Hij had bij Anderlecht kunnen spelen, maar Standard toonde zich slagvaardiger. Mohammed Tchite, nieuw in de spits bij Standard, maar eigenlijk toch niet helemaal nieuw.

M ohammed Tchite (20) : ” Mémé noemen ze me. Het is bedoeld als een hommage aan mijn grootmoeder langs moeders kant. Zij heeft me opgevoed, terwijl mijn ouders in hun respectieve geboortelanden verbleven : Rwanda en Kongo. Om vooral niemand jaloers te maken ( lacht), ik ben noch in Kongo noch in Rwanda geboren. Ik ben geboren in Burundi, meer bepaald in de hoofdstad Bujumbura.

“Op school liepen alle jongens op met Vital’O, de lokale topclub. Maar twee van mijn neven speelden bij Prince Louis, de erfrivaal van Vital’O. En dus heb ik me daar aangesloten. Bij de jeugdploegen stelden ze me op het middenveld op. Dat bleek eigenlijk niet zo’n goed idee. Ik was namelijk bezeten door de drang om zoveel mogelijk de bal te hebben. Dat was de enige gedachte die in mijn hoofd speelde. Dus zette ik een offensieve actie op en aan het einde van die offensieve actie was ik nog altijd aan de bal. Zodat ik mijn bewegingen meestal zelf afrondde. Ik ben dan maar vlug naar voren opgeschoven en in de aanvalslinie vond ik mijn draai beter. Dat lag dichter bij mijn natuur.

“Op zestienjarige leeftijd debuteerde ik in het eerste elftal van Prince Louis. Dat liep meteen lekker, we pakten gelijk de kampioenstitel en ik werd uitgeroepen tot de revelatie van het seizoen. Ik spreek nu van het seizoen 2000/01. Een historisch seizoen, want het was net twintig jaar geleden dat Prince Louis nog eens de landstitel had veroverd. De euforie in de straten was niet te beschrijven, het leek wel een collectief delirium. Helaas was de vreugde van korte duur. In de voorronde van de Afrikaanse Champions League werden we eruit geknikkerd door Ferrovario uit Mozambique. Bovendien lagen de Burundese voetbalfederatie en het ministerie van sport constant met elkaar overhoop. Dat leidde zelfs tot een tijdelijke schorsing van de nationale competitie. Toen had ik wel begrepen dat ik mijn geluk als voetballer beter in andere oorden kon zoeken.

“Ik belandde bij Mukura Victory Sports in het Rwandese Butare. Dat is een van de topclubs van Butare, samen met de Panthères Noires (de Zwarte Panters) en Kiyovu Sports. De aanpassing daar verliep vlot, ik maakte zeven doelpunten in vijf wedstrijden. Mijn grote geluk was dat ik een goede prestatie neerzette in een wedstrijd tegen La Renaissance. Manager Murugo Bosko zat die dag in de tribune. Hij kwam eigenlijk Saïd Makasi scouten en realiseerde meteen een dubbelslag. Saïd transfereerde hij naar FC Strombeek en mij bracht hij onder bij Standard.

“Let wel, dat was niet mijn eerste poging op Belgische bodem. Voordien testte ik bij Sporting Charleroi, maar het bestuur van Charleroi verkeerde in geldgebrek en stuurde me door. Dan ben ik langs Anderlecht gepasseerd. Al zeg ik het zelf, ik vond dat ik me daar van mijn beste zijde liet zien. Maar bij Anderlecht talmden ze. Standard toonde zich een stuk slagvaardiger, en dus ben ik naar Luik getrokken.

