Drie clubs met naam en faam speelden kampioen in derde en vierde klasse. De euforie van nu is de vrucht van de lessen die uit het verleden werden getrokken.

Het is zo’n mooi woord in het Duits: Traditionsverein. Een woord dat het zeker zo erg als Schwalbe verdient om in andere talen overgenomen te worden. Soms hoor je het ook bij ons, maar vaker wordt het vertaald: traditieclub. Het gaat om clubs met naam en faam, die enigszins gebukt gaan onder de slagen van de moderniteit. Want een traditieclub die meedraait in eerste klasse, noemt men tenslotte gewoon een topclub.

Er zijn in ons land een pak traditieclubs teloorgegaan. Denk aan Club Luik (de eerste landskampioen, nu in derde klasse), aan FC Antwerp (’s lands oudste club, nu in tweede), aan Union (elf titels, nu in derde), en aan andere clubs met klinkende namen als Berchem Sport (bevordering), FC Beringen (opgegaan in een fusie) of Tubantia (tweede provinciale). Vaak gaat het om clubs met een laag stamnummer en een hoge schuldenlast, die om wat voor redenen ook het hoofd amper boven water konden houden, opgescheept zaten met een vervallen en dus duur stadion, en steeds meer naar beneden moesten kijken.

Opvallend is dat een aantal traditieclubs die de voorbije jaren waren afgegleden, zich al vroeg in dit seizoen resoluut op kop van het klassement hebben gezet en de terugkeer hebben ingeluid. De kampioenen van 3A, 4B en 4C heten Eendracht Aalst, Racing Mechelen en Patro Eisden. Geef toe, die namen hebben heel wat meer weerklank dan bijvoorbeeld – en met alle respect – hun runners-up Hoogstraten, Wijgmaal en Veldwezelt. Maar die naam is niet altijd iets om jaloers op te zijn, zo blijkt uit de verhalen die opklinken uit de monden van de huidige bestuurders, die brengt ook nadelen met zich mee. En de clubs hebben sowieso de tering naar de nering moeten zetten. Met succes: volgend seizoen mogen ze het alle drie een afdeling hoger proberen. De geluiden zijn positief en optimistisch. Maar dromen doen ze niet meer, de nuchterheid en de wijsheid overheersen, zoals het past voor eerbiedwaardige zeventigplussers.

34 thuismatchen

Eendracht Aalst speelde in 1995 nog Europees. In de eerste ronde van de UEFA Cup schakelde het Levski Sofia uit voor het zelf de duimen moest leggen tegen AS Roma. Maar mismanagement ten tijde van Patrick Orlans en Gilbert De Jonghe bracht de club in 2002 aan de rand van de afgrond. Aalst kreeg geen licentie en moest ineens twee reeksen dalen. Nadien verzeilde men zelfs een jaar in bevordering.

De club Eendracht Aalst ging door vele handen, maar sinds goed twee jaar lijkt er stabiliteit gekomen met het nieuwe bestuur onder voorzitterschap van Dirk De Bruecker, zaakvoerder van transportfirma De Dijcker. Na de titel in vierde klasse wou men binnen de twee jaar nog een stap hoger zetten. Uiteindelijk duurde het net iets langer, maar dit seizoen was het prijs. Een eerste pijl werd nog verschoten door het 1-0-verlies tegen Racing Waregem, maar de tweede was raak. Op twee speeldagen voor het einde werd Dessel Sport verslagen en raakte Aalst ondergedompeld in een onvervalste carnavalssfeer.

“Bij het begin van het seizoen hadden we vrank en vrij gezegd: we willen kampioen spelen”, vertelt De Bruecker. “Natuurlijk zijn het wel de spelers en de technische staf die het uiteindelijk moeten doen. Dat ze daarin geslaagd zijn, is schitterend, want er was heel veel druk. Elke week wachtte de tegenstander ons op, ik zal niet zeggen met getrokken messen, maar toch extra geprikkeld, want die naam Eendracht Aalst zorgt voor de nodige motivatie. Maar doordat we op verplaatsing 600 tot 1000 supporters mee hadden, speelden we eigenlijk 34 thuismatchen.”

Vanaf de vijfde wedstrijd stond Aalst op kop en de kloof werd uitgediept tot negen punten, maar in januari volgden twee nederlagen op rij. Hoogstraten en Dessel bleven aanklampen, het werd nog spannend. De grote stap in de richting van de titel werd gezet op Koksijde. De Bruecker: “Daar stonden we aan de rust 1-0 achter, maar in de tweede helft maakten we snel 1-2. Toen dachten we: nu zijn we er bijna.”

Vaak genoeg spraken ze in Aalst over “die verdomde derde klasse”, waarin iedereen klaarstond om hen een beentje te lichten. “Oudenaarde had tegen ons niks te winnen of te verliezen,” zegt De Bruecker, “maar toch kregen ze een dubbele premie als ze tegen ons wonnen. Natuurlijk willen de andere ploegen ons graag in de reeks houden voor de recette, maar wij zijn er graag weg. Je merkte dat de spelers soms wat minder gemotiveerd waren tegen de staartploegen. Dat gaat volgend jaar het geval niet zijn wanneer we spelen tegen Antwerp of Waasland of Lommel. En de op vijf na grootste stad van Vlaanderen mag toch eigenlijk wel een ploeg in tweede hebben.”

Bodemloze put

Nu de promotie een feit is, kan er vooruitgekeken worden naar volgend seizoen. “We willen een stabiele tweedeklasser worden”, zegt De Bruecker. “Ons voorbeeld is OHL: stilaan bouwen en een structuur op poten zetten, zodat we er klaar voor zijn als de kans zich zou voordoen om naar eerste klasse te promoveren. We willen vooral niets overhaasten. Een doemscenario als Dender, snel promoveren van derde naar eerste en dan weer zakken, willen we vermijden. Dat is dodelijk. Op sportief vlak is Dender onze grootste rivaal – en we kijken uit naar de derby’s volgend seizoen – maar zoiets wens je je ergste vijand niet toe. Het zijn ook allemaal bedrijfsleiders die we persoonlijk kennen, dat moet heel erg zijn.”

Eendracht Aalst kampt zelf nog met het verleden. Over twee à drie jaar hoopt de club schuldenvrij te zijn. De schulden die nu nog uitstaan, zijn die bij de trouwe leveranciers, die geloven in het project van het nieuwe bestuur. “Veel sponsors van vroeger komen nu weer kijken”, zegt sportief directeur Marcel van den Steen. “Velen zijn vroeger bedrogen geweest, hebben geld gestort in een bodemloze put, maar nu zijn ze weer bereid om iets te doen.” Ook het stadsbestuur gelooft erin, zegt De Bruecker: “Eerst waren ze sceptisch, maar ze zagen in dat we niet de zoveelsten in de rij waren. We houden geen zaken achter, zoals vroeger gebeurd is.”

Sterke Jan

De supporters in Aalst spreken nog altijd over de gouden periode van de jaren negentig met Jan Ceulemans als trainer. “Daar dromen ze allemaal nog van”, zegt De Bruecker. “Vorig jaar speelden we voor de beker op Westerlo en onze spionkop scandeerde ‘Sterke Jan! Sterke Jan!’ En vijf minuten na de match tegen Dessel kregen we al een berichtje van Ceulemans om ons te feliciteren met de titel. Die wederzijdse appreciatie is er nog altijd. In het tussenseizoen spelen we een vriendenmatch tegen Westerlo, Ceulemans regelt dat.”

Toch wil hij voorzichtig blijven: “Als we te snel willen gaan, krijgen we het deksel op de neus. Maar als de supporters ons de nodige steun en geduld schenken, dan kunnen we iets moois opbouwen.”

Er is tot slot nog een belangrijk voordeel aan de promotie verbonden, aldus De Bruecker: “De uitstraling van de club voor de jeugdwerking. We hebben volgens Dexia Foot Pass een van de beste opleidingen van het land, maar we worden jaarlijks van onze beste spelertjes beroofd door clubs die hoger spelen: Gent, Lokeren, Anderlecht, Brugge. Sommige ouders gaan nogal snel zweven als hun zoon daar terechtkan, maar als je met een negenjarige verplaatsingen van honderd kilometer gaat maken naar Brugge, waar ben je dan mee bezig? Nu zien ze: Aalst speelt toch al in tweede. En daar krijgen we misschien gemakkelijker een kans om door te stoten naar de eerste ploeg. We speelden op zondag kampioen en maandag kregen we al heel wat telefoontjes om te horen of er nog plaats was in de jeugdploegen. Uiteindelijk was dat een van de hoofdredenen om te promoveren: de jeugd.”

In de anonimiteit

De uitgesproken ambitie om kampioen te spelen was ook bij Racing Mechelen aanwezig. De club met het roemrijke verleden was vorig jaar weggezakt naar bevordering, een horrorscenario voor de groen-witten, geschreven volgens de plotlijnen van interne conflicten en dubieuze Mexicaanse investeerders. Veertien maanden helde Racing vervaarlijk boven de afgrond. Op dat ogenblik nam Frank Dietens de functie van voorzitter over. Hij vertelt over een woelige periode: “De Mexicanen wilden hier spelers stallen met het oog op doorverkoop, maar op den duur hadden we tien niet-EU-spelers onder contract. Een niet-EU-speler kost bijna 70.000 euro, dat is dus vernietigend voor de club wanneer de geldkraan dichtgaat. Wat de redenen daarvoor waren? Discussies, zaken waarover vooraf niet goed vergaderd was, verkeerde afspraken, interne ruzies, het cultuurverschil ook. Op een bepaald moment was ik nog de enige die zowel het vertrouwen van de Mexicanen als dat van de Racingers genoot. Nu, ik begrijp de mensen wel die de investeerders binnengehaald hebben. Financieel wil je graag zo ver mogelijk gaan. Maar je moet oppassen dat je niet té ver gaat. Ook ik moet daar nu voor opletten, niet te veel als supporter denken.”

Dietens stond bij zijn aanstelling als voorzitter meteen voor gigantische problemen: er waren amper spelers voor het volgende seizoen, er waren schulden, het lopende seizoen moest nog volgemaakt worden … “We hadden de keuze”, zegt hij. “Geen moeite doen en naar vierde zakken, dat zou betekenen: in de anonimiteit terechtkomen, het onderhoud van het stadion met 12.000 plaatsen niet kunnen betalen en in eerste of tweede provinciale belanden. Het alternatief was: er alles tegenaan gooien. We hebben een obligatielening uitgeschreven voor de supporters en die heeft 150.000 euro opgebracht. Daarmee hebben we vorig seizoen kunnen uitdoen. Ei zo na konden we ons nog redden, maar Heist-op-den-Berg scoorde hier in de laatste minuut de winning goal waardoor zij kampioen waren en wij degradeerden.”

Rik De Saedeleer

Dit seizoen was het echt van moetens. “Nog een seizoen in bevordering zou dodelijk geweest zijn”, zegt Dietens. “Tweede of derde worden en niet opgaan, dat kost handenvol geld.” Nochtans was dat vlugger gezegd dan gedaan. In de gegeven omstandigheden spelers aantrekken bleek geen sinecure. “Om vertrouwen te wekken stelden we met Yves Van Borm een gereputeerde trainer aan. We konden Tokpa en Cissé houden, net als de goede doelman Kevelaerts. En alle nieuwkomers hebben we zeer grondig gescreend: op mentaliteit, blessuregevoeligheid, karakter. We wilden geen risico nemen.”

In reeks 4B nam Lyra een blitzstart zodat Racing in de eerste periode al zeven punten achterop hinkte. De nervositeit sloeg toe bij de supporters, maar ook bij de preses: “En dan moet je een beetje geluk hebben … Raoul Peeters was net op een bizarre manier vrijgekomen bij Willebroek. Ik kende hem heel goed, hij was mijn leraar in het vierde leerjaar, en hij heeft een echt Racinghart. We voelden dat we moesten ingrijpen, want er stond geen ploeg op het veld, men vocht niet voor elkaar. We hebben Raoul aangesteld als trainer en hij heeft het tij kunnen keren.”

Op de vraag vanaf wanneer hij er echt beginnen in te geloven is, antwoordt Dietens resoluut: “Vanaf het eerste moment. Ook in die eerste periode, ja. Als je er zelf niet in gelooft, als je maar voor een tiende twijfelt, dan lukt het nooit.”

Met een 4-2-zege tegen Berlare werd twee wedstrijden voor het einde van de competitie de titel afgedwongen. Voor Dietens zat daar een persoonlijk en emotioneel aspect aan vast: “Mijn vader, die 81 is en mij als driejarige op zijn schouders meenam naar Racing, kwam voor het eerst in lange tijd nog eens kijken. Ik was trots dat ik hem kon laten plaatsnemen naast Rik De Saedeleer en Raymond Ceulemans. Wist je trouwens dat Raymond Ceulemans nog is komen meetrainen met de ploeg die in 1990 in eerste klasse stond? Voor de fysiek. Als biljarter, he!”

Daarmee is meteen de link gelegd naar de gloriedagen uit het verleden. Die enkele jaren in eerste blijven voor Dietens een mooie herinnering, maar een nog betere ploeg was die van 1970, verzekert hij: “We speelden dat jaar twee fabelachtige derby’s tegen KV in tweede klasse. Uit verloren we met 2-0, maar thuis wonnen we overtuigend met 3-1. Odd Iversen, de vader van de Noorse international Steffen Iversen, scoorde twee keer. In die ploeg speelde ook Walter Meeuws, die eens drie keer scoorde op Beerschot, en de Tsjech Andrej Kvasnák, die in 1962 nog de finale van het WK gespeeld had! Er kwamen toen nooit minder dan 10.000 toeschouwers kijken, terwijl er dat in eerste soms 9000, soms ook amper 4000 waren. Maar de grootste periode, zo vertelde mijn vader, was toch die met Rik De Saedeleer.”

Opnieuw promoveren

De vele supporters vormen een troef voor Racing, maar het oude stadion is een handicap. “We hebben 2 à 3000 fans, dat is veel meer dan de doorsnee derde- of tweedeklasser. Maar dat wordt tenietgedaan door de kosten die we aan het onderhoud van het stadion hebben”, zegt Dietens.

Voor volgend seizoen is hij vrij gerust, bijna alle spelers hebben bijgetekend en er werd al versterking gehaald. Daarmee moet een achtste tot vierde plaats mogelijk zijn. Of Racing nog hoger mag mikken, zal afhangen van de komende maanden. “We moeten gebruikmaken van het huidige elan”, zegt de voorzitter. “Racing heeft te lang gesluimerd. Als we de komende maanden nog sponsors kunnen aantrekken, dan kunnen we misschien enkele toppers halen. Naar de geschiedenis is Racing een club die in tweede thuishoort. Dat is mogelijk op termijn, tenminste als we nu deze titel commercieel kunnen verzilveren. Het commerciële laten meegroeien met het team, dat is de uitdaging. We moeten zeker vermijden – hoe moeilijk dat ook is – om boven onze stand te leven. Maar als de financiën er zijn … dan wil ik volgend jaar zo opnieuw promoveren.”

Een dikke ploeg

Nog eens promoveren, daar zijn ze aan de Maaskant als de dood voor. Ook dit jaar werd het p-woord pas in de mond genomen op het ogenblik dat het een zekerheid was, drie speeldagen voor het einde door een 1-0-zege tegen Leopoldsburg. Maar de ambitie was er natuurlijk al langer, zegt voorzitter Robert Stevens, die met tussenpozen al jaar en dag bij de club betrokken is – zijn vader speelde nog in het allereerste elftal van Patro. “We hadden dit jaar een nieuwe trainer en enkele nieuwe spelers zodat het in het begin wat uittesten was. Voor de beker verloren we tegen Tessenderlo, maar toen zag ik al dat er wat in zat. En toen we de tweede competitiematch met negen tegen elf een 3-3 uit de brand sleepten op Herk-de-Stad, wist ik: we gaan een dikke ploeg hebben.”

Patro speelde in zijn bestaan 35 seizoenen in tweede klasse, maar die plaats heroveren, dat hoeft voor Stevens niet zo nodig: “Ik zou dat niet wensen. De lasten in tweede zijn zwaar, de investeringen die je moet doen leveren niet altijd rendement op.” Het verleden steekt een waarschuwende vinger op: de val van tweede naar vierde gebeurde in één klap, door sportieve degradatie gecombineerd met een foutieve overdracht van het patrimonium. De club kon maar ternauwernood zijn stamnummer behouden. Een herhaling van dat scenario wil men vermijden.

Nadeel wordt voordeel

Op dat ogenblik was Stevens niet echt bij de club betrokken. Pas de laatste jaren kwam hij weer in beeld als businessseathouder die ook de verplaatsingen meemaakte. In 2009 werd hij dan de nieuwe voorzitter. Hij heeft vooral goede herinneringen aan Patro Eisden: “Elke titel is mooi. Die van 1984, die van 1994 met Lei Clijsters als trainer … Ook die van dit jaar natuurlijk. Maar ik ken de supporters: die zouden nu ook het liefst van derde naar tweede nationale opklimmen. Maar als je de keuze hebt: een matige tweedeklasser zijn of een dikke derdeklasser … In de eerste plaats moeten we Patro weer uitbouwen, de basis leggen voor de toekomst. Dat houdt in: op sportief vlak een ploeg opstellen die mooi voetbal brengt en daarnaast voor de onderbouw zorgen. We gaan jonge spelers halen, die in de tweede ploeg kunnen spelen, maar die ook inzetbaar moeten worden voor de eerste ploeg.

“De naam en de status van Patro Eisden waren voor ons een nadeel. Iedereen was gemotiveerd tegen ons. Ook om in dat nieuwe stadion te spelen, velen bevestigden dat dit een van de beste grasmatten van het land is. Maar dat nadeel kan nu een voordeel worden om spelers aan te trekken, die wel voor zo’n club met traditie, ambitie en uitstraling willen voetballen.”

DOOR PETER MANGELSCHOTS

“Een doemscenario als dat van Dender willen we vermijden.” Dirk De Bruecker (Eendracht Aalst)

“Nog een seizoen in bevordering zou dodelijk geweest zijn.” Frank Dietens (Racing Mechelen)

“De supporters zouden natuurlijk het liefst ook nog eens van derde naar tweede gaan.” Robert Stevens (Patro Eisden)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content