Na meer dan een decennium zit José De Cauwer weer waar hij eigenlijk thuis hoort : achter het stuur van de volgwagen. Met volle goesting graaft de meester-motivator in de psyche van de renner.

In 1989 won Greg LeMond de Tour met acht seconden voorsprong door in de afsluitende tijdrit Laurent Fignon op 58 tellen te rijden. Op de fiets van de Amerikaan stond iets gemonteerd dat later bekend zou worden als een triatlonstuur, maar dat in 1989 net zo goed van Mars had kunnen komen. Daags voor de beslissende rit was Lemonds ploegleider bij ADR, José De Cauwer, met de bewuste fiets over zijn schouder naar een met whisky doordrenkte receptie van een van de hoofdsponsors van de Tour gestapt. Hij spreekt er alle officials aan : ‘ Monsieur, je suis José De Cauwer. Est-ce que Greg LeMond peut rouler sur ce vélo demain ?‘ ‘ Ça va‘, murmelen de al lichtjes benevelde heren. ’s Anderendaags ’s morgens zet De Cauwer, wederom fiets op de schouder, de voorzitter van de homologatiecommissie voor dag en dauw uit zijn bed. Of LeMond op deze fiets mag starten, want alle andere officials hebben het al goedgekeurd. ‘ Alors ça va‘, besluit de voorzitter. Zonder het psychologisch vernuft van José De Cauwer had Greg LeMond in 1989 nooit de Tour gewonnen.

Het is diezelfde kwaliteit die Marc Coucke eind 2005 inspireert om De Cauwer aan het hoofd van zijn wielerpiramide te plaatsen, waarbij satellietploegen jong talent moeten selecteren en klaarstomen om door te stromen naar de profploeg van Predictor-Lotto. Vanaf dit seizoen begeleidt De Cauwer de jongeren van de ploeg ook als sportdirecteur.

En zo komt het dat José De Cauwer twee weken geleden, na meer dan een decennium als coach bij de Belgische wielerbond, voor het eerst weer plaatsnam achter het stuur van de volgwagen van een merkenteam. Met de volle goesting, zo blijkt uit de bevlogenheid waarmee De Cauwer verhaalt over de avonturen in de Ster van Bessèges. We pikken in bij rit drie, ergens tussen Cendras en La Grande Combe, waar Björn Leukemans tijdens een afdaling tegen 75 kilometer per uur op een vluchtheuvel knalt, door het peloton wordt gekatapulteerd, vijftien meter over het asfalt schuift en voor dood blijft liggen tegen een muurtje.

José De Cauwer : “Ik hoor op mijn boordradio ‘ Chute ! Chute !‘ en tegelijk door de oortjes van onze mannen : ‘Valpartij ! Valpartij !’ Ik vlieg naar voren met mijn auto, en ik zie Leukemans opgekruld tegen een muurtje liggen. Ik moet stoppen op twintig meter van de plaats waar hij ligt, ik spring uit mijn auto en ik begin te lopen. En hoe meer ik loop, hoe kleiner ik word, want Leukemans bewoog geen vin. Ik dacht dat zijn hoofd zou verbrijzeld zijn, maar toen ik dichterbij kwam, hoorde ik : ( op zijn Antwerps) ‘ Goedverdoeme, waarom ikke altaid ? Pain ! Pain ! Pain !‘ Toen wist ik dat hij het wel zou overleven ( lacht).

Openstaande rekeningen

De lijst van het lichamelijk leed dat Leukemans al heeft doorgemaakt in zijn carrière is eindeloos : twee zitvlakblessures, knieproblemen, klierkoorts, cytomegalievirus, barst in de schouder, twee sleutelbeenbreuken… Wordt hij daar niet moedeloos van ?

“We proberen dat op te vangen. Deze week gaat hij samen met Dries Devenyns ( neoprof bij Predictor-Lotto, nvdr), die zijn voorarm gebroken heeft, mee op stage naar de Algarve. Ze logeren in hetzelfde hotel als de ploeg die de Ronde van Algarve rijdt, dus we hebben daar alles : dokters, verzorgers, mecaniciens. Ze fietsen daar lekker in de zon, ze zitten bij de ploeg, dat is een heel ander gevoel dan wanneer je thuis op je eentje moet revalideren.

