Na achttien jaar wint Standard nog eens de beker. Een mooi orgelpunt van een seizoen met twee gezichten.

Wat hem dit seizoen het meest verrast heeft? Dominique D’Onofrio moet even nadenken. Het is al laat, en de Standardtrainer moet zich net als de aanwezige journalisten goed concentreren om te horen wat er gezegd wordt. Uit de aanpalende kleedkamer komt namelijk gebrul en gezang. Uitgelaten Standardspelers zetten ‘Aux Armes!’ in, hét strijdlied waarmee op Sclessin de twee sfeergroepen achter beide goals elkaar beurtelings opzwepen.

“Wat me verrast heeft, is de mentaliteit waarmee de spelers reageerden in de laatste maanden”, zegt de trainer, wanneer plots de deur van de perszaal opengeduwd wordt door een grijnzende Jelle Van Damme. Een speler of vijf huppelt uitgelaten naar binnen. Even kijkt D’Onofrio verstoord wanneer Pape Camara een fles water over zijn kostuum giet. ” Allee! Jullie kunnen je verkleden, maar ik moet in dit kostuum nog naar het stadhuis!” Na het douchen moeten de Standardspelers naar de place Saint-Lambert in Luik waar bij het affluiten van de bekerfinale bijna 50.000 uitgelaten fans stonden, een stuk meer dan de 40.000 die vijf dagen eerder het spannende titelverloop volgden. Samen met de 24.000 Standardfans in het Koning Boudewijnstadion is dat een indrukwekkend arsenaal. Later in de nacht zal die massa nog aanzwellen. Feestjes trekken extra volk aan. Een Anderlechtsupporter neemt de tram terug naar het centrum van Brussel omdat zijn vrienden met wie hij met de wagen gekomen was – ook Anderlechtsupporters – na de match beslisten om even over en weer naar Luik te rijden, om er een dolle nacht te beleven.

Opare en een paar van zijn ploegmaats zijn weer de deur uit, Réginal Goreux gaat aan de interviewtafel zitten en buigt zich naar de microfoon. “Ik wil graag namens de spelers de coach, die dit jaar veel tegenwind heeft gekregen, bedanken en feliciteren.” Het is een aandoenlijk moment. Een week eerder deed Axel Witsel na de thuiszege tegen Anderlecht via de microfoon op het veld ook al een oproep tot de fans om de trainer met een applaus te bedanken.

Het is een symbolisch plaatje als naast Goreux ook Steven Defour en Axel Witsel in de perszaal achterblijven. Het zijn de enige drie Standardspelers die naast de beker ook de beide meest recente landstitels hebben gewonnen. “Ik zit hier tussen mijn kapitein en mijn vicekapitein en dat is fijn”, zegt D’Onofrio die met zijn glas klinkt tegen de glazen van Defour en Witsel (Goreux is dan alweer de deur uit). Iemand vraagt: “Zitten jullie volgend seizoen nog alle drie samen op Sclessin?” D’Onofrio ontwijkt de vraag: “Dat is vandaag niet aan de orde, daar zullen we morgen en de volgende dagen over praten.”

Trainer van het Jaar

In de gang dollen de spelers. Mémé Tchitéloopt als enige Standardspeler in een truitje van Westerlo rond. “Ik ben al twee maanden rond met ze. Wisten jullie dat niet?” Axel Witsel heeft wat drankjes naar vrienden aan de uitgang gebracht. Witsel heeft een fantastisch seizoen gespeeld, waarin hij niet langer de man van dat vreselijke incident was, maar weer de uitstekende voetballer die men voordien in hem zag. Dat hij een week eerder voor het eerst weer sinds het incident op het veld stond met Marcin Wasilewski tijdens Standard-Anderlecht, viel helemaal weg in de plooien van de play-offkoorts. Op stilstaande fases voor de Anderlechtgoal was de Pool zelfs met de persoonlijke bewaking van de Standardmiddenvelder belast, maar niemand die er een artikel of een tv-bijdrage aan wijdde, ook al omdat echte duels tussen de twee uitbleven. Zo snel slijten die dingen.

Ook van de verwensingen naar het hoofd van de trainer, een constante in een deel van de Standardtribunes tot halverwege februari en af en toe ook nog later, is al een tijdlang niets meer te merken. Wat het voor hem betekende om zijn eerste prijs als trainer te winnen, wimpelt Dominique D’Onofrio meteen weg. “Dat was niet het eerste waar ik aan dacht, ik denk collectief. Mijn spelers waren fantastisch, het publiek was dat ook.”

Dat hij niet bij de drie genomineerden was voor de Trainer van het Jaar ontlokt hem geen zure opmerkingen. ” Je m’en fous! Ik heb altijd de doelen bereikt die ik mezelf gesteld heb. Individuele prijzen interesseren me niet. Jan Ceulemans had ook een nominatie verdiend, vind ik.” De bekerwinst zal in elk geval zijn beslissing – blijven als trainer, overstappen naar een andere functie, of gaan – niet beïnvloeden: ” Pas du tout!” Veel zal afhangen van de beslissing die Luciano D’Onofrio binnenkort neemt. Als de decision maker aanblijft, wil hij bij voorkeur een trainer met wie hij urenlang over voetbal kan praten. Daarom komt bijvoorbeeld iemand als Trond Sollied niet echt in aanmerking. Sollieds Frans is niet zo goed, en het Engels beheerst D’Onofrio onvoldoende. De nieuwe trainer moet zich vlot kunnen uitdrukken in het Frans, Portugees of Italiaans. Voor Sérgio Conceição – die een leerzaam seizoen doormaakte en zich goed op de achtergrond hield – is het nog minstens een jaar te vroeg om het hoofdtrainerschap uit te oefenen. Eigenlijk is voor het Standard van Luciano D’Onofrio Frank Vercauteren de ideale trainer. Maar of de sterke man van Standard Vercauteren op dit moment bij Genk los krijgt, is weer wat anders.

