‘Tweede klasse is ten dode opgeschreven, maar bij de bond lijken ze zich daar nog niet echt van bewust.’ Laatste aflevering van een driedelige reeks: de Borinage en omstreken.

Doordeweeks kun je er een kat zich in de middagzon zien koesteren, midden op straat, op het warme deksel van het riool. De medewerkers van Boussu Dour drinken dan rode wijn bij hun pasta en onder de tribune klinkt muziek uit de transistorradio van een paar werklui.

Maar toen Royal Boussu Dour Borinage (“Eirbeedeebee”) twee weken eerder op zondagmiddag de derby tegen Bergen speelde, stonden de straten rondom het kleine stadion vol autocars en aan de aardewegeltjes dromden toeschouwers samen. Bienvenue dans l’enfer du Borinage, viel op een spandoek aan de hoofdtribune te lezen. Eigenlijk eerder een waakvlammetje in vergelijking met het inferno van pakweg Standard, maar daarom niet minder gemeend. Teddy Chevalier van Zulte Waregem gaf de aftrap. Hij is net als Mohamed Dahmane een oud-speler van Boussu Dour en van Franse origine. Zeven basisspelers van RBDB waren tegen Bergen trouwens Fransen. En dan hebben we de voorzitter, een Franse groothandelaar in ijzer, nog niet vernoemd. Die liet zich opmerken door een handgemeen met Bergendoelman Tristan Peersman en door na de 2-1-overwinning het veld op te lopen en tot tweemaal toe een karatekick à la Louis van Gaal ten beste te geven om vervolgens als een uitgelaten puber te dansen. Bergen, de titelfavoriet van velen, was door Boussu Dour zo goed als definitief uit koers geslagen.

Boussu Dour doet het sportief uitstekend in zijn eerste seizoen in tweede klasse en dat kon de club, met de eindronde die even binnen handbereik leek, wel eens in de problemen brengen, want een licentie voor eerste (en de eindronde) vroeg de club niet aan.

Naar een verklaring voor het sportieve succes moet Alain Battard niet lang zoeken. “In 1984 haalde Boussu Dour – toen nog als Francs Borains – de halve finale van de Belgische beker”, zegt hij. “Zonder veel grote spelers, maar vooral op wilskracht. Die mentaliteit hebben we hier nu weergevonden. Vechten voor elke bal. A la Flamande, zoals men zegt. Om een voorbeeld te geven: Jean Mbessa scoort vier matchen op rij en geeft in de wedstrijden daarna een paar assists, maar laat zich vervolgens te veel gaan, dus hij vliegt ondanks zijn statistieken naar de reserven. Die discipline, die inzet die wij als familiale club vragen, dat is een van de factoren in ons succes.”

Battard, voormalig international in het zaalvoetbal, werkt als sport- en communicatieverantwoordelijke voor de gemeente Dour, schrijft columns voor de regionale bladen La Province en het Franse La Voix du Nord en is algemeen manager van Boussu Dour. De wedstrijd tegen Bergen zag Battard aan de zijde van Mogi Bayat, van de Charleroifamilie. “Charleroi en Standard zijn onze enige Waalse clubs in eerste klasse,” zegt Battard, “de rest zit alle-maal in tweede. Maar als er niks verandert, is er straks geen Franstalig voetbal meer in tweede klasse.”

Vooral het gebrek aan inkomsten uit tv-rechten – de uitzendingen op Exqi leveren niks op – is menig tweedeklasser een steen op de maag. Boussu Dour mag zich dan nog gelukkig prijzen met zijn voorzitter André Arbonnier. De welstellende zakenman trok de aandacht toen hij onder andere Frans international Didier Six op het eind van zijn carrière naar het bescheiden Quiévrechain, net over de Franse grens, haalde. Toen hij later sponsor van Boussu Dour werd, betaalde hij een bedrag in een orde van grootte die ze er niet gewend waren. De toenmalige voorzitter liet prompt zijn stoel over. Nu, zo wordt gesuggereerd, is hij bezig om een belangrijke sponsor van Lens warm te maken voor de club.