“Ik vond het zielig zoals Leukemans daar lag in Bessèges, ik had echt met hem te doen. Leukemans is een ongelooflijk lieve jongen, echt een formidabele kerel. Ik volg hem al van lang voor ik bij Predictor-Lotto kwam. In 2005 nam ik hem mee naar het WK in Madrid, tegen het advies van Tom Boonen in. Ik heb toen gezegd : ‘Leukemans gaat mee en hij zal goed zijn.’ En dat was ook zo. Nu was hij ook heel goed aan het rijden. In Bessèges was hij even goed als Nuyens.”

Zijn jullie met Predictor-Lotto voldoende gewapend voor het voorjaar ?

“We moeten ervan uitgaan dat de mannen van Quick-Step een veel sterkere ploeg hebben, maar dat je maar één renner nodig hebt om de koers te winnen. Plus : Nick Nuyens zal voor die ploeg geen cadeau zijn met wat ze over hem verteld hebben, dat Steegmans tien keer beter is. Zulke zaken prikkelen, zeker in een sport waar je dat op het gepaste moment zelf kan rechtzetten.”

Dan zitten jullie wel zwaar in de problemen, want met Gert Steegmans en zeker Peter Van Petegem zitten er bij Quick-Step twee renners die een rekening te vereffenen hebben met Predictor-Lotto.

“Diep in zichzelf weet Van Petegem dat hij bij Predictor-Lotto geen toekomst meer had en dat het zowel voor hem als voor de ploeg een zege is dat hij vertrok. Hij zit in een goede ploeg en heeft zijn motivatie teruggevonden. Als hij bij ons gebleven was, zou er nog altijd een zekere gelatenheid geweest zijn. Heel dat systeem bij Quick-Step zal hem naar voor zuigen. Misschien wint hij wel de Ronde van Vlaanderen.

“Wij hebben langs de andere kant Leif Hoste aangenomen, die op de drempel van de grote doorbraak staat. Wie heeft de grootste kans om nog een klassieker te winnen ? Van Petegem of Hoste, die acht jaar jonger is ? Als ik daar moet kiezen, weet ik het wel. Zonder afbreuk te doen aan Van Petegem, want ik heb met hem altijd heel goed kunnen werken. Ik denk dat Peet het wel eens is met wat ik hier nu vertel.”

Hij had er geen problemen mee dat hij weg moest, alleen de manier waarop was niet netjes.

“Oh, maar dat wordt allemaal breed uitgesmeerd in de kranten…”

Hij moest van journalisten vernemen dat hij niet meer welkom was.

“( zucht) Kijk, als je voor een bepaald bedrag ergens rijdt en je wil dat bedrag aanhouden, goed wetende dat dat eigenlijk niet kan en goed aanvoelende dat het niet meer werkt, dan moet je nadien toch niet gaan zeggen : ze hebben me weg gedaan ?”

Toen hij onderhandelde met Quick-Step heeft Marc Coucke in de pers gegooid dat hij Van Petegem niet meer moest. Daardoor kelderde diens prijs. Lefevere zegt : “Toen ik de onderhandelingen met Pozzato en Nuyens stop zette, heb ik dat niet aan de grote klok gehangen om hun besprekingen met andere ploegen niet te hypothekeren.”

“Laat ons over Lefevere en ethiek zwijgen, hé. Voor de duidelijkheid : we spreken hier niet over doping, maar over contractonderhandelingen. Lefevere haalde Boonen destijds toch ook weg bij US Postal ? Hij zei tegen Boonen : hier is zoveel geld, koop u vrij, en als je vrij bent, mag je bij mij komen rijden. Ik denk dat er in de zaak Van Petegem weinig fouten gemaakt zijn. Lefevere wist perfect dat Van Petegem bij hem wilde rijden, hij wilde hem er ook doodgraag bij, maar hij had ook al lang een prijs in zijn hoofd. Dus wachtte hij tot Van Petegem aan die prijs wilde komen. Lefevere heeft dus een mooie deal gesloten : hij beschikt nu over een geprikkelde Van Petegem aan een goede, serieuze prijs.”

