Vrijdag staat Anderlecht, net als in de supercup van de zomer, tegenover Standard. Voor Mbark Boussoufa de kans om zich tegen een grote tegenstander te tonen. ‘Beslissend ben ik al, maar mensen zoeken nog meer spektakel bij mij.’

De avond van het interview speelt BATE Borisov, de tegenstander die Anderlecht Europees uitschakelde, op Real Madrid. De Spaanse competitie zegt hem wel wat, dus het zout wordt voor Mbark Boussoufa nog eens in de wonde gestrooid. Gelukkig is er ook nog Anderlecht-Standard om naar uit te kijken.

Hoe is je vorm?

Mbark Boussoufa: “Ik voel me goed. Ik ben een speler die groeit, met de jaren mee. Bergen was geen makkelijke wedstrijd voor mij, maar ik was wel heel erg beslissend en dat is wat ik zoek in mijn spel: beslissend zijn.”

Wat is er nodig om dat nog meer te kunnen, beslissend zijn?

“Mensen zoeken spektakel bij mij, laat ik het zo zeggen. Beslissend ben ik al. Als je naar de goals kijkt vanaf Cercle Brugge: bij de tweede en derde goal was ik betrokken, bij de eerste goal tegen Gent ook, bij de vierde op Kortrijk, en bij allebei de goals tegen Bergen. Ik bén heel beslissend, maar mensen zoeken bij mij natuurlijk nog meer ‘het spel’, wat ik ook kan: de echte Boussoufa kan nog meer.”

In grote wedstrijden ben je nog niet beslissend genoeg.

“O, maar in grote wedstrijden ben ik ook beslissend geweest voor Anderlecht.”

Zoals?

“Op Club Brugge bijvoorbeeld.”

Maar echt grote, Mbark.

“Maar wat zijn grotere wedstrijden dan Anderlecht tegen Club Brugge?!”

Europese wedstrijden.

“Ja, oké, maar daarin kan je niet verwachten dat één speler het verschil maakt. Je verwacht dat van bepaalde spelers. Vorig jaar schakelden we Bordeaux uit en toen speelde ik fantastisch, maar ik heb ze niet in mijn eentje uitgeschakeld. Ik heb niet in mijn eentje het verschil gemaakt door een actie te maken, twee man om te leggen en te scoren. Ik heb nooit bewezen dat ik zo’n speler ben. Ik ben iemand die assists geeft. Ik speel nu vier jaar in België en ik zit aan, denk ik, 50 assists. Dat is mijn specialiteit. Natuurlijk scoor ik ook af en toe eens, maar als je van mij gaat verwachten dat ik drie man om zeep speel en dan nog eens scoor: zo’n type speler ben ik niet. Wie dat denkt, ziet het verkeerd.”

Ben je soberder geworden, vind je?

“Ik ga niet veel de actie aan, alleen als het echt nodig is. Ik los het liever op door een beslissende voorzet te geven. Ik krijg een speler op me af, ik neem de bal op m’n rechter en ik geef ‘m voor. Ik hóéf die actie niet te maken. Uiteindelijk gaat het om rendement. Wat ben ik met een hele mooie actie en een slechte voorzet? Ik zoek meer naar mijn rendement dan naar acties. Rendement, daar gaat het om.”

Zit je daarvoor goed op de linkerflank?

“Ja, maar als het niet loopt in het team, haat ik die linkerflank. Want dan kom je maar één keer in de zoveel minuten aan de bal. Als het niet loopt, is het aan de zijkanten kut staan. Aan de bal komen wordt moeilijk en je verdwijnt automatisch een beetje uit de wedstrijd. Daar heb ik mee moeten leren leven. Maar ik haat het dan. Maar als het team niet loopt, kan je niet zeggen: ik wil centraal spelen. Dat is niet eerlijk. Je zal wel meer aan de bal komen, maar het loopt toch niet.”

Dan is het aan jou om het goed te dóén lopen.

“Ja, tussen de linies. Zo’n speler ben ik. Als je voor staat, is het makkelijker voetballen dan wanneer je achter staat. Het heeft allemaal te maken met: hoe staat de ploeg ervoor? Als het tegenzit en je staat op links, kan je wel naar het midden gaan, maar er is ook nog de trainer die je aan je positie houdt. Ik vind het wel lekker als Hernán ( Losada, nvdr) af en toe achter de spits speelt, want dan mag ik met hem wisselen.

“Toen Hassan achter de spits speelde, was dat iets anders. Het beste voetbal met hem heb ik gespeeld toen hij op rechts stond, ik op links en Tchité in de spits. We gaven die ballen aan Tchité en hij gíng maar. Toen heb ik het beste voetbal gespeeld. Een spits à la Tchité kan een goal zelf maken. Dat is wat je nodig hebt als het 0-0 staat en je krijgt het moeilijk. Iemand als Tchité kan een eigen actie maken. De meeste spitsen die we nu hebben, zijn dezelfde types: afhankelijk van de voorzetten die ze krijgen. Als je ze nu niet perfect legt, komen ze ook niet aan. Het zijn geen spelers die zelf een actie maken of in de diepte gaan. Sascha ( Iakovenko, nvdr) is de enige die dat goed heeft gedaan terwijl hij een flankspeler is. Hij zoekt diepgang. Met zo’n speler kunnen we heel gevaarlijk zijn.”

Wat is het geheim van een goeie voorzet?

“Ik heb er heel veel op getraind. Als ik op links de bal krijg, heb ik nooit m’n gezicht naar de bal. Ik kijk altijd wie vrij staat en dan probeer ik ‘m niet te hard tussen de twee verdedigers te leggen. Of ik vraag de spits om bij de eerste paal af te snijden. Dat kon Frutos heel goed. Die voelt me precies aan.”

En Bulykin?

“Ik heb nog maar heel weinig met hem gespeeld. Ik weet dat hij kopbalsterk is, maar wel iets statischer dan Frutos, die nog wel een beetje meevoetbalde. We hebben, vind ik, nog een spits à la Tchité nodig. Een topscorer, een spits die er vijftien, twintig per seizoen maakt. Zo iemand moet Anderlecht absoluut hebben. Met Jovanovic, De Camargo en Mbokani hebben ze er drie bij Standard.”

Welke kies je?

“Mbokani of Jovanovic. Ik vind ze allebei goed. Mbokani kan een actie maken en zelf scoren, Jovanovic is op dit moment nog niet helemaal in vorm, maat het zou hetzelfde zijn: allebei topspitsen.”

Standard

Volgend weekend is het Standard-Anderlecht. Wat moet Anderlecht doen voor een beter resultaat dan in de supercup?

“Toen was Standard heel sterk op stilstaande fasen en wij misten belangrijke spelers zoals Wasilewski en Van Damme. Ze spelen heel erg sterk thuis, dus we zullen op en top moeten zijn om ze te verslaan. Maar we staan absoluut verder dan in de supercup, zeker ook met de spelers die erbij zijn gekomen. Op Bergen speelden we pover – zij waren heel agressief – maar het eerste halfuur tegen Gent was fantastisch, dus we kunnen het wel. Belangrijk wordt wie de eerste goal scoort.

“Ik denk dat Standard een heel grote kern heeft, misschien wel de sterkste in heel België, maar met Fellaini is er wel wat weggevallen op het middenveld. De Engelse competitie is echt de zijne, want daar mag je als speler net iets meer.”

Wat is jouw competitie?

“Meer de Spaanse. Want daar wordt veel op techniek gevoetbald. Dat voetbal is van een hoger niveau.”

Sta jij daar ver genoeg voor?

“Als ik mij Europees meet aan vorig jaar, sta ik niet zover, neen. Maar tegen Bordeaux stond ik wel ver genoeg, dus met mijn voetbalkwaliteiten moet ik meekunnen in de Spaanse eerste divisie. Ik denk niet dat Spanje te hoog gegrepen is. Het heeft gewoon te maken met het juiste moment. Je kan niet op basis van één wedstrijd zeggen dat iemand wel of niet meekan. Dat ik tegen Bordeaux fantastisch heb gespeeld, betekent niet dat ik meekan, net zoals een slechte match tegen Fenerbahçe ook niet betekent dat ik niet meekan. Ik zeg alleen: met mijn voetbalkwaliteiten moet ik daarin passen.”

Pär Zetterberg zegt: hij moet nog bepalender worden als het minder gaat.

“Maar als de ploeg minder draait, draai ik ook minder. Ik sta bovendien op links, dus ik weet niet wat voor verschil ik daar zou moeten maken. Dat kon zelfs Zetterberg niet. Tegen BATE geef ik de assist waaruit Guillaume ( Gillet, nvdr) scoort, dus ben ik beslissend, maar omdat we verliezen, ben ik het niet.”

Heb je Ruiz al vaak zien spelen?

“Ja.”

Is hij beter dan jij?

“Ik vind hem niet hetzelfde type speler: hij is balvaster en komt de bal heel laag vragen. Hij is meer een middenvelder. Maar of hij beter is, weet ik niet.”

Als aan Louwagie gevraagd wordt welke speler van Gent de voorbije jaren op hem de meeste indruk heeft gemaakt, dan antwoordt hij: Ruiz, en vóór Ruiz kwam, Mido.

“Met Mido heeft hij een heel goeie transfer gedaan en met Ruiz hoopt hij hetzelfde, denk ik ( lacht). Ik ben nu verleden tijd voor Louwagie. Ik weet hoe hij is. Ruiz ligt nu in zijn verkooplade, dus daar gaat hij over spreken. In mijn tijd hoorde ik altijd zeggen wat voor een goeie speler ik was. Zo’n goeie speler hadden ze nog nooit gehad. Tja, zo is Louwagie gewoon. Zo gaat het in die business.”

Marokko

Dirar wou voor België in plaats van Marokko kiezen. Verstandig?

“Moet hij zelf weten. Ik ken hem, maar voor welk land hij kiest, kan me niet schelen. Hij kwam af en toe bij me thuis. Aardige jongen. Maar ik bemoei me niet met zijn keuze. Ik hoop natuurlijk dat hij voor Marokko kiest, als goeie speler, maar als het niet zo is, is dat zo.”

Hoe is je contact met Roger Lemerre, de bondstrainer van Marokko?

“Ik heb hem één keer meegemaakt. Wel iemand die niet van stomme gele kaarten houdt ( grijnst). Ik maakte een handsbal in een oefenwedstrijd tegen Benin. Hij wees erop in een bespreking, maar ik zag aan hem dat het niet deugde wat ik deed. De keeper kwam uit en ik tikte de bal mee. Ik kon er het plezier van inzien, maar sommige mensen niet ( grijnst).”

Begrijp je hem als hij Frans praat?

“Ik versta bijna alles, op een paar kleine woordjes na.”

Knap, voor een Nederlander.

“( met verbluffend accent) Je parle Français très bien maintenant. Ik spreek met collega’s of oefen met mijn neef. Die speelt bij Aalst en komt van Parijs.”

En hoe is je Arabisch?

“Je hebt twee soorten Arabisch: Marokkaans en klassiek Arabisch. Maar dat laatste is echt heel moeilijk, dat heb ik niet onder de knie. Maar Marokkaans spreek ik ondertussen wel heel goed. Maar in de nationale ploeg spreken we veel Frans ook.”

Je was onlangs aanwezig op een lezing in het Berlaymontgebouw omtrent het belang van talen in de strijd tegen racisme onder andere.

“Ik werd uitgekozen door Anderlecht omdat ik wat talen spreek en bij verschillende clubs heb gespeeld. Ik heb voorbeelden gegeven dat ik wel eens met racisme te maken heb gehad. ‘Islamiet parasiet’ tegen Club Brugge bijvoorbeeld. Tja, dingen gebeuren.”

Hoe strikt volg je als islamiet de ramadan?

“Ik volg het helemaal. Ik heb er heel weinig problemen mee.”

Eet je de dag van de wedstrijd?

“Neen.”

Christophe Grondin is volgens Michel Preud’homme bij Gent met hem overeengekomen dat hij dan mag eten omdat de ramadan dat toelaat als je reist.

“Maar vroeger reisden ze zoveel kilometer door de woestijn. Nu zit je in de bus. Ik vind: als je het aankan, moet je het doen. Maar als je je slecht voelt: eet! Ik neem daar mijn verantwoordelijkheid in. Dat is hetzelfde als wanneer je geblesseerd bent: ga je dan toch verder, dan doe je je ploeg tekort. Ik ga ervan uit dat de trainer mij in dat soort zaken vertrouwt: als ik kapot zit, eet ik en haal ik het een andere dag wel in.”

Loop je door na een training niks te drinken geen groter risico op blessures?

