Beter Nasredine Kraouche zoekt maar eens een diëtist op, weet AA Gent-trainer Jan Olde Riekerink. Maar de Frans-Algerijnse middenvelder heeft andere plannen om dit seizoen te ontploffen.

Nasredine Kraouche (23) moet je er niet op wijzen, hij weet het. Het is nog veraf, maar zondag 9 februari 2003 ontvangt AA Gent in het eigen Ottenstadion Anderlecht. Vorig seizoen slaagde de Noord-Afrikaanse middenvelder erin om zowel in het competitieduel als in de bekerpartij tegen de Brusselaars een knappe goal te maken – in de heenwedstrijd lukte hem dat net niet. “Blijkbaar kan ik tegen topploegen altijd ietsje meer. Zij liggen mij beter omdat ze proberen te voetballen. Er stroomt dan toch wat meer adrenaline door mijn lijf en vaak stijg ik dan boven mezelf uit. Maar ik stel me daar niet tevreden mee. Ook tegen mindere tegenstanders moet ik trachten een constant niveau te halen. Net als de rest van de ploeg moet ik iets efficiënter leren zijn voor doel en de laatste pass beter verzorgen. Nu zijn we in offensief opzicht nog te afhankelijk van Alex ( Kaklamanos, nvdr).”

Eerlijke taal is het van een verder bijzonder zelfbewuste voetballer. Nasredine Kraouche werd geboren in Thionville, een stadje op vijftien kilometer van Metz. Zijn ouders verlieten begin jaren zeventig het arme Algerije voor een arbeidersstek in Noord-Frankrijk. Daardoor beschikt Nas al van jongs af over de dubbele Algerijns-Franse nationaliteit. “Mijn wortels liggen in Algerije, maar ik werd samen met mijn vijf broers en twee zussen opgevoed naar Frans model. Ik praat en versta slechts heel moeilijk Arabisch. Het overgrote deel van mijn vaders familie leeft nog in Algerije, terwijl die van moeder de Middellandse Zee overstak. Daardoor blijft het soms moeilijk kiezen. Maar ik beschouw dat veeleer als een voorrecht : ik ben zowel Afrikaan als Europeaan. Weet je, na een jaar in Gent te hebben gewoond, ben ik teruggekeerd naar Frankrijk omdat ik nestwarmte miste.”

Als voetballer koos hij voor het Noord-Afrikaanse land. Toen de Franse nationale beloftentrainer Raymond Domenech hem in december 1999 opriep, legde hij de oproep naast zich neer. “De keuze was niet enkel emotioneel, maar ook sportief. Als je voor de beloften mag uitkomen, blijft het doel de A-ploeg. Maar ik kan niet opboksen tegen de Franse vedetten uit de Serie A of de Primera División. Voetbal in Afrika blijft spektakel en folklore, hé. Weet je wat mijn grootste droom is ? Ooit de Afrika Cup winnen. Omdat ik besef dat voetbal voor een Algerijn heel veel, zoniet àlles betekent. Het is voor de hele bevolking een ideale manier om te ontsnappen aan het dagelijkse geweld en het terrorisme. Eigenlijk zijn de mensen er de gevangenen van hun eigen regime. Sport is een uitlaatklep. Mochten we met de nationale ploeg eens een grote prijs kunnen winnen, het land zou weer hoop krijgen op betere tijden. Daaraan wil ik meewerken, want ik hou niet van ongelukkige mensen.”

Nasredine Kraouche kreeg de sportmicrobe mee van zijn vader, die hem wilde beschermen voor het harde leven van fabrieksarbeider. Als voormalig meervoudig Algerijns judokampioen gaf hij zijn kinderen de raad zich te bewijzen via de school of de sport. Zo kwam Nas in het centre de formation van FC Metz terecht. “Hij schreef me in, op basis van de successen van Saint-Etienne. Na zijn eigen sportieve loopbaan ontdekte hij de passie voor het voetbal. Mijn oudste broer was eigenlijk het grootste talent, maar hij studeerde liever en verzamelt diploma’s – ik kan maar niet bijhouden hoeveel het er nu al zijn. Zelf wilde ik wel graag boekhouder worden. Cijfertjes, hé (lacht).

Echt dromen van een loopbaan als profvoetballer deed hij niet. “Ik hou van de sport, maar was er zeker niet constant mee bezig. Wanneer er naar een wedstrijd werd gekeken, trok ik me liever terug op mijn kamer om te praten over, bijvoorbeeld, het sociale leven (lacht). Pas rond mijn zeventiende kwam het besef dat voetbal mijn beroep kon worden. Voor die periode was het voetbal heel geschikt om je vrienden te ontmoeten en te ontsnappen aan het ouderlijke gezag. Ik realiseerde me ook deksels goed dat van de veertig spelers er hooguit drie of vier prof zouden worden. Anderen, zoals Louis Saha en Robert Pires, waren veel sterker, struiser en sneller. Ik had zeker hun kwaliteiten niet, al scoorde ik in de jeugd als diepe spits wel gemakkelijk : bij Metz heb ik nog altijd het record bij de min vijftienjarigen, toen ik eens 45 doelpunten maakte.”

Het was onder trainer Joël Müller dat Kraouche op zijn achttiende een profcontract kreeg aangeboden. Maar zijn speelkansen waren schaars, zodat Kraouche in februari 2000 op aanraden van boezemvriend Tarik Kharif bij AA Gent terechtkwam voor een test in een oefenduel met Rosenborg. “Net als Djima Oyawolé werd ik het slachtoffer van het succes van Metz, dat vice-kampioen werd en de Ligabeker won. We kregen geen kans, omdat Müller vasthield aan zijn vaste elf. Dan moet je naar andere oplossingen zoeken. Bovendien ben ik een speler die het volledige vertrouwen van een trainer moet krijgen, anders blokkeer ik.”

AA Gent was een mooie opportuniteit, al kende hij de club totaal niet. Kraouche moest de geblesseerde Ole-Martin Aarst vervangen en gold door zijn polyvalentie ook als alternatief voor draaischijf Eric Joly. Trainer Trond Sollied overhaalde hem om te tekenen. ” Un entraîneur qui m’a marqué. Hij maakte meteen indruk door zijn natuurlijk charisma en onwaarschijnlijk tactisch inzicht. Als hij iets vertelt, geloof je hem. Op een eenvoudig duidelijke manier overtuigde hij me ook dat ik meer middenvelder dan aanvaller was. C’était un choc pour moi. Dat kon toch niet ! Waren die mensen van Metz dan al die jaren verkeerd geweest ? Ik durfde niet te reageren vanwege mijn respect voor hem. Van een vakman als Sollied aanvaard je zoiets, zonder tegen te pruttelen.

“Sollied is de beste trainer met wie ik ooit werkte. Hij haalt uit iedere speler het maximum. Zijn uitgedokterd Rosenborg-model werkt altijd, het zorgt voor een surplus en voor voetbalplezier bij de spelers. Eenmaal je zijn vertrouwen hebt gewonnen, moet er al veel gebeuren om dat teniet te doen. Sollied hield me altijd voor geen schrik te hebben en zelf initiatief te nemen. Hij maakte me belangrijk en sterker, waardoor ik helemaal bevrijd speelde. Mijn zelfvertrouwen was groot. Voor hem was ik een verbindingsman, geen echte spelmaker zoals Darko Anic, dus geen nummer tien, maar veeleer een acht en een half. Als ik ruimte krijg, voel ik mij ook het best in mijn vel. Eigenlijk moet ik me vrij tussen de linies kunnen bewegen.”

Op het trainingsveld van AA Gent wordt Kraouche dan ook wel eens vaker vergeleken met Walter Baseggio. Beiden beschikken over een fabelachtige technische bagage, een ongelofelijk precies en hard afstandsschot, en verbazen vaak met hun sprongkracht, ondanks hun kleine gestalte. Maar er bestaan ook gemeenschappelijke minpunten : een gebrek aan pure snelheid en te veel…overtollige kilo’s. Kraouche is zich al langer bewust van dat laatste probleem. ” Je suis limite limite, hein. Ik zit op het randje. Ik moet nog een drietal kilo afvallen om mijn ideale gewicht te benaderen. Dat wordt geen lachertje, maar ik maak er werk van. De trainer gaf me onlangs de opdracht een diëtist op te zoeken. Ik zal zijn raad zeker opvolgen, maar ik heb sterk mijn twijfels. Vorig jaar vermagerde ik ook al eens vijf kilo, ik voelde me bijzonder vermoeid, raakte bijna niet meer vooruit op training en in de wedstrijden omdat ik kracht miste. Mentaal woog dat zwaar door, omdat ik van Patrick Remy geen speelkansen meer kreeg.

“De prioriteit is nu dat ik me goed in mijn vel voel. Ik wil de inspanning nog wel eens doen, omdat ik weet dat mijn rendement nog hoger kan liggen. Maar niet ten koste van alles, hé.”

door Frédéric Vanheule

‘Weet je wat mijn grootste droom is ? Ooit de Afrika Cup winnen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content