“In 2002 heb ik de stad Luik en het Belgische voetbal ontdekt. Ik kan niet zeggen dat het een aangename kennismaking was. Ik sukkelde van de ene blessure in de andere. Veel spierletsels, vervolgens het begin van een pubalgie. Daarom vind ik dat ik eigenlijk pas vorig seizoen debuteerde bij Standard. Aanvankelijk werd ik in de B-kern ondergebracht. Dat was logisch, gezien de scherpe concurrentie die er op Sclessin heerste. Wat daar allemaal aan aanvallend talent rondliep. Bijna te veel om op te noemen : Sambegou Bangoura, Alexandros Kaklamanos, Jonathan Walasiak, Aliyu Datti, Emile Mpenza, Jurgen Cavens.

“Toen die laatste naar Gent uitweek, vertelde Dominique D’Onofrio me dat hij niet vervangen zou worden. Ik geef je een kans, aan jou om ze te grijpen, zei de trainer. Daar ben ik in geslaagd, ik speelde de laatste twee wedstrijden van het seizoen, tegen Charleroi en GBA. Ineens was ik gelanceerd. In het tussenseizoen ben ik keihard door blijven werken. Ik wilde absoluut mijn statuut van basisspeler behouden. Dat labeur tijdens de zomer heeft me flink geholpen. Terwijl de meeste ploegmaats in de voorbereidingsperiode de conditie nog opbouwden, zat ik al aan kruissnelheid. Daardoor kon ik het verschil maken in de oefenmatchen. Zowel tegen Lens als tegen Metz scoorde ik. Sindsdien was ik er zelf van overtuigd dat ze met mij rekening zouden moeten houden.

“En zo is het ook uitgekomen. Standard haalde wel versterking voor het aanvallende compartiment binnen met Jari Niemi en op de valreep ook nog Wamberto, maar ik bleef in de basis staan. Ik moest op een moment zelfs het shirt met het rugnummer 30 inleveren en kreeg in ruil het rugnummer 25. Dat was het nummer van Emile Mpenza. Als eerbetoon kan dat wel tellen. En nee, ik heb het niet zelf gevraagd. Als ik trouwens zou mogen kiezen, zou ik liefst met het nummer 7 rondlopen. Dat nummer droeg ik ook in Afrika. Totnogtoe was het voor Roberto Bisconti gereserveerd. Maar nu die vertrokken is, mag ik misschien hoop in die richting koesteren. Indien niet dit seizoen, dan eventueel het volgende.

“Eén zaak is zeker : ik heb nooit Emile Mpenza willen imiteren, al zeggen er mij velen dat ik dezelfde gelaatstrekken en hetzelfde kapsel heb, en dat we bijna als twee druppels water op elkaar gelijken. Ik wil toch even onderstrepen dat ik al een rastakapsel droeg nog voor ik bij Standard kwam. Als er dus iemand iemand heeft nagebootst, dan Emile mij en niet andersom. Langs de andere kant, als ik de kans zou krijgen om als voetballer dezelfde loopbaan uit te bouwen als Emile, zou ik daar beslist niet op spuwen. Wat dat betreft, is hij zeker een te volgen voorbeeld. Ook op het vlak van productiviteit trouwens. Al mag ik tot dusver niet mopperen. Drie goals, dat is toch niet mis.

“In januari word ik 21 jaar. Dan sta ik voor een belangrijke keuze : welk land wil ik ooit als voetballer vertegenwoordigen ? Tot dusver speelde ik alleen voor Burundese jeugdselecties. Gezien mijn Rwandese en Kongolese roots kan ik ook voor die landen gaan voetballen. En België, mijn adoptieland, behoort eveneens tot de mogelijkheden. Want ik voel me hier goed thuis.

“Burundi, Rwanda, Kongo of België : ik geef me nog een paar weken de tijd om die knoop door te hakken. Momenteel trekt Rwanda het hardst aan mijn mouw, maar ik wil vooral geen overhaaste beslissing nemen. Hoe dan ook, voor welk land ik ook kies, ik zal het doen met de ambitie om voor de nationale A-ploeg te spelen. Want de beloften, dat interesseert me niet.”

door Bruno Govers

‘Straks moet ik kiezen voor welke nationale ploeg ik wil spelen : Burundi, Kongo, Rwanda. Of België.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content