Elf oud-vedetten van Anderlecht nemen de huidige paars-witte basiself onder de loep. Is dit de toekomstige kampioensploeg?

Doelman: Silvio Proto

Jacky Munaron (doelman 1974-89. Kampioen in 1981, ’85, ’86, ’87. Beker van België in 1988. UEFA Cup in 1983):

“Wat me nu al geruime tijd opvalt bij Silvio is die blik in zijn ogen. Daar gaat een bepaalde dreiging van uit. Alsof hij wil zeggen: ‘Doe geen moeite, hier kom je toch niet voorbij.’ Dat zie je ook aan zijn statistieken: hij slikt amper tegendoelpunten. Zowel in de competitie als in de Europa League rijgt hij de clean sheets aan elkaar. Niet slecht voor een doelman die in het begin van het seizoen niet eens titularis was hé … Silvio stond aanvankelijk achter Davy Schollen in de pikorde omdat die het zo goed had gedaan als vervanger van de onfortuinlijke Daniel Zítka. Schollen speelde ook de terugwedstrijd in de voorronde van de Champions League tegen Lyon omdat Proto het in de heenwedstrijd niet bepaald foutloos had gedaan. Hij ging de mist in bij het vijfde tegendoelpunt, maar dat was wel meteen zijn eerste en enige flater tot nu toe. Sindsdien liet hij geen steek meer vallen.

“Hij is doorheen het seizoen gegroeid in zijn rol van eerste doelman en staat volgens mij nu niet meer ter discussie. Daar komt nog eens bij dat hij amper 26 is en hij dus nog heel wat jaren te gaan heeft. Wat hem nu nog rest, is zich bewijzen bij de Rode Duivels. Hij heeft er de kwaliteiten voor, maar de concurrentie is met Logan Bailly, Jean-François Gillet en zelfs Stijn Stijnen – die komt nog wel terug op zijn beslissing – niet min. Toch denk ik dat wanneer hij op het internationale vlak zijn kans krijgt, hij ze ook met beide handen zal grijpen.”

Rechtsback: Guillaume Gillet

Gille Van Binst (rechtsback 1968-80. Kampioen in 1972

en ’74. Beker van België in 1972, ’73, ’75 en ’76.

UEFA Cup in 1976 en ’78):

Guillaume Gillet zet de traditie voort. Net zoals Georges Heylens, Georges Grün, Bertrand Crasson en ikzelf is hij een aanvallend ingestelde speler die omgevormd is tot rechtsachter. Hij heeft een uitstekend uithoudingsvermogen, een goede versnelling en een zeer efficiënte tackle waar zelfs ik een beetje jaloers op ben. Ik heb nooit goed begrepen waarom hij liever niet als rechtsback speelde. Van daaruit kan hij zijn infiltratievermogen immers optimaal benutten. Als middenvelder heb je altijd een rechtstreekse tegenstander die je bewegingsvrijheid beperkt. Als rechtsachter heb je meer vrijheid om mee op te rukken, zeker tegen een team dat 4-4-2 speelt.

“Rechtsachter is een belangrijke positie in het spel van Anderlecht, waar weinig alternatieven voorhanden zijn. Nemanja Rnic heeft even een kans gekregen, maar die kon niet doorbreken. Bij de Rode Duivels is er nog niemand die als rechtsback kon overtuigen en ik denk dat Gillet een goede kans maakt om titularis te worden op die plaats. Op voorwaarde dat die déclic er komt en hij met volle overgave op die positie wil spelen.”

Centrale verdediger: Ondrej Mazuch

Bertrand Crasson (rechtsback/centrale verdediger

1989-96 en 1998-2003. Kampioen in 1991, ’93, ’94, ’95,

2000 en ’01. Beker van België in 1994):

“Toen bleek dat Nemanja Rnic en Víctor Bernárdez tekortschoten als centrale verdediger ging Anderlecht op zoek naar een vervanger. De transfer van Ondrej Mazuch was een schot in de roos. Een verdediger die opgeleid is in de Serie A, is zelden een slechte keuze. Hij heeft dan wel geen officiële wedstrijd bij Fiorentina gespeeld, hij heeft er wel de kneepjes van het vak geleerd. Als 18-jarige, met enkel een seizoen bij Brno en wat wedstrijden met de Tsjechische jeugdploegen op zijn teller, was hij gewoon nog niet klaar voor de veeleisende competitie die de Serie A is.

“Bij Anderlecht kreeg hij de kans om de draad weer op te nemen. Hij begon niet al te best met een desastreuze terugspeelbal tegen Lyon en een ongelukkige wedstrijd in Sint-Truiden, maar sindsdien doet hij het voortreffelijk. Wat mij betreft is hij goed op weg om een vaste waarde te worden. Met zijn onverzettelijkheid, snelheid en goed positiespel beschikt hij over de belangrijkste vereisten voor een verdediger. Wat me nog het meest opvalt, is dat hij weinig overtredingen begaat. Zijn positiespel is zo goed dat hij vaak net dat stapje sneller is dan zijn tegenstander. Net zoals Roland Juhász durft hij ook wel eens in te schuiven met de bal aan de voet. Dat was in een niet eens zo ver verleden nog een groot manco bij Anderlecht.”

Centrale verdediger: Roland Juhász

Jean Plaskie (centrale verdediger 1959-72.

Kampioen in 1964, ’65, ’66, ’67, ’68 en ’72.

Beker van België in 1965):

“Juhász is ongetwijfeld een van de beste koppers van onze competitie. Zowel in aanvallend als verdedigend opzicht. Het bewijs? Hij maakt elk seizoen wel een handvol kopbaldoelpunten op stilstaande fases. Over zijn uitvoetballend vermogen ben ik dan weer minder te spreken. De bal opdrijven is niet zijn sterkste kant en hij waagt zich te weinig aan een risicovolle pass. In vergelijking met zijn debuut in 2005 is hij er wel op vooruitgegaan.

“Sinds het vertrek van Nicolás Pareja naar Espanyol Barcelona is Juhász een echte leider geworden. Hij is de ideale gids voor de jongere Mazuch. Die twee vormen een goed duo, maar ze vallen toch heel wat lichter uit dan Vincent Kompany en Hannu Tihinen destijds. Die hielden de boel altijd onder controle. Als het eens wat sneller gaat, heb ik bij Juhász-Mazuch het gevoel dat ze mee ten onder gaan. Ze hebben in de twee wedstrijden tegen Club Brugge toch zes doelpunten geslikt. Dat zijn er voor mij een paar te veel.”

Linksback: Olivier Deschacht

Jean Thissen (linksback 1974-79. UEFA Cup in 1976 en ’78):

“In de huidige basiself is Olivier Deschacht de oudste speler. Hij komt al tien jaar uit voor paars-wit en precies daarom heeft hij de aanvoerdersband overgenomen van BartGoor toen die naar Germinal Beerschot vertrok. Ik snap niet waarom zo veel mensen nog steeds niet overtuigd zijn van Deschachts kwaliteiten. Als hij niet goed genoeg zou zijn, had Anderlecht toch al lang een vervanger voor hem gezocht. Wat ook in Oli’s voordeel spreekt, is dat de linksbacks niet echt dik gezaaid zijn.

“Ik zie hem het liefst op die linksachterpositie spelen. Hij heeft wel de snelheid om als centrale verdediger te spelen, maar hij is niet altijd even doortastend in de mandekking. Op zijn flank kan hij ook eens mee naar voren trekken. En dat doet hij niet eens zo slecht. Hij haalt nog niet de statistieken (qua doelpunten en assists) die Marcin Wasilewski in het begin van het seizoen bij elkaar voetbalde, maar die waren dan ook ronduit schitterend. Deschacht mag dan wel kritiek krijgen van veel voetbalfans, in het voetbalcircuit zelf wordt hij volgens mij wel naar waarde geschat. Vooral Milan Jovanovic is een grote fan van hem .

Middenvelder: Cheikhou Kouyaté

Yves Vanderhaeghe (verdedigende middenvelder 2000-07. Kampioen in 2001, ’04, ’06):

Cheikhou Kouyaté heeft zowel bij FC Brussels als bij Kortrijk en Anderlecht een aanpassingsperiode van zes maanden nodig gehad. Bij Kortrijk, in het systeem van Hein Vanhaezebrouck, was de positie van stofzuiger op het middenveld cruciaal. Het is normaal dat die positie – zeker bij een ploeg die pas gepromoveerd was – werd ingevuld door een ervaren speler zoals Karim Belhocine of Adlène Guédioura. Gaandeweg heeft Cheik echter bewezen dat hij een basisplaats verdiende. Hij toonde week na week dat hij én het slot op de deur kon zijn én dat hij de tegenpartij pijn kon doen met zijn infiltraties. Zijn infiltrerend vermogen leidde trouwens tot drie doelpunten dat seizoen.

“Ik heb al gezien dat hij bij Anderlecht net op dezelfde manier speelt. Hij wil meer doen dan alleen maar wat ballen recupereren. Hij rukt steeds vaker mee op en dat werpt soms zijn vruchten af, zoals in de bekerwedstrijd tegen Cercle Brugge. Zijn actieradius is zo groot dat hij – meer nog dan Bouba Saréof Jan Polák – de echte box-to-box van Anderlecht is. Hij heeft alles in zich om in de voetsporen van zijn grote voorbeeld, Patrick Vieira, te treden. Daar kan Anderlecht alleen maar goed bij varen.”

Middenvelder: Jelle Van Damme

Danny Boffin (linkermiddenvelder 1991-97.

Kampioen in 1993, ’94 en ’95. Beker van België in 1994):

“Ik herken mezelf een beetje in Jelle Van Damme. In die zin dat hij net zoals ik destijds op verschillende posities (linksachter, linkermiddenvelder en centrale middenvelder) wordt uitgespeeld. Daar houdt de vergelijking wel op, want ik beschikte niet over zijn fysieke kracht. Ik kon niet als centrale verdediger uitgespeeld worden en al evenmin mee naar voren gestuurd worden om oorlog te maken in de zestien op het einde van de wedstrijd. Zijn polyvalentie is zijn grootste troef.

“In vergelijking met Deschacht heeft hij veel meer kracht en meer gestalte. De voorbije weken speelden de twee vaak achter elkaar op de linkerflank terwijl ze in het begin van het seizoen een verdedigend duo vormden met Deschacht als centrale verdediger en Van Damme als linksachter. Ik zou Van Damme net centraal in de verdediging zetten en Oli op de linksbackpositie. Ik denk trouwens dat Jacobs daarvoor zal kiezen als Juhász vertrekt. Jelle is de perfecte vervanger voor de Hongaar. Hij is een uitstekende mandekker en ook met Mazuch zou het wel klikken denk ik. Misschien zelfs nog beter dan tussen Mazuch en Juhász nu.”

Middenvelder: Lucas Biglia

Paul Van Himst (aanvallende middenvelder 1959-75.

Kampioen in 1962, ’64, ’65, ’66, ’67, ’68, ’72, ’74. Beker van België 1965, ’72, ’73, ’75. UEFA Cup in 1983 als trainer):

“Lucas Biglia kun je niet in één vakje onderbrengen. Hij is niet bepaald het prototype van een verdedigende middenvelder. Iemand zoals Bouba Saré is dat bijvoorbeeld veel meer. Anderzijds is hij ook geen echte nummer tien zoals Ahmed Hassan of zelfs een Matías Suárez dat is. Als stofzuiger kent Biglia zijn gelijke niet. Hij gaat steevast de bal ophalen bij de verdedigers zodat zij die risicovolle pass niet moeten geven. Biglia is een echte meester in het opdrijven en verdelen van de bal.

“Van alle Anderlechtspelers is hij diegene die zich het best weet te plaatsen om de bal zo snel mogelijk te heroveren. Hij hoeft niet te tackelen of in duel te gaan omdat hij altijd op de juiste plaats staat. Ik zie hem liever iets hoger spelen zodat hij wat meer risico in zijn spel kan leggen. Tegen Ajax bewees hij dat hij heel wat meer kan dan ballen afpakken en breedtepasses geven. Hij is dan wel niet de allersnelste, het is hem aan te zien dat hij vier kilo lichter staat dan toen hij hier pas aankwam. Ik denk dat hij net zoals Nicolás Pareja niet zou misstaan in de Primera División. Maar ook in de Franse Ligue 1 of in de Italiaanse Serie A zou hij zijn streng kunnen trekken.”

Rechterflank: Jonathan Legear

Juan Lozano (aanvallende middenvelder 1980-83 en 1985-87. Kampioen in 1981, ’86, ’87. UEFA Cup in 1983):

“Ik speelde destijds naast een zekere Per Frimann. Niet bepaald een trage jongen, maar ten opzichte van een sneltrein als Jonathan Legear zou de Deen een mal figuur slaan. Anderlecht kan vandaag niet klagen over snelle aanvallers want als Legear een sneltrein is, dan is Romelu Lukaku een echte tgv. En ook Mbark Boussoufa is een stuk sneller dan hij op het eerste gezicht lijkt. Jonathan is ongetwijfeld aan zijn beste seizoen ooit bij Anderlecht bezig. In het begin van het seizoen lag hij nog in balans met Thomas Chatelle, maar momenteel lijkt het er niet op dat Chatelle in staat is om Jonathan uit de ploeg te spelen. Legear heeft op elk vlak net dat tikkeltje extra. Hij is net iets sneller dan Chatelle, speelt beter in en is net dat beetje doelgerichter. Hij kan al wel goede statistieken voorleggen, maar toch heb ik het gevoel dat hij op dat vlak nog kan verbeteren. Hij heeft de neiging om naar de bal te kijken wanneer hij dribbelt. Als hij beter zou rondkijken, zouden zijn voorzetten nog scherper kunnen zijn.

“Zonder al zijn kleine blessures zou hij misschien al wel wat verder gestaan hebben in zijn ontwikkeling. Al gaat het nu wel de goede kant op met zijn blessuregevoeligheid. De volgende uitdaging is zich in de nationale ploeg te spelen. Eden Hazard is wat mij betreft nu al een vaste waarde, maar voor Kevin Mirallas moet Legear zeker niet onderdoen. Dus waarom zou hij niet op Mirallas’ positie kunnen spelen?”

Centrumspits: Romelu Lukaku

Erwin Vandenbergh (aanvaller 1982-86.

Kampioen in 1985, ’86):

“Aangezien ik de jeugdploegen van Lierse al enkele jaren volg, heb ik Romelu Lukaku al een paar jaar geleden voor het eerst aan het werk gezien. Hij stak er toen al letterlijk en figuurlijk met kop en schouders boven uit. Ik dacht toen dat hij zijn overmacht vooral uit zijn fysieke superioriteit haalde, maar als je zo makkelijk scoort in eerste klasse heb je meer dan alleen maar een sterk lichaam. Nog niet zo lang geleden was hij nog nummer drie in de pikorde van de spitsen en na amper een paar maanden is hij de absolute nummer één. Maar ik vind niet dat hij niets meer te leren heeft bij Anderlecht. Akkoord, hij was fantastisch tegen Ajax en Standard, maar tegen AA Gent en Club Brugge was hij zwak. Dat hij zelf de eerste was om dat toe te geven, zegt veel over zijn mentaliteit.

“Hij blijft natuurlijk een fenomeen. Hij is op amper zestienjarige leeftijd al zo goed dat je gerust kunt stellen dat hij veel kans maakt om in de voetsporen van zijn voorbeeld, Didier Drogba, te treden. Hij is net zo krachtig, snel en stijlvol. Opvallend is ook dat hij nu al enorme variatie brengt in zijn afwerking. De ene keer jaagt hij de bal hoog in doel en de volgende keer schuift hij het leer rustig voorbij de keeper.”

Linkerflank: Mbark Boussoufa

Marc Degryse (aanvallende middenvelder 1989-95.

Kampioen in 1991, ’93, ’94, ’95. Beker van België in 1994):

“Acht doelpunten en dertien assists in totaal, een voet dus in veertig procent van de doelpunten die Anderlecht dit seizoen maakte. Indrukwekkende statistieken. Vorig jaar kwam hij met gelijkaardige cijfers aanzetten, maar het verschil is dat hij dit jaar ook in de topwedstrijden goed presteert. Zijn winning goal tegen Club Brugge is daar een goed voorbeeld van, maar ook tegen Ajax was hij erg goed. Er wordt dan gezegd dat het máár de Europa League is … Ik vind het echter te makkelijk om Bous met de vinger te wijzen, want ook hij is maar een schakel van de ketting.

“Voor mij is Boussoufa de verpersoonlijking van Anderlecht. Vooral wanneer hij als winger gebruikt wordt in plaats van als nummer tien. Hij is het gevaarlijkst wanneer hij naar binnen kan komen vanop die linkerflank of wanneer hij van daar een indraaiende voorzet kan geven. Hij kan de verdediging van de tegenpartij echt openrijten met die voorzetten. Boussoufa is nu 25, heeft al tal van prijzen gewonnen en misschien is het na vier jaar in het Astridpark wel tijd om andere oorden op te zoeken. FC Sevilla zou gecharmeerd zijn van hem en de Spaanse subtopper lijkt de ideale club voor Mbark. Hij komt waarschijnlijk net te kort voor een echte buitenlandse topclub, maar bij een ploeg net onder die absolute top zie ik hem wel in de basiself terechtkomen.”

door bruno govers – beelden: reporters

“Biglia zou niet misstaan in de Primera División.

Paul Van Himst”

“Boussoufa presteert nu ook goed in de topwedstrijden.

Marc Degryse”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content