Op een grotere supportersschare blijft het ondanks de goede resultaten evenwel wachten. “Dat is de donkere vlek op het seizoen, dat de publieke belangstelling teleurstelt”, zegt Battard. “We doen nochtans veel moeite om te communiceren met campagnes op de radio, de regionale televisie, in kranten, met affiches. Maar de mentaliteit hier is een beetje laks. Men wacht. Supportersclubs hebben bijvoorbeeld moeite om het busvervoer te organiseren. Ik heb hen het principe uitgelegd: je bestelt een bus en dan probeer je die vol te krijgen met mensen. Ik heb het hen voorgedaan door zelf een bus te huren. Als ze winst konden maken, was het voor hun eigen kas; als ze verlies maakten, paste ik het verschil bij. Maar daarna doen ze dus het omgekeerde: ze vragen mensen of ze willen meerijden en dan zoeken ze een bus. Maar als je geen objectief hebt, dan mis je die extra motivatie. Elke supportersclub wacht af tot de ander iets onderneemt. Ze missen een beetje de zin voor initiatief. We zitten hier midden tussen twee regio’s: les hauts pays, een landelijke zone waar buitenverblijven worden gebouwd omdat er veel groen is, en de Borinage met de oude mijnsteden, een meer geïndustrialiseerde streek. Boussu Dour kan daardoor putten uit 200.000 inwoners, van Bergen tot in Quiévrechain en Valenciennes. Konden we daar zelfs maar één procent van naar het stadion lokken, het volstond om te overleven.”

Geen geld, geen mirakels

Boussu Dour tegen Bergen was de wedstrijd van het jaar in de Borinage, want beide ploegen liggen amper twintig kilometer van elkaar. Jean-Claude Stocman, voorzitter van Doornik, overschouwde de partij van op de hoogste rij in de tribune. “Voor Boussu Dour was dit de beste recette van het seizoen”, zegt hij. “Maar een club als Aalst bijvoorbeeld haalt dit in derde klasse geregeld. Het probleem is: wij zijn geen terre de football.” In Doornik ervaart hij hetzelfde. We liggen dicht bij Lille, Lens,… En Moeskroen is verdwenen, maar desondanks hebben we daardoor maar weinig verandering gezien bij ons. Spelers hebben we wel bijgekregen, meer dan supporters. ( lacht) Vorig jaar speelden we de eindronde tegen Antwerp: 200 toeschouwers. Terwijl we wel met 33 bussen naar Anderlecht zijn gereden voor de beker. We gaan op den duur, denk ik, de toeschouwers gratis binnen moeten laten. Ha ja, waarom staat er veel volk naar de koers te kijken? Als ze zouden moeten betalen, kwam daar ook minder volk, hoor. Allez, die match op Boussu Dour: van zodra het afgelopen was, was iedereen weg. Tien jaar geleden zouden ze tot ’s nachts gefeest hebben. Men doet van buitenaf alles om supporters te ontmoedigen: ze worden gecontroleerd en moeten zich aan regels houden alsof ze het vliegtuig op moeten.”

In Doornik, veertig kilometer van Dour, vissen ze in dezelfde vijver: een tiental Fransen speelt er. Een fusie met Moeskroen had Doornik groter kunnen maken. “Dat was hét moment, maar het is niet gelukt, dus de supporters van Moeskroen zijn nu naar Lens, Lille of Kortrijk vertrokken.”

Hijzelf had wel oren naar een fusie. In geval Doornik de eindronde zou spelen, had de voorzitter het akkoord van Moeskroen nodig om zeker bij promotie hun stadion te kunnen gebruiken. “Dus ik kon hun aanbod niet afslaan. Mijn ideeën kunnen niet dezelfde zijn als die van de massa: een patron moet een patron blijven. Het had een verstandshuwelijk kunnen worden, terwijl het nu te lang gaat duren voor Péruwelz en Moeskroen weer in eerste geraken. Hun supporters gaan een andere club kiezen. Met Doornik had het sneller kunnen gaan. 85 à 90 procent van het bestuur was het eens met een fusie als we in Doornik konden spelen, maar ons stadion is niet klaar voor eerste klasse en dat van Moeskroen wel. Ooit zal de club, niet ik persoonlijk, daar spijt van hebben.”

Ondertussen blijven les Sang et Or te klein voor een tafelkleed, te groot voor een servet.

“Zonder geld zijn er geen mirakels. Ik heb al mirakels verricht, maar om ze te verkrijgen, moet je naar Lourdes gaan. Dat heb ik mijn bestuur al gezegd, maar ze zijn niet geweest. Dan moet het misschien niet meer met mijn ideeën… Als ze niet akkoord gaan, kan ik toch beter stoppen?”

‘Wreed, hé?’

Sinds het op Boussu Dour de favorietenrol voor de titel uit handen gaf, probeert Bergen zich scherp te krijgen voor de eindronde. Bergen doet het met amper vier Fransen in de kern – en dan zijn het nog nauwelijks nieuwkomers ook – maar probeerde zich te versterken door naar mentaliteit te zoeken. Doorheen de club loopt een Vlaamse as: van Dimitri Mbuyu, de sportief manager, over de trainersstaf met Geert Broeckaert en Francky Vandendriessche, naar Tristan Peersman in het doel en Tom Van Imschoot als gewaardeerde kapitein centraal op het middenveld.

Geert Brouckaert: “We hebben de kern proberen te versterken door naar mentaliteit te zoeken. Er zitten geleende spelers bij, spelers die een contract kregen van één seizoen en spelers met een optie in hun contract die eind maart al dan niet gelicht moest worden, terwijl je dus niet weet in welke klasse je gaat spelen. Sommige opties licht je omdat je ze anders kwijt bent, terwijl je bij andere wacht. Als dan de geruchten beginnen, is het voor ons als trainers heel moeilijk om die groep bijeen te houden. Ik denk dat dat de reden is dat we een paar punten verloren. Het is al een maand dat Francky en ik erover spreken. Je bent als trainers niet altijd bij die geruchten in de kleedkamer.

“Maar we hebben ook tegenslag gekend: we hebben nog geen enkele penalty gekregen bijvoorbeeld – voor een ploeg die altijd domineert! Wreed, hé? Heeft het ermee te maken dat Bergen door het verleden niet overkomt als een sympathieke ploeg?”

Francky Vandendriessche: “Een beetje een negatief imago.”

Broeckaert: “We hopen dat wij dat kunnen doorbreken. We waren in de competitie de beste ploeg, zeker vanaf de tweede ronde: geen enkele tegenstander heeft ons kunnen overdonderen. Ze kwamen hier bij ons allemaal verdedigen. Lierse, United, Eupen: allemaal gedomineerd. Fysiek stonden we heel sterk, maar in kleinere wedstrijden of matchen waarin er geknokt moet worden, moeten we pompen en laten we de punten liggen. Tegen Boussu Dour hetzelfde: we beginnen niet goed, maar tijdens de rust corrigeert de groep zichzelf en toch verliezen we op een counter. Verdedigend hebben we op Boussu Dour onze slechtste match van het seizoen gespeeld. Terwijl wij statistisch gezien samen met United de beste verdediging hebben. Maar dat zijn we al een paar keer tegengekomen: niet ervaren genoeg op de belangrijke momenten.

Roussel was geschorst tegen Boussu Dour en we zijn niet afhankelijk van één speler, maar hij is wel degene die het kan openbreken als het op slot zit.

Vandendriesschie: “Geef tien ballen aan Roussel en aan een ander en Roussel gaat er meer binnen trappen. Cédric heeft níks nodig om te scoren. Op een gegeven moment wonnen we drie keer op rij met 1-0 en het was drie keer omdat hij scoorde.”

Broeckaert: “We proberen onze manier van spelen aan te passen aan hem: zo hoog mogelijk. Dat is de vergissing die we in de eerste ronde misschien begaan hebben: een beetje te laag gespeeld waardoor Cédric die afstand moeilijk kon overbruggen. We proberen een stap vooruit te zetten en uit tweede klasse te geraken, want tweede klasse is een ramp. ( zucht) Je doet mee voor de titel, maar je ziet dat voor het publiek tweede klasse niet interessant is. Als je in eerste hebt gewerkt, denk je daar allemaal niet aan, maar als ze zo verder blijven doen, is het binnenkort uit met de tweede klasse.”

Vandendriessche: “Nog twee, drie jaar en over tweede wordt niet meer gesproken. Er moet iets gebeuren.”

Broeckaert: “Het is hoogdringend dat er iets verandert. Ik ging onlangs naar Cercle kijken en ik zei nog tegen Georges Ingelbrecht dat tweede klasse ten dode is opgeschreven. Maar ik denk dat ze zich daar bij de bond niet echt van bewust zijn.”

door raoul de groote – beelden reporters

“Een fusie met Moeskroen was dé kans, maar het is niet gelukt.

Jean-Clause Stocman (Doornik)”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content