Als Tom Boonen op 24 juli het puntenklassement wint, zou hij de eerste Belg zijn sinds Eddy Planckaert. Die sloot in 1988 een lange rij van dertien Belgische groenetruiwinnaars af.

Stan Ockers (1955, 1956)

Bij de invoering van het puntenklassement in 1953 is het in de eerste plaats de bedoeling om de meest regelmatige deelnemer van de Tour te belonen. Geen renner die in die jaren beter in aanmerking komt voor die titel dan Stan Ockers. De kleine (1,65 m, 65 kg) Antwerpse volksjongen is fysiek misschien niet de meest begaafde van het pak, maar hij beschikt over een goed stel hersens en kan rekenen als geen ander. Die houding levert hem tussen 1949 en 1956 zeven toptienplaatsen op in de Tour. Twee keer eindigt hij als tweede : in 1950 finisht Ockers op tien minuten van Ferdi Kübler, twee jaar later moet hij 35 minuten prijsgeven aan een ongenaakbare Fausto Coppi. Ockers wint tweemaal het puntenklassement, de laatste keer in 1956. Twee en een halve maand later verongelukt Stan Ockers, 36, op de piste in het Antwerpse Sportpaleis. Meer dan honderdduizend mensen wonen zijn begrafenis bij.

Rik Van Looy (1963)

De behoefte om wraak te nemen heeft al menig kampioen naar bijzondere prestaties gestuwd en Rik Van Looy vormt daar geen uitzondering op. In 1962 staat Van Looy, die altijd geweigerd had om met een Belgische landenploeg te rijden, voor het eerst aan de start van de Ronde van Frankrijk met zijn rode Faemagarde. In de eerste etappe, naar zijn eigen Herentals, gaat het al meteen mis : de Keizer wordt in zijn eigen stad de verkeerde richting uit gestuurd. Hij keert nog terug naar de kopgroep, maar verliest van André Darrigade in de spurt. De komende dagen gaat eerzuchtige Van Looy als een gek in de aanval, evenwel zonder een rit te winnen. Wanneer hij op de elfde dag door een motor van zijn fiets wordt gereden, geeft van Looy op.

Het jaar nadien keert Rik Van Looy op volle sterkte terug. Het begint met een overwinning in Jambes en het eindigt met een magistrale spurtzege in het Parijse Prinsenpark. Daartussen zitten tien topdrieplaatsen en nog eens twee ritzeges, in Bordeaux en Aurillac, waar Van Looy na een zware rit in het Centraal Massief Jacques Anquetil en Federico Bahamontes klopt. In Parijs heeft Van Looy dat jaar bijna dubbel zoveel punten voor de groene trui verzameld als Anquetil, tweede in het puntenklassement en eindwinnaar.

Willy Planckaert (1966)

Hij was de oudste en naar de mening van velen de meest getalenteerde van de gebroeders Planckaert. Bij zijn Tourdebuut in 1966 wint de snelle Willy Planckaert meteen twee ritten en de groene trui. Ook in de bergen staat hij zijn mannetje, zij het niet zonder eerst wat leergeld te betalen : “Ik had nog nooit een col van dichtbij gezien. Mijn eerste twee bergritten probeerde ik krampachtig het tempo van de besten te volgen. Het gevolg was dat ik eerst 23 en dan 10 minuten verloor. De derde bergrit wist ik beter en reed ik op eigen tempo naar boven. Ik verloor hoop en al nog twee minuten.”

“Ik heb een toekomstige Tourwinnaar gezien”, schrijft Tourdirecteur Jacques Goddet in L’Equipe. Helaas raakt Willy Planckaert na zijn blitzstart veel te snel opgebrand. Wanneer vader Gaston in 1965 overlijdt aan de gevolgen van een zwaar verkeersongeval, neemt Willy de rol van vader en kostwinner over. Hij probeert zoveel mogelijk startpremies op te strijken : na de Tour van 66 rijdt hij bijvoorbeeld veertig criteriums. In 1967 wint Willy Planckaert nog drie ritten in de Giro, maar hij keert totaal uitgeput terug. Pas na enkele maanden wordt de diagnose gesteld : geelzucht. Lichamelijk noch mentaal komt Willy Planckaert deze klap nog te boven.

Na Willy’s groene eindzege in 1966 wordt het hele gezin in een open wagen door Nevele gereden. Eddy Planckaert, op dat ogenblik zeven jaar oud, besluit om renner te worden.

Eddy Merckx (1969, 1971, 1972)

Alles, met minder was Eddy Merckx niet te tevreden, dat is bekend. In 1969, zijn debuut in de Tour, verzamelde hij geel, groen en de bolletjestrui. Hoe ver zijn eerzucht reikt, blijkt echter pas in de Tour van 71. Wanneer Merckx in de tegenaanval gaat op Louis Ocaña, die hem in Orcières-Merlette bijna negen minuten aangesmeerd heeft, biedt de snelle CyrilleGuimard zijn diensten aan bij de Spanjaard in ruil voor de groene trui. In de zeventiende rit trekt Merckx, dan al stevig in het geel na de opgave van Ocaña, ongenadig waaiers in de etappe naar Bordeaux. Guimard verzeilt al snel in de achtergrond en wordt tweede in het puntenklassement, na Merckx.

Een jaar later zint Guimard op wraak. Hij wint de eerste en de vierde rit, leidt het puntenklassement en draagt het geel tot aan de voet van de Pyreneeën. Tot Merckx’ grote verbazing komt Guimard zelfs in de bergen een aardig eind mee. Maar dan krijgt de Bretoen last van vochtophoping in de knie. In de achttiende rit breekt de veer en moet Guimard opgeven. Bij de aankomst in La Cipale duwt Merckx, winnaar van de eindstand, het puntenklassement en de combiné, zijn groene trui in de handen van Guimard : “Deze groene trui kwam jou toe. Je verdiende hem. Houd hem.”

Walter Godefroot (1970)

Hij is de enige sprinter die Eddy Merckx wel in zijn ploeg wil. Omdat hij altijd in dienst van het collectief denkt, nooit het onvoorwaardelijke kopmanschap opeist. In wezen is Walter Godefroot tijdens zijn actieve carrière al een beetje ploegleider. Zo slaagt hij er in 1971 bij Peugeot in om de grote vedette Bernard Thévenet in de Vuelta voor Ferdinand Bracke te laten werken. Ook dan al heeft Godefroot lak aan vedettemaniertjes. Zelf heeft hij daar hoegenaamd geen last van, ondanks vier klassieke zeges, tien ritoverwinningen in de Tour en de groene trui die hij in 1970 voor de neus van Eddy Merckx wegkaapte. De memorabele Franse journalist Pierre Chany schreef ooit in L’Equipe : “Godefroot, dat is Van Looy, maar er is Merckx.”

Dat beschouwt Godefroot als het grootste compliment dat hij ooit kreeg, maar hij blijft zichzelf relativeren. Uiterlijk vertoon, roem en adoratie, het laat de sobere Drongenaar allemaal koud. “Het doet me niets als mensen me komen vertellen dat ze vroeger supporter van me waren. Sterker nog : ik heb liefst dat ze me met rust laten, ik toef graag op de achtergrond.” Immers : “Wie ben je dan wel op deze wereld omdat je snel kunt fietsen ?”

Herman Vanspringel (1973)

Misschien wel de verrassendste naam in het rijtje van Belgische groene truien. Want, Vanspringel, was die niet zo traag als een strijkijzer ? Misschien, maar Herman Vanspringel was vooral slim, al werd tijdens zijn carrière wel eens het omgekeerde beweerd. In de etappe naar Sint-Niklaas springt hij mee in een lange ontsnapping met José Catieau. De ritzege is voor de Fransman, de gele trui voor Vanspringel. Twee dagen later speelde hij die weer kwijt, maar Vanspringel heeft intussen heel wat punten gesprokkeld en besluit dat groen hem ook niet misstaat. In de komende 21 etappes finisht hij liefst 15 keer in de toptien. Een rit wint Vanspringel niet, maar in Parijs staat hij wel mooi zesde in het eindklassement (op 32’01” van winnaar Ocaña) en pakt hij groen.

“Ik werd naar die wedstrijd gedreven”, zegt Vanspringel over de Tour. Hoe belangrijk de wedstrijd voor hem was, blijkt nog eens in 1969. Tijdens de afdaling van een colletje van derde categorie kwakt Vanspringel tegen een rotsblok aan en breekt zijn jukbeen. Met barstende hoofdpijn en een gapende wonde maakt Vanspringel de rit nog vol, maar ’s anderendaags verbieden de artsen hem om nog verder te rijden. “Ik huilde als een klein kind, al mijn ploegmaats weenden ook. Niets was voor mij erger dan de Tour niet te mogen rijden.”

Patrick Sercu (1974)

De koning van de baan boekt zijn grootste successen als wegrenner in de Tour van 1974. Patrick Sercu gebruikt zijn natuurlijke snelheid, aangescherpt op de piste, om zich in de sprint als een raket uit het wiel van de tegenstand te lanceren. Resultaat : drie ritzeges, strikt genomen zelfs vier. Voor de slotrit staat gele trui Eddy Merckx slechts op een paar puntjes achterstand genoteerd voor het groen. Cadeaus hoeft Sercu van de kannibaal niet te verwachten, winnen is dus de boodschap. Op de wielerbaan van Vincennes komt Sercu voor Merckx over de streep, maar hij heeft de Antwerpenaar Staf Roosbroeck overduidelijk gehinderd. Hoewel die geen klacht indient, wordt Sercu door de wedstrijdjury gedeclasseerd. Niet naar de allerlaatste plaats, zoals het reglement bepaalt, maar naar de derde stek, omdat de drie “afgescheiden van de rest van het peloton” over de streep kwamen. Een compromis op zijn Belgisch redt in extremis het groen van Sercu.

Rik Van Linden (1975)

Rik Van Linden is een man van de laatste tweehonderd meter. Bij de jeugd staat zijn vader op precies tweehonderd passen voor de streep te zwaaien : “Hier moet je gaan, jongen !” Later draagt Giancarlo Ferretti, dan een jonge ploegleider bij Bianchi, hem hetzelfde op : tweehonderd meter, dan moet je eruitkomen. Alessandro Petacchi krijgt vandaag de dag overigens precies hetzelfde te horen van Ferretti. In de Tour van 75 wint Van Linden drie ritten. Gevaar kent hij niet en hij doet zijn naam van ongeleid projectiel alle eer aan wanneer hij in de vierde etappe vlak na de streep in botsing komt met ritwinnaar Jacques Esclassan. Van Linden blijft bewusteloos liggen, rijkswachters schermen hem af voor het publiek. Wanneer ze zich even later omdraaien, blijkt Van Linden spoorloos verdwenen. Naar de tv-commentaarpost gespurt, “om de mensen thuis te laten weten dat ik in orde was.”

Freddy Maertens (1976, 1978, 1981)

Op 24 juni 1976 wint de 24-jarige Freddy Maertens de proloog en hij kan vervolgens niet meer ophouden : liefst acht ritten schrijft hij op zijn naam, een evenaring van het record van Merckx. Had Lomme Driessens de etappe naar Divonne-les Bains niet verkocht aan de Peugeotploeg, dan stond nu het absolute record van negen zeges in één Tour op naam van Freddy Maertens. ‘Ritwinnaar’ Jacques Esclassan verklaart later dat hij over de streep reed met “de geur van het verbrande rubber van de remmen in zijn neus.” Maertens, die tien dagen de gele trui draagt en achtste wordt in het eindklassement, is in Parijs de enige terechte groenetruiwinnaar. Later op het jaar zal hij in Ostuni ook nog wereldkampioen worden.

In 1978 pakt Maertens opnieuw groen, iets bescheidener met twee ritzeges dit keer. Fysieke, mentale en financiële problemen houden hem vervolgens twee jaar lang weg uit de Tour, maar in 1981 verrijst hij als het ware uit de doden. Maertens, met veertien kilo overgewicht uit de winter gekomen, mag van zijn sponsor Boule d’Or niet starten in de Tour, maar Driessens legt zijn hoofd op tafel : “Dan ga ik ook niet.” Uiteindelijk start Maertens toch, met twee andere sponsors omdat Boule d’Or als sigarettenmerk niet mag adverteren in de Tour : Sunair en Sport 80, een voorloper van dit magazine. Wanneer hij in de openingsetappe rond Nice op de eerste bult moet lossen, dreigt de afgang. Maar Maertens klampt aan, om op het eind van de dag met verpletterende overmacht de massaspurt te winnen. De toon is gezet. Maertens wint vijf ritten en het groen. Later op het jaar kroont hij zich in Praag voor de tweede keer tot wereldkampioen. Daarna dooft zijn kaars definitief uit.

Rudy Pevenage (1980)

In een kletsnatte etappe naar Metz trekt Rudy Pevenage al in de eerste kilometers ten aanval, in het gezelschap van Pierre Bazzo en Yvon Bertin. Het peloton neemt een snipperdag, in geen tijd bedraagt de voorsprong twintig minuten. Bertin, een ploegmaat van de dan al gele Bernard Hinault, neemt geen meter over. Aan de finish lacht de gele trui hem toe. De slimme Pevenage dringt hem in de slotkilometers toch de koppositie op, plakt in zijn wiel tot het moment daar is en wint de rit. Een dag later, wanneer Bertin in de etappe naar Luik ten onder gaat, pakt Pevenage zijn tweede prijs : de gele trui. Die staat hij pas na negen dagen af aan Bernard Hinault. Twee dagen later moet de Fransman overigens opgeven in Pau omwille van tendinitis aan de knie. Joop Zoetemelk wint op zijn 33e, bij zijn tiende deelname en na vijf tweede plaatsen, eindelijk de Ronde van Frankrijk. Rudy Pevenage blijft tot in Parijs in het groen.

