Pierre Bilic

ANDERLECHT 1974-80

Sport/Foot en Sport/Voetbalmagazine vroeg 23 sportredacties van geschreven pers, radio en tv en persagentschappen welke vijf Belgische ploegen uit 110 jaar eersteklassevoetbal in het collectief geheugen gegrift blijven. Uit een lijst van 20 genomineerden kwam Anderlecht 1974-1980 afgetekend als winnaar voor Club Brugge 1975-80 dat al even duidelijk tweede werd. Liefst 17 van de 23 redacties zetten de ploeg van Robby Rensenbrink op één.

‘De beste generatie voetballers die ooit bij Anderlecht heeft rondgelopen.’ Martin Lippens over het Anderlecht van de jaren 1974-1980.

72 jaar is Martin Lippens nu en hij mag tot de meubelen van Anderlecht worden gerekend. Gedurende 45 jaar diende hij paars-wit : als beloftevolle jeugdspeler (1944-54), titularis in de eerste ploeg (1954-64), jeugdtrainer en coach van de invallers (1965-1975) en assistent-trainer (1975-89). Vervolgens trok hij als adjunct van Raymond Goethals mee naar Bordeaux (1989-92), probeerde hij het als hoofdtrainer van Sint-Truiden (1992) om uiteindelijk in 1993 gedurende enkele maanden als technisch directeur bij RWDM te functioneren.

Als geen ander kan Lippens praten over de gouden generatie van Anderlecht (1974-1980).

Waren de generaties voordien minder getalenteerd ?

Martin Lippens : “Eind jaren vijftig en in de jaren zestig braken we in de Europabeker weinig potten. Europees speelden wij doorgaans om zo goed mogelijk te voetballen terwijl onze tegenstanders voetbalden om te winnen. Anderlecht was in die periode de kampioen van de vriendschappelijke wedstrijden. In 1960 kwam Pierre Sinibaldi in de plaats van Bill Gormlie. De Franse coach verving het Engelse WM-systeem door een nieuwe veldbezetting : de 4-2-4. Het was de bedoeling om hoger te spelen, om de ruimte tussen de linies te verkleinen, het balbezit vlugger te verleggen van verdediging naar aanval. In België was het gevolg dat we dikwijls met 21 spelers op één helft stonden, namelijk de helft van de tegenstander. Anderlecht zette toen de buitenspelval nog niet open. Dat introduceerde Tomislav Ivic later, samen met de pressing op de tegenstander in balbezit. Sinibaldi verzamelde nationale titels aan de lopende band. Maar internationaal kwam het er niet uit. We hadden een generatie van voetballers met veel klasse maar ook met limieten.”

Zou een coach met meer zin voor realiteit dan Sinibaldi meer Europese successen hebben behaald ?

“Nee. De hele club moest op dat ogenblik nog doorgroeien naar die Europese dimensie. Sinibaldi heeft Anderlecht vooruit geholpen, maar er bleef nog een aantal passen te zetten. Een coach mag nog zo briljant zijn, het is de ploeg die wint of verliest. Anderlecht domineerde het Belgische voetbal, maar het Europees voetbal was – en is dat nog altijd – van een ander niveau. In 1962/63 schakelden we het grote Real Madrid uit (3-3 in Spanje, 1-0 in Brussel) maar twee ronden verder werden we er zelf uitgekegeld door, ocharme, FC Dundee. We speelden aantrekkelijk, technisch voetbal maar dat we geen rekening hielden met de sterkte van de tegenstander, brak ons dikwijls zuur op.”

In 1970 was er beterschap, toen Ander-lecht de finale van de Beker voor Jaarbeurssteden bereikte. Er werd wel verloren van Arsenal (3-1 in Brussel, 3-0 in Engeland), maar er was een groot Anderlecht in de maak.

“Zo is dat. Paul Van Himst en Jan Mulder liepen er in 1970 bij. In 1971 kwam Robby Rensenbrink naar Anderlecht. In vergelijking met nu hadden voetballers vroeger één grote luxe : tijd. Toen Rensenbrink bij Anderlecht belandde, was hij 24 jaar en had hij al een verleden : DWS, twee jaar bij Club Brugge. En nóg kreeg hij bij ons de tijd om te groeien. Negen jaar bleef hij bij Anderlecht. Dat is nu niet meer denkbaar. Mbark Boussoufa bijvoorbeeld is 22 jaar, dat is twee jaar jonger dan Rensenbrink destijds. Maar op veel geduld moet hij niet rekenen. Ik zie in Boussoufa een nieuwe Juan Lozano. Alleen was ook Lozano al een gevestigde waarde toen hij bij Anderlecht neerstreek – bij Beerschot was hij al een grote meneer. Terwijl Boussoufa zowel bij Ajax als bij Chelsea te licht werd bevonden. Ik vind het erg dat men daar Boussoufa’s talent over het hoofd zag. Als je zo’n type speler hebt, moet je die vrijlaten en de ploeg in functie van hem organiseren.”

Dikke Haan

Is dat destijds met Rensenbrink gebeurd ?

“Absoluut. Rensenbrink mocht zich voor de volle honderd procent offensief uitleven. Lozano ook. Dat waren vrije vogels. Frank Vercauteren en Jean Thissen werkten zich uit de naad voor Rensenbrink. Thissen kwam ons vaak vragen : ‘Wilt u hem niet vragen om zich af en toe eens te laten zakken ?’Maar bij Robby ging dat het ene oor in en het andere uit. Rensenbrink was iemand voor de grote afspraken. Raymond Goethals zei dan altijd : ‘Martin, fieu, we kunnen gerust gaan zitten : Robby heeft zijn smoking aangedaan.'”

Voor Goethals maakte Rensenbrink bij Anderlecht Hans Croon mee als trainer.

“Croon is in 1975 gekomen, na Urbain Braems. Op dat ogenblik zat Rensenbrink al vier jaar bij ons. Croon kreeg er trouwens meteen een andere vedette bij. Arie Haan had met Ajax alles gewonnen, onder andere drie Europabekers. Toen hij hier aankwam, woog hij tien kilo te veel. Maar eens die kilo’s eraf : wat een klasbak ! Anderlecht is groot geworden met Rensenbrink, maar vooral Haan heeft veel bijgedragen met zijn spelintelligentie. Hij was de strateeg van de ploeg. Ik onderschat ook het talent van de andere jongens niet. Ludo Coeck, Vercauteren, François Van der Elst, Jean Dockx, Thissen, Hugo Broos … Dat was een generatie van winnaars, de beste generatie voetballers die ooit bij Anderlecht heeft rondgelopen. Behalve Rensenbrink heeft Anderlecht nog twee clubiconen : Jef Mermans, de prijsschutter van de jaren vijftig, en Paul Van Himst. Maar zij hebben Europees niets gewonnen, gewoonweg omdat de ploeg waarin ze speelden, daartoe niet bekwaam was.”

Prijs in Parijs

Goethals nam het over in 1976 en benoemde je tot adjunct-trainer. Anderlecht had net de Europabeker gewonnen : 4-2 in de finale tegen West Ham United. Dachten jullie dat dit succes voor herhaling vatbaar was ?

“Ja, omdat er zoveel kwaliteiten in die ploeg zaten. Er was ook het fenomeen Goethals, met zijn temperament, zijn aandacht voor ieder detail, zijn obsessie om te winnen en iedereen scherp te houden. In 1977 had Anderlecht de finale van de Europabeker verloren tegen een sterk Hamburg. Maar een jaar later was het weer prijs in Parijs. 4-0 tegen Austria Wenen, na een bijna perfecte prestatie, met twee goals van de opgerukte Gille Van Binst, en twee van Rensenbrink.”

Die is nadien helaas niet lang meer gebleven.

“Robby vertrok in 1980. Dat was het einde van een periode. Het werd een jaar later bevestigd toen Haan naar Standard uitweek.”

Daarna was het wachten op Ivic.

“Die heeft bij Anderlecht oude gewoonten doorbroken. Hij predikte een revolutionair voetbal : hoog spelen, pressing, veel aandacht voor de balrecuperatie. Ivic was zijn tijd ver vooruit. Daardoor kon hij Anderlecht geven waar het al sinds 1974 op wachtte : een nieuwe landstitel. Maar de ploeg had veel aan kwaliteit ingeboet en dat moest Ivic compenseren met een andere manier van spelen. Hij kreeg ten onrechte veel kritiek, de pers volgde hem niet. Op langere termijn stoomde hij wel een team klaar dat in 1983 de UEFA-beker won. In de finale zette Anderlecht toen Benfica opzij. Paul Van Himst was toen Ivic al opgevolgd. Paul was kalmer dan Ivic. Met Erwin Vandenbergh, Coeck, Friman, Olsen, Lozano, Degroote, Peruzovic, Broos was paars-wit beter dan Benfica maar toch niet te vergelijken met de ploeg van 1974-1980.”

En de ploeg van nu ?

“Het moderne voetbal is zoveel agressiever geworden en zwaarder. Ik beweer niet dat er in België geen talent meer is. Maar bij de nationale ploeg ontdek ik jongens die ik nooit in de eigen eerste klasse bezig gezien heb. Ze gunnen zichzelf de tijd niet om te groeien en kiezen vlug voor Nederland. Ik vind dat niet normaal. De factor tijd wordt onderschat. Men zou de opleiding van jonge voetballers moeten herbekijken en jongeren aansporen om langer bij hun club te blijven. Wat de buitenlanders in België betreft : ik wil ze niet allemaal over dezelfde kam scheren, maar in vergelijking met Rensenbrink en Haan zijn dat toch maar voetballers van de tweede of derde garnituur.”

PIERRE BILIC

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content