Bob Verbeeck, ex-topatleet en CEO van het sportmarketing- en managementbureau Golazo, haalde de woensdag beginnende Ronde van België een paar jaar geleden vanonder het stof. Op termijn wil hij van deze wedstrijd een volksfeest maken. Over de wielerpassie van een succesrijk zakenman.

Ik heb nog geen dag het gevoel gehad dat ik werk”, zegt Bob Verbeeck. Het is zeven uur ’s avonds en de topman van Golazo heeft de hectiek van zijn kantoor in de industriezone van Paal-Beringen ingeruild voor een chic en rustgevend restaurant in Zolder. Zijn mobiele telefoon zal die avond verschillende keren rinkelen. Naar de huisregel van zijn bedrijf: wie een gsm van de firma krijgt, moet dag en nacht bereikbaar zijn. Zeven dagen op zeven.

Bob Verbeeck (48) is een selfmade man. Hij bekroonde zijn atletiekcarrière in 1985 met een Europese titel indoor op de 3000 meter. Een paar maanden later, op zijn 24ste, zette hij een punt achter zijn sportieve carrière. “Mijn achillespezen waren op, ik had veel te hard getraind”, zegt hij. Het typeert Verbeeck: hij leeft intens.

Na zijn humaniora studeerde Verbeeck economische wetenschappen in de Verenigde Staten, werkte vervolgens voor Procter & Gamble en richtte in 1990 zijn eigen sportmarketingorganisatie CIS (consultants in sports, nvdr) op. “Ik liet mijn vrouw de telefoons opnemen zodat de mensen dachten dat ik een secretaresse in dienst had”, lacht hij. In de loop van de jaren breidde het imperium van Verbeeck almaar uit. Hij sloot zich in 2000 aan bij de internationale Octagongroep en organiseerde honderden sportieve manifestaties in binnen- en buitenland. Verbeeck nam Kim Clijsters onder zijn vleugels, contracteerde Tia Hellebaut, organiseerde de Proximus Diamond Games in Antwerpen en zal in de toekomst Wilfried Meert opvolgen als organisator van de Memorial Van Damme. Wat dat betreft is Bob Verbeeck een duizendpoot. Hij is adviesverstrekker voor Mastercard, de NBA en IBM en houdt zich bezig met het sportgebeuren in relatie tot het merk.

Op 1 januari 2008 verandert de naam van Octagon in Golazo Sports dat Verbeeck nu helemaal alleen in zijn beheer heeft. Met een zestigtal voltijdse medewerkers en een omzet van 30 miljoen euro is Golazo Sports veruit Belgische marktleider op het vlak van sportadviesverstrekking en sportorganisatie. Verbeeck cultiveert het groepsgevoel. Hij nodigt de medewerkers die willen ieder jaar met hun partner op oudejaarsavond uit. En hij gaat één keer per jaar met zijn personeel op reis. Dat heeft effect. De omzet stijgt jaarlijks met 20 procent.

Verbeeck evolueert mee met zijn tijd. “Er zijn nog altijd te weinig bedrijven die de kracht van de sport zien”, weet hij. “En te weinig missionarissen die prediken in de woestijn zoals wij dat doen. Nog altijd zijn er mensen die het hebben over sportsponsoring. Terwijl sportsponsoring dood is en sportmarketing levend.”

Golazo – dat ook kantoren heeft in Nederland, de Verenigde Staten en Kenia – biedt zijn klanten een waaier van activiteiten. Het richt zich naast evenementen ook op consulting. Zo vinden steeds meer wielrenners hun weg naar Bob Verbeeck voor wie de wielercel steeds belangrijker wordt. Naast de zesdaagsen van Gent en Hasselt organiseert hij de Gazet van Antwerpentrofee veldrijden, de onder de ProTour ressorterende Eneco Tour en de woensdag beginnende Ronde van België. Wielrennen speelde altijd al een belangrijke rol in het leven van de uit Tessenderlo afkomstige Verbeeck. Een monoloog over een wielerpassie.