De evenknie van Boonen

Heeft Leif Hoste volgens jou al de mentale klik gemaakt naar het kopmanschap ?

“Dat denk ik wel. Door zijn resultaten in de afgelopen twee jaar is zijn zelfvertrouwen gegroeid, en bij ons in de ploeg is hij ook de logische kopman. Hij moet er niet voor vechten, hij ís het gewoon. Die andere mannen duwen hem vanzelf in die rol.”

Kan Hoste afwerken ?

“Hij kan verschrikkelijk rap rijden, dus moet hij alleen voorop kunnen blijven. In een spurt wordt het moeilijker voor hem. Maar hij gaat voor niets minder dan de overwinning, dus hij zal ook risico’s durven nemen.”

Is Hoste niet te snel tevreden met een tweede plaats ?

“In het begin is het logisch dat je daar blij mee bent. Podium ! Wereldbeker ! Oeioei ! Nu is hem dat meerdere keren gelukt, dus nu weet hij dat hij ze ook kan winnen. Op de Muur van Geraardsbergen heeft iedereen vorig jaar kunnen vaststellen dat hij zéker de evenknie was van Boonen. Leif Hoste is een typisch voorbeeld van een jonge renner die te lang ter plaatse is blijven trappelen. Als hij het geloof in zichzelf brandend gehouden had, had hij misschien vorig jaar al een klassieker gewonnen. Als ik nu met Leif Hoste over ons jongerensysteem spreek, dan zegt die : dat had ik vroeger ook wel gewild. Jongeren worden vaak in het profpeloton gegooid zonder enige vorm van begeleiding.”

Hoe komt dat zo ? Worden ze dan niet opgeleid door de anciens ?

“In het profpeloton zit niemand op die jonge renners te wachten, ook niet binnen hun eigen ploeg. De kopmannen zijn met zichzelf bezig, en diegenen die daaronder staan, hebben ook geen zin om zo’n jonge renner op sleeptouw te nemen. Je leest er vaak over, maar in de praktijk heb ik het nog maar heel weinig weten gebeuren dat renners andere renners opleiden. Of het moet een kopman zijn die echt iets ziet in een jongere – op voorwaarde dat die geen bedreiging vormt voor zijn eigen positie, natuurlijk.

“In een etappe in de Ronde van Frankrijk had Marc Coucke, die bij mij in de auto zat, het idee om onze jongeren wat langer van dichtbij te volgen. De ploegleiders hebben daar niet altijd tijd voor, zeker nu er de laatste jaren zoveel veranderd is binnen het wielerbestel. Door de Pro Tour rijden er vaak drie ploegen van Predictor-Lotto tegelijk in verschillende wedstrijden. Jonge renners veranderen nogal eens van ploeg, ze zitten niet altijd bij dezelfde ploegleider. Een aantal onder hen blijven te lang ter plaatse trappelen en dat brengt hun motivatie in gevaar. Ze leggen de lat te snel te laag, ze gaan een beetje knecht spelen en het is gedaan met de ambitie. Ze zullen nooit weten of ze tot meer in staat waren. Ik vind echter dat je eerst moet uitzoeken hoe ver ze kunnen komen.”

Hoe doe je dat ?

“Ik volg de jongeren in de ploeg van dichtbij, ik bescherm hen een beetje tegen de gevestigde waarden en ik geef hen streefdoelen. Voorbeeldje : Greg Van Avermaet. Al voor zijn overwinning in Qatar heb ik hem gezegd : ‘Harelbeke, dat wordt jouw koers, jouw Ronde van Vlaanderen. Daar hoef je geen knecht te spelen, je mag je eigen koers rijden. Als je in de finale geraakt, moet je werken voor Hoste, maar dan is de missie voor ons al lang geslaagd. Dan kom je binