De fatale val van Wouter Weylandt wierp een gitzwarte schaduw over de Giro, maar dat belette de etappewinnaars van de voorbije dagen niet om hun handen vrolijk in de lucht te steken. Ook nu was de rouwperiode weer kort, want de dood, die fietst altijd mee.

DOOR JONAS CRETEUR

In de nasleep van Wouter Weylandts ongeval laaide vorige week het debat over de risico’s van het wielrennen plots weer hevig op en dan blijft het vreemd om vast te stellen hoe zelfs ‘kenners’ in hun profileringsdrang telkens weer uitpakken met bizarre redeneringen. Zo sprak Sporzacommentator Michel Wuyts schande over de organisatoren van de Giro omdat ze ‘zo’n risicovolle afdaling in de eerste week durfden te programmeren’ en vroeg Anthony Kumpen, rallyrijder en marketingdirecteur van fietsenfabrikant Ridley, zich af ‘wat het muurtje waar Weylandt tegenaan botste in het parcours deed’. En dat terwijl de afdaling waar de Oost-Vlaming viel, er een was zoals een coureur er in zijn carrière ontelbare naar beneden rijdt. Als dat niet meer mag, moet binnenkort iedere muur en rotswand langs de weg afgebroken worden, mogen er geen renners meer door het Bos van Wallers rijden en moeten er snelheidsbegrenzers in de fietsen gemonteerd worden zodat Cavendish en co in massasprinten niet meer dan vijftig kilometer per uur kunnen halen.

Met een gevaarlijk parcours had de val niets te maken, alleen met het noodlot dat Weylandts pad kruiste. Even omkijken, met een pedaal een muur raken en tegen het asfalt belanden. Op het eerste gezicht een banale, veel voorkomende val, zoals ook in 2003, toen Andrei Kivilev in Parijs-Nice op een rechte weg over zijn fiets dook en op zijn voorhoofd belandde, zonder helm als bescherming. Helaas ook met een fatale afloop.

Formule 1

Philippe Gilbert beweerde na de dood van zijn collega dat wielrennen gevaarlijker geworden is dan formule 1, maar dat heeft meer te maken met de steeds striktere veiligheidsvereisten waaraan een F1-bolide moet voldoen dan met een veranderde mentaliteit in het peloton of gevaarlijker parcoursen. Valpartijen, ook dodelijke, zijn in het wielrennen van alle tijden en dat zal ondanks alle voorzorgsmaatregelen altijd zo blijven. Net zoals de sterke verhalen die renners vertellen over hun risicovolle exploten. In januari pochte Gilbert nog over de snelheid die hij al stayerend achter de wagen van ploegleider Dirk De Wolf gehaald had: 119 (!) kilometer per uur. Alsof dát niet gevaarlijk is …

Veel meer dan het parcours zijn valpartijen het gevolg van de risico’s die renners, gepusht door de prestatiedruk, zélf nemen. Wie dat niet doet, moet niet eens op een koersfiets kruipen. Zelfs wie op 95 procent rijdt, behaalt amper een toptienplaats en wint geen wedstrijd. Zeker niet een sprinter van de tweede rij als Weylandt die, zoals vorige maandag, zo snel mogelijk in het peloton probeerde terug te keren nadat hij gelost werd op een klim. Niet toevallig stond de Oost-Vlaming in het peloton bekend als een renner die zich overal tussen wrong en nergens bang van was. “Wouter had misschien beter angst gehad”, zei Italiaans kampioen Giovanni Visconti. Of zoals een andere renner van de week fluisterde: “Het is niet onlogisch dat Wouter zo veel viel.”

Zoals buitenspel van voetbal maakt gevaar deel uit van de koers. Renners gaan die strijd bewust en onbewust zélf aan. Ze zien er geen graten in om, zoals Gilbert, met meer dan honderd kilometer per uur te vlammen op tubes van twee centimeter breed, wetende dat een klapband of putje in de weg fatale gevolgen kan hebben. Het lot zal hen wel gunstig gezind zijn … De dood rijdt alleen in hun achterhoofd mee, maar hij is er wel altijd. Om de zoveel jaar neemt hij een ziel weg uit het peloton, maar even vlug wordt hij weer verbannen en vergeten.

Kleine coureurs

Wellicht heeft u nog nooit van Manuel Sanroma, Saúl Morales, Bruno Neves of Thomas Casarotto gehoord. Allemaal ‘kleine’ renners die de voorbije vijftien jaar stierven tijdens een koers, maar naar wie geen haan kraaide en over wiens dood géén veiligheidsdebat gevoerd werd. Zoals ook de val van MatthiasVan Mechelen, de eliterenner zonder contract die een schedelbarst opliep en in coma gehouden werd, pas nieuwswaardig was toen zijn profcollega de dag erna het leven liet. Had Van Mechelen zijn valpartij niet overleefd, dan hadden de kranten dat bericht ergens in een hoekje gezet. Voor de dood van Weylandt schoten ze pagina’s te kort om de gevaren van de koers te belichten en om alle huilfoto’s van zijn vriendin en de ouders te publiceren.

Ondanks al die aandacht zal, behalve bij Weylandts naasten, de rouwperiode ook nu weer kort zijn en zal de schrik rap verdwijnen. Collega-coureurs die vorige week klaagden over de toenemende risico’s, dalen vandaag en morgen even rap af als voorheen. Misschien zullen een paar oudere renners met minder doodsverachting een bocht aansnijden, maar dat biedt de gelegenheid aan jongeren om dat in hun plaats te doen. Voor elke Tom Boonen die niet meer durft te sprinten, staan er vijf klaar die wél hun kans ruiken.

Hoe raar het ook klinkt: op dat gevaar is de aantrekkingskracht van het wielrennen deels gebouwd en dat is wat de sport zo heroïsch maakt. Groot zal uw en ons ontzag weer zijn als tijdens de Tour de traditionele filmpjes getoond worden van renners die voorbijrazen in een afdaling in het woeste decor van de Alpen. En groot zal de bewondering zijn als we vanuit de helikopter het peloton op een finishlijn zien afstormen, met renners die met ruim zestig kilometer per uur schouder aan schouder om het beste achterwiel vechten.

“Val maar, beste renners”

Moet daarom alles blijven zoals het nu is? Neen. Weylandts dood kun je, gezien de ongevaarlijke afdaling, Girobaas Angelo Zomegnan niet aanwrijven. Wél dat hij in zijn drang naar spektakel 207 renners liet starten en zijn ronde onmenselijk zwaar maakte, met bijzonder steile cols en afdalingen op onverharde paden. Zoals die van de duizelingwekkende Monte Crostis, waarvan Alberto Contador zei dat zelfs in de auto zijn nekharen overeind stonden van de schrik. Pas ná de dood van de Leopard Trekrenner liet Zomegnan die col aan een veiligheidsinspectie onderwerpen, terwijl dat ongeluk door zijn toevalligheid eigenlijk geen motivatie kan zijn.

Ontluisterend was het ook om te horen hoe de Italiaan wielrennen omschreef als “een sport waarin renners tijdens élke meter hun leven op het spel zetten” en hoe fel hij de veiligheid benadrukte omdat er “aan de finish een extra dokter staat” en omdat “de aangeduide hospitalen altijd een operatiezaal ter beschikking hebben”. Anders gezegd: “Val maar, beste renners, we zullen jullie goed verzorgen.” Of: “Moet je zien hoe gevaarlijk het is, beste kijkers, blijf vooral voor jullie tv zitten.” Het is alleen nog wachten op het moment waarop Zomegnan een tijdrit bergáf organiseert …

Bijna nóg triester is dat veel ploegleiders en renners pas na het overlijden van Weylandt luidop protesteerden tegen die sensatiezucht, terwijl het parcours al eind oktober voorgesteld werd. Helaas ontbreekt het bij de ploegen aan daadkracht en eendracht om een gezamenlijk front te vormen en hun veto te stellen tegen de aartsgevaarlijke passages. De ironie van het lot wil dat zelfs dát Weylandts leven niet had kunnen redden.

Niet toevallig stond Weylandt bekend als een renner die nergens bang van was.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content