Frank Hoste (1984)

Over het hoe en waarom van de gebeurtenissen op die tweede Tourdag van 1984 in Saint-Denis lopen de versies uiteen. Eric Vanderaerden, net Belgisch kampioen geworden met de hulp van de gebroeders Planckaert, houdt het erop dat hij gewoon de spurt aantrok voor Eddy. Die laatste is er echt van overtuigd dat Vanderaerden met opzet veel te vroeg de benen stilhield, zodat hij voor de rest van de Tour niet meer moest knechten voor Eddy. In ieder geval wint Frank Hoste de etappe en begint hij aan een lang, groen avontuur dat achttien dagen duurt. Tot Sean Kelly op de voorlaatste dag, op zoek naar zijn derde puntenklassement, de trui inpikt. De Ier is er niet gerust in en doet Hoste een aantrekkelijk financieel voorstel. Frank Hoste kiest eieren voor zijn geld.

Tot ploegmaat Fons De Wolf lucht krijgt van het zaakje : “Hoeveel keer denk jij eigenlijk die groene trui nog te kunnen winnen ?” Hoste besluit om Kelly te flikken, en geen klein beetje ook. Op een paar honderd meter voor de streep zet Hoste volle bak aan, Kelly, die in de veronderstelling verkeert dat Hoste de spurt voor hem aantrekt, nestelt zich zegezeker in diens wiel. Tot Hoste in de laatste bocht de deur dichtdoet. Kelly wordt vijfde, één plaatsje te laag voor de groene trui. Hoste wint groen vóór Kelly en… Eric Vanderaerden.

Eric Vanderaerden (1986)

Op 11 juli 1986 arriveert het Tourcircus in Nantes. Eddy Planckaert rijdt dertig kilometer alleen op kop, maar wordt op vijftien kilometer van de streep opgepeuzeld door het peloton. Ondanks zijn krachtpatserij wint Planckaert nog de massaspurt, tot grote ergernis van ploegmaat Eric Vanderaerden, die dan al in het groen staat. Hij zal die Tour geen enkele etappe winnen, maar verovert wél het groen en vervolmaakt daarmee zijn Tourpalmares.

In 1983 verovert de 21-jarige Vanderaerden de gele trui in de proloog, een jaar later wint hij twee ritten, waaronder die op de Champs-Elysées. In 1985 wint Vanderaerden naast de rit naar Bordeaux ook de tijdrit. Zo compleet onverwacht dat de fotograaf van Sport 80 geen beeld heeft van Vanderaerden. Doodsbenauwd voor zijn legendarisch strenge hoofdredacteur spreekt hij een al proper gewassen Vanderaerden aan. Of hij de tijdrit nog even opnieuw in scène wil zetten ? Vanderaerden stemt zonder morren toe. Wanneer de nietsvermoedende hoofdredacteur de foto in handen krijgt, luidt zijn commentaar : “Logisch toch dat Eric wint, kijk hoe fris hij nog zit !”

Eddy Planckaert (1988)

Gevraagd naar zijn grootste prestaties als ploegleider verwijst José De Cauwer steevast naar twee verwezenlijkingen : de Tourzege van Greg LeMond in 1989 en Eddy Planckaert die in 1988 de Tour uitrijdt. De Kleine trekt immers ieder jaar “dik tegen zijn goesting” naar de Ronde van Frankrijk. Hij heeft lak aan de toenemende commercie en geeft er meer dan eens de brui aan in de laatste week. Niet zo in 1988. Deze keer heeft De Cauwer hem opgepept : “Je broer Walter won de Ronde van Vlaanderen, je broer Willy het groen. Jij kan dat alletwee, op één jaar.” Wanneer Eddy dat jaar de Ronde van Vlaanderen wint, weet hij wat hem te doen staat in de Tour. Planckaert wint geen enkele rit, maar moeit zich in iedere massasprint en raakt redelijk vlot de bergen over.

Sportief gezien mogen zijn zeges in de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix dan een trapje hoger staan, emotioneel hecht Eddy Planckaert nog steeds het meest belang aan die groene trui van 88 : “Want met de groene trui van Willy was het voor mij allemaal begonnen. De cirkel was rond.” Ook de cirkel van Belgische groene truien in de Tour leek rond. Sinds de invoering van het puntenklassement in 1953 hadden de Belgen achttien groene truien mee naar huis genomen, precies één op twee. Intussen wachten we al zeventien jaar op de veertiende groene Belg. Tom Boonen weet wat hem te doen staat.

door Loes Geuens

Patrick Sercu won het groen dankzij een compromis op zijn Belgisch.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content