“Neen, het maakt mij alleen maar sterker. De psycholoog van de club zei zelfs dat je dan geconcentreerder bent als je met zoiets bezig bent en dat is waar. Ik voel me meer gefocust. Ik ga in de ramadan geen excuses zoeken. Ik ben over die tijd heen: als ik slecht ben, dan zeg ik het gewoon. Voor ons geloof mág je je ook niet ziek voelen tijdens de ramadan. Dan moet je eten. Daar ben ik volwassen genoeg voor. Waarom zou je jezelf of iemand anders voor de gek moeten houden?”

Vorig jaar ben je na een blessure wel te vroeg herbegonnen.

“Ja, maar dat was niet alleen mijn fout. De trainer, Vercauteren, wilde mij ook snel terug hebben omdat het niet goed ging. We hebben daarover gesproken en klaar. Ik kon nog niet voluit gaan en dat gaf ik aan, maar van de andere kant werd ik gepusht. Ik heb de fout gemaakt door mijzelf te vergeten. Dat zal ik nooit meer doen. Daar heb ik uit geleerd. Soms had ik te veel goede wil. Als het niet kan, kan het niet.”

Hoe is je relatie met Jacobs?

“Goed. Heel correcte trainer en heel menselijk. Vorig jaar is hij heel geduldig met mij geweest. Ik was geblesseerd en mijn vader was ziek. Hij wou me mee op stage naar La Manga en ik twijfelde of ik bij mijn vader moest blijven. Hoe hij me toen in La Manga tijdens een goed gesprek bij de hand heeft genomen, vergeet ik niet.

“Op het laatst kwam hij me zeggen: Mbark, ik vind dat je te gefrustreerd reageert. Een paar weken later heb ik hem dat ook toegegeven en hij begreep hoe ik me voelde. Ik trapte af en toe wel eens een bal weg op training.”

Vakantie

Je bent op vakantie geweest naar Los Angeles. Wat spreekt je aan in LA?

“Ik ga er vaak naartoe omdat ik daar een vriend heb. Ik ken de stad vrij goed. Mij zagen ze niet eens voor een Arabier aan, ze dachten dat ik Mexicaan was. En ze zijn er heel vriendelijk. Ik hou wel van die stad. Ik ben ook bij RuudGullit geweest. Hij was trainer bij de club van DavidBeckham. Ook mee gesproken. Ik zei dat ik nog tegen hem heb gespeeld met Anderlecht tegen Real Madrid. Maar hij herinnerde het zich niet. Ik heb ook een paar uurtjes op het kantoortje van Gullit gezeten met Lucia Rijker ( Nederlandse boksster, nvdr). Ik heb twee wedstrijden van LA Galaxy gezien ook.

“Ik vond het leuk allemaal. Heel mooi trainingscomplex, veel velden, perfecte accommodatie, 30.000 supporters … Heel andere sfeer: popcorn in het stadion en heel veel vrouwen ook. Nog nooit zoveel vrouwen in een stadion gezien. Allemaal voor David, hé. De meeste toch ( lacht).”

Heb jij veel groupies trouwens?

“Als je uitgaat, gooien zich wel eens meisjes voor mij en ik weet wel waarom, natuurlijk, maar ik heb een vriendin.”

Ah?

“Maar ik vind niet dat ik daarover moet praten.”

Hoe kom je trouwens bij Gullit terecht?

“Ik ken hem sinds mijn vijftiende. Ik heb het toen bij Ajax eens met hem gehad over mijn problemen met trainer Danny Blind. Ruud was een goeie vriend van mijn manager toen. Op zijn advies ben ik toen man op man met de trainer gaan praten. Daarna heb ik zelf mijn weg gekozen. Maar met Ruud is het altijd lachen. Hij vroeg nu of ik niet naar LA Galaxy kwam ( lacht).”

Iets voor het einde van je carrière?

“Dan is hij er geen trainer meer ( grijnst). Maar ik ben met een carrièreplan niet zo bezig. Ik weet dat heel veel clubs mij volgen en op het moment dat er iets gebeurt, zullen we praten. Maar ik zit goed hier: ik zit niet ver van mijn familie, bij een van de grootste clubs in België, ik woon hier goed in Brussel, je bent bekend, dus je wordt geapprecieerd. Als ik hier nog twee jaar zit, zou ik dat helemaal niet erg vinden. Ik hoop dat ik gewoon goed terechtkom.” S

door raoul de groote en bruno goversbeelden: michel gouverneur (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content