In trance

“Ik ben geboren in 1960 en zoals de meesten van mijn generatie opgegroeid met Eddy Merckx. Ik herinner me dat ik in 1985 na mijn Europese titel werd uitgenodigd in een praatprogramma op Radio 2 en dat Eddy ook geïnviteerd was. Ik was zo onder de indruk dat ik niets kon zeggen, ik heb me daar oeverloos belachelijk gemaakt. Mijn ontzag voor Merckx was mateloos. Gewoon ook omdat ik vond: Merckx was België, hij zette België op de kaart, al had toen niemand die ambassadeursrol in de gaten. Hetgeen me in Merckx aansprak was zijn bescheidenheid en ingetogenheid, zijn collegialiteit en loyaliteit tegenover zijn ploegmaats, ondanks een zekere stugheid. Ik vind het onvoorstelbaar dat Merckx, met zo’n status, zoveel moest koersen om geld te verdienen, dat hij na een zwaar wegseizoen nog verplicht was om mee te draaien in de zesdaagsen. De basissalarissen lagen toen heel laag. Als je dat in het huidige tijdsbeeld zou verplaatsen ….

“Ik volgde de wielersport op de voet, al heeft het me nooit geïnteresseerd om zelf te beginnen koersen. Ik kwam veel meer aan mijn trekken in de atletiek. Gewoon omwille van de intensiteit van deze sport. Je moet altijd voluit gaan. Je kan je, zoals in het wielrennen, nooit even laten meedrijven in het peloton, je mag geen seconde verslappen. Ik vond het heerlijk om constant mijn grenzen te kunnen aftasten. Dat correspondeerde met mijn karakter. Ik ben iemand die steeds tot het uiterste gaat, ik liep op training altijd volle gas, ik was permanent overtraind. Zelfs als ik me opwarmde lag die intensiteit verschrikkelijk hoog. Daardoor ook was ik op mijn 24ste helemaal versleten, fysiek en mentaal. Ik heb me dat trainingsritme nooit beklaagd. Ik vond het schitterend om me helemaal leeg te lopen, die hoge hartslag geeft een euforisch gevoel, je komt in een soort trance. Ik heb dat nu teruggevonden in het fietsen.

“Ik ben beginnen fietsen omdat ik te veel verzwaarde. Als je me vraagt wat voor soort fietser ik ben, dan is het antwoord simpel: ik draai de gaskraan volledig open. Ik ben geen pelotonfietser, ik rij het liefst alleen. Of met één of twee vrienden. Ik moet zeggen: als ik fiets, dan staat het verstand op nul. Het is niet zo dat ik dan nieuwe ideeën opdoe voor mijn bedrijf, ik geniet van de omgeving, ik laat me als het ware overnemen door mijn lichaam en ik denk voor de rest aan niets. Een tijdje geleden nam ik samen met een goeie vriend deel aan Luik-Bastenaken-Luik voor wielertoeristen, negen uur op de fiets, dwars door de Ardennen. Als we die dag tien zinnen tegen elkaar hebben gezegd, dan is dat veel.

“In 1996 ben ik me met mijn bedrijf meer beginnen richten op de wielersport. Ik haalde toen bij Het Nieuwsblad Rob Discart weg, die was onder meer koersdirecteur van de Ronde van Vlaanderen. Nadat we vijf jaar de Grote Prijs Eddy Merckx organiseerden, rijpte bij mij het plan om de Ronde van België uit zijn as te doen herrijzen. Ik vond het gewoon onvoorstelbaar dat er in een land als België, waar wielrennen toch een religie is, geen nationale ronde bestond, terwijl deze wedstrijd zo’n rijk palmares heeft. We zijn er in 2002 mee herbegonnen, na de Torhout Werchter Classic. Er zijn nu mensen die van mening zijn dat we met die wedstrijd naar de ProTour moeten, maar ik vind dat de Ronde van België zijn juiste plaats heeft: een wedstrijd voor iedere Belgische renner. De renners uit de ProTourploegen maar ook de continentale ploegen, de kleinere Belgische teams die het soms moeilijk hebben om publicitair te scoren.

“Aan de identiteit van de Ronde van België moeten we niets veranderen. We hebben het budgettair onder controle, de wedstrijd kost één miljoen euro, dat krijgen we rond. Ik zou er echter wel meer een volksfeest van willen maken, zoals Herman Schuermans dat vroeger deed met zijn Torhout Werchter Classic. Met optredens en dat soort dingen, niet in de grote steden, daar gebeuren al veel dingen, maar in de kleinere plaatsen. Bij het vertrek en zeker bij de aankomst. De Ronde van België moet een happening worden.

“We willen via ons bedrijf een steviger penetratie in de wielersport. Dat kan gaan via teams, via wedstrijden. Veel mogelijkheden voor nieuwe koersen zijn er op dit moment niet. De belangrijkste plaatsen zijn ingenomen. Dan moet je niet forceren.”

Veel onzekerheden

“Het is mijn heilige overtuiging dat er met de wielersport veel meer mogelijk is. Alleen is de commerciële werking van deze sport een fiasco. Dat heeft onder meer te maken met het totaal gebrek aan leiding. Er is maar één iemand die op dit moment aan het wielrennen geld verdient en dat is ASO, de organisatoren van onder meer de Ronde van Frankrijk. Er moet absoluut iets gebeuren aan de organisatie en de mondialisering van de sport. En daar volg ik helemaal het algemene ideeëngoed van Hein Verbruggen die al heel vroeg zei dat de wielersport een wedstrijd als bijvoorbeeld de Ronde van China nodig heeft. Net zoals je de Ronde van Rusland en de Ronde van Indië nodig hebt. Dat zijn landen in expansie, je mag je niet afsluiten van die markten. Nu zit dat in een soort evocatiefase. Enerzijds door de niet duidelijke directieven van de UCI, anderzijds door het gegeven dat de ASO die ontwikkeling afremt. En dat doet de wielersport heel veel pijn. Het is zo dat ASO op dit moment alleen zichzelf wil dienen. En op korte termijn begrijp ik dat: ze verdienen tussen de 50 en 70 miljoen euro aan het wielrennen per jaar, dat is een kleine Roland Garros. Die willen ze beschermen. Maar ze vragen zich niet af: waar staat de wielersport op lange termijn? En hoe spelen we daarop in? Er wordt te bekrompen gedacht. ASO heeft 80 procent van de tv-gelden van het wielrennen. Als de wielersport uitbreidt, hebben ze misschien maar 50 procent. Alleen zou het kunnen dat dit 50 procent is van 300 miljoen terwijl ze nu 80 procent krijgen van 100 miljoen. Die redenering wordt niet gemaakt. Dat is heel vreemd.

“Als de wielersport een potentieel heeft van 100, dan wordt daar nu 30 procent van gebruikt. Welk bedrijf gaat er nu in de wielersport investeren zonder te weten hoe de oorlog tussen de UCI en de ASO gaat uitdraaien? Als je niet weet in welke wedstrijden welke ploegen toegelaten gaan worden, als er zoveel onzekerheden zijn, hoe kan je dan een commercieel plan ontwikkelen?

“Het punt in de wielersport is: net zoals in alle andere sporten zijn het de federaties die leiding moeten geven. En dat privébedrijven, zoals ook ons bedrijf, facilitair werken. Ik ben niet voor een model waarin de privébedrijven het overnemen. Zoals ASO nu doet. Of zoals Bernie Ecclestone in de Formule 1. De sport heeft een sociale en maatschappelijke relevantie, als je dat aan privépartijen overlaat, dan wordt sport een elitair gegeven, terwijl sport een verticaal onderdeel van de maatschappij moet zijn. Ik vind het onbegrijpelijk dat er in een sport die zo getekend is door doping nu zo’n machtsstrijd woedt. Er zijn een aantal demarches geweest, mensen die zich in de debatten willen mengen, zoals Wouter Vandenhaute, met Ackermans & Van Haaren, maar met geld los je geen problemen op, je doet dat wel met praten en structuren bouwen. Het is niet met een investeringskapitaal dat je een sport gaat helpen.”

Goede producenten

“Sinds begin dit jaar hebben we ook een aantal renners onder contract genomen. Nick Nuyens bijvoorbeeld en Sven Nys. Het is zo dat wielrenners tot vandaag hun portretrechten helemaal afstonden aan de ploegen. En eigenlijk is dat een situatie die helemaal niet hoeft. Voor een aantal renners kan er waarde gecreëerd worden binnen hun portretrechten buiten de ploeg. Je kan je bijvoorbeeld afvragen: waarom heeft iemand als Sven Nys in het verleden zijn portretrechten bij Rabobank gelegd? Dat was voor niets nodig want Rabobank heeft daar niets mee gedaan. Wat wij in dit verhaal proberen te zoeken is: hoe kunnen we toegevoegde waarde leveren aan onze klanten, in casu de sporter? En ik denk dat daar dingen te doen zijn. Namelijk de naam van de sporter te verbinden aan een aantal producten. En dat doen we. Met heel veel succes, durf ik zeggen. Wij stappen naar bedrijven toe, wij zien de markt, wij tasten de mogelijkheden af. En we proberen zo creatief mogelijk te zijn.

“Ik vind dat wij in Vlaanderen goede producenten zijn. We kunnen dingen maken. Maar we kunnen ze zo slecht verkopen. Omdat we eerder operationale mensen zijn. Wij zijn nu onze commerciële organisatie aan het versterken. Dat heeft binnen het bedrijf voor een nieuwe dynamiek gezorgd. Qua verkopen moeten wij ons spiegelen aan de Nederlanders. Dat zijn de Amerikanen van Europa.

“Vlamingen zijn te weinig werelds. Dat constateer ik telkens weer. Mijn geluk is geweest dat ik in Amerika heb gestudeerd. Dat had net zo goed Spanje kunnen zijn. Als je maar de grenzen overtrekt. Ik heb drie kinderen en zal er heel sterk op aandringen dat ze dat na hun humaniora ook doen. Omdat je in het leven invloeden van andere culturen moet kunnen ondergaan. En dat doe je best als je weg bent van je ouders en ondergedompeld wordt in een andere cultuur. Die breeddenkendheid maak je je eigen in het buitenland. Zeker in Amerika want de Amerikaanse universiteiten zijn broeihaarden van leergierigheid. Omdat je er zoveel verschillende nationaliteiten aantreft. Studenten gaan er zelfs leningen aan om te kunnen studeren, dat is heel anders dan bij ons. Het zorgt voor een enorme drive, ze willen niet falen. Je eindigt met heel gemotiveerde mensen. In die spiraal word je mee gezogen. En zo verwerf je die passie die nodig is om te slagen in het leven.

“Het is ook dat wat me in sommige sporters zo aanspreekt. Die totale wil om er te komen. Zo’n Tia Hellebaut bijvoorbeeld, jaren hard en planmatig werken, gedisciplineerd leven om vijf centimeter hoger te springen, ik vind dat mooi. Ontroerend mooi. Tia getuigt van een volwassenheid die je zelden aantreft. In die zin is het ook heel dankbaar om met haar te werken. Potentiële sponsors willen niet alleen een partnership aangaan voor haar palmares maar misschien meer nog voor haar persoonlijkheid. Dat soort atleten zijn echte goudstukken. Ze zorgen ervoor dat sponsors op je afkomen. Dat is de evolutie van deze tijd: de consument kiest, ze zien de kracht van de sport, van een atleet. Daarom zeg ik ook dat je niet meer kan spreken van sportsponsoring maar van sportmarketing. Het gaat erom dat je de doelstellingen van een merk en van een sporter op mekaar kan enten.” S

door jacques sys – beeld jonas hamers (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content