Vijftien spelers

Toen Raymond Goethals in 1982/83 kampioen werd met Standard, had hij daar welgeteld vijftien spelers voor nodig. Naast de basiself deed hij af en toe een beroep op de vaste invallers Willy Geurts en Etienne Delangre. Als de nood hoog was, mochten ook Tony Englebert en Roberto Sciascia de voetbalschoenen aanbinden.

Dit seizoen stelde Standard in competitie liefst 34 spelers op. In de bekerfinale kwam daar nummer 35 bij: de Marokkaanse verdediger Abdelfattah Boukhriss, afgelopen winter aangetrokken op advies van Erik Gerets maar in competitie niet verder geraakt dan de bank. Zaterdag verkoos D’Onofrio Boukhriss boven het inbrengen van Laurent Ciman om niet te raken aan de automatismen van zijn verdedigend compartiment.

Nooit voorheen stelde Standard 35 spelers op tijdens een seizoen. Het vorige record (34) dateert uit de rampseizoenen 1997/98 en 2009/10 toen de Rouches respectievelijk negende en achtste werden in de competitie. Het hadden dit seizoen ook 36 spelers kunnen zijn als Tom De Mul fit was geweest. Toen Standard twee jaar geleden kampioen werd, had het 27 spelers nodig, het jaar daarvoor onder Michel Preud’homme 25.

Met 35 gebruikte spelers evenaart Standard dit seizoen Lierse, maar Charleroi stelde er maar liefst 44 op. Kampioen Genk had er slechts 25 nodig: evenveel als Standards tegenstander in de finale, Westerlo.

Zaterdag startte Standard voorin met Mémé Tchité en bracht tijdens de wedstrijd nog Aloys Nong en Mbaye Leye. Luigi Pieroni zat zelfs niet op de bank. Wat een weelde vergeleken bij het begin van de competitie! Toen topaankoop Emad Meteb nog voor de competitiestart op het vliegtuig stapte en terugkeerde naar Egypte, startte Standard in de eerste competitiewedstrijd tegen Zulte Waregem voorin met Christian Benteke en Eric Bokanga, die na de rust vervangen werden door Gicu Grozav en Gohi Bi Cyriac. Daarmee had Dominique D’Onofrio al zijn beschikbare aanvallers opgebruikt. Het verschil met wat het trio Milan Jovanovic-Igor De Camargo- Dieumerci Mbokani een paar maanden eerder had laten zien, deed pijn aan de ogen. Dat zag ook Luciano D’Onofrio die prompt de markt opging en in een maand tijd vier nieuwe spitsen kocht: eerst Pieroni, dan op één dag het trio Leye-Nong-Tchité.

Camara

Toen Standard net na Nieuwjaar met 2-0 verloor op Anderlecht en in de stand weggezakt was tot op 20 punten van de leider, klonk de vraag of dit Standard nog titelkandidaat kon worden genoemd als een grap. Maar na hét kantelmoment, de uitgestelde thuiswedstrijd tegen KV Mechelen, waarin de Rouches onder leiding van een herboren Steven Defour de laatste strohalm vastgrepen en een verloren gewaand seizoen nog redden, werd niet meer over een overgangsjaar gepraat. Standard pakt wéér een prijs met een haast nieuw en jong team waar nog rek op zit. Zaterdag bedroeg de gemiddelde leeftijd van het basisteam 23,2 jaar (tegenover 25,9 jaar bij Westerlo). Slechts drie titularissen bij Standard tegen Westerlo waren ouder dan 25: Jelle Van Damme, Mohamed Tchité en Kanu zijn ‘al’ 27.

De jongste man op het veld, centraal middenvelder Pape Camara, voetbalde ondanks zijn nog prille leeftijd (negentien jaar) de afgelopen weken als een potentiële opvolger voor Defour of Witsel. Camara komt van de Senegalese voetbalacademie van Luis De Matos, een voormalige Portugese spits die van 1978 tot 1981 voor Standard voetbalde en enkele jaren later nog het Portugese netwerk van Luciano D’Onofrio hielp samenstellen. In een paar duels met de leeftijdsgenoten van Standard liet Camara zich door toenmalig technisch directeur Dominique D’Onofrio opmerken. Voor het seizoen werd de Senegalees uitgeleend aan Sint-Truiden waar hij vooral op de linkerkant speelde, tot Standard hem in januari terugriep. Sinds de start van de play-offs stond Camara elke wedstrijd op het veld.

Toen Standard twee jaar geleden zijn tiende landstitel pakte, titelde de Franstalige krant ‘Le Soir’ op de voorpagina van het sportkatern: ‘ Liège, nouvelle capitale du football‘. Die pagina hangt in het groot in twee exemplaren aan de muur van de perszaal van de Académy Robert-Louis Dreyfus, waar spelers, trainers en journalisten elke dag aankijken tegen wat op Sclessin de nieuwe norm is waaraan de prestaties van de Rouches worden afgemeten. Bij Anderlecht zette de provocerende titel kwaad bloed en merkte men terecht op dat echt succes beter over langere termijn afgemeten wordt. Toch kan men twee titels en een beker in vier jaar tijd niet meer als toevalstreffer afdoen. Dankzij de voetbalknowhow van Luciano D’Onofrio was Sclessin de afgelopen jaren de droomfabriek voor spelers en fans.

DOOR GEERT FOUTRÉ – BEELDEN: REPORTERS

“Jan Ceulemans had ook een nominatie voor Trainer van het Jaar verdiend.” Dominique D’Onofrio

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier