dat er weer sprake is van een groepsgevoel. Vorig seizoen was dat een probleem, dat is bekend. Koster is iemand die heel veel praat, een man van rechte lijnen. Hij wil iedereen bij de groep houden. Ook degenen die niet spelen. Hij legt ze telkens weer uit waarom hij ze niet opstelt, daar steekt hij veel energie in. Je merkt ook dat Koster jonge spelers mentaal en technisch beter maakt.”

Traint hij anders dan zijn voorganger?

“Absoluut. Er wordt op een ontspannen manier getraind, heel gevarieerd. Ik stel vast dat we geen spierblessures hebben, dat was vorig seizoen anders. Er wordt nu blessurepreventief getraind, op een moment dat een speler een limiet heeft bereikt, dan wordt de training voor die speler aangepast. Koster doseert en gaat individueel kijken hoe ver hij met iedereen kan gaan. Waarmee ik niets verkeerds wil zeggen over Jacky Mathijssen die hier echt goed werk verrichtte. Daarom lieten we hem ook het tweede seizoen uitdoen. Het is gemakkelijk om achteraf kritiek te geven maar als we eerlijk zijn, dan moeten we zeggen dat iedereen achter de komst van Mathijssen stond. Iedereen.”

In beweging blijven

Hoe staat het met het nieuwe stadion?

“Er is nog een lange weg te gaan, in België is het nu eenmaal zo dat dergelijke projecten hun tijd vragen. Maar ik heb daar het volste vertrouwen in. En de relatie met de stad is nu weer zeer goed. Ik had een tijdje geleden een goed gesprek met Patrick Moenaert. Ik ben ervan overtuigd dat de wil er is om tot een oplossing te komen. In afwachting daarvan moeten er wel bepaalde werken uitgevoerd worden aan het Jan Breydelstadion, er zijn nieuwe richtlijnen van de UEFA en we moeten ook voor veldverwarming zorgen. De stad verwacht een voorstel van de clubs, Pol Van Den Driessche wou dat dossier behartigen. Ik wil er echter vooral over waken dat we nu in afwachting van het nieuwe stadion niet blijven stilstaan.”

Hoe bedoelt u?

“Ik vind dat de structuren binnen het bedrijf Club Brugge absoluut moeten verstevigd worden. Ik speel bijvoorbeeld al lang met het idee om met een teammanager te werken, iemand waar de spelers met alle zorgen naartoe kunnen. Nu is dat nog te veel verspreid. Die taak moet bij één man terechtkomen en niet bij iemand die in dit gebouw in een bureel zit maar die als het ware in de kleedkamer leeft.”

U wil met Club verder groeien en het budget verhogen.

“Dat is zo. Ik herhaal het: we mogen niet denken dat er binnen de huidige infrastructuur nu niets meer mogelijk is. Je moet creatief zijn en blijven. Ik heb een studie laten maken om te kijken of er nog doorgroeimogelijkheden zijn en dat blijkt het geval. We hebben nu bijvoorbeeld in het logegebouw een formule uitgewerkt waarbij we proberen zakenmensen zoveel mogelijk bij elkaar te brengen. Dat is niet wereldschokkend, maar het zijn zaken die je als club toch beter maken. Die weg moeten we inslaan: tonen dat we bezig zijn, nieuwe initiatieven ontwikkelen, een boeiend verhaal brengen en zeker niet indommelen. Als je niet vooruitdenkt, als je niet verrast, dan boei je op den duur ook de sponsors niet meer.”

Club Brugge moet in beweging blijven.

“Daar zal ik elke dag over waken.”

Door op alles goed toe te kijken?

“Zo werk ik het liefst, vanuit een soort helikoptervisie. Met aandacht voor alles. Ook voor de jeugd. Daarom ga ik ook niet alleen naar de wedstrijden van de eerste ploeg kijken. Ook jeugdwedstrijden bijwonen is belangrijk. Ik wil gewoon weten wat er leeft.”

door jacques sys – beelden: reporters/gouverneur

“Ik ben iemand die de lijnen uitzet. Ik vind het voor mensen heel eenvoudig werken als ze weten waaraan ze zich moeten houden.”

“Ik speel met het idee om met een teammanager te werken.”

“Het groepsgevoel is hersteld. Dat is de verdienste van Adrie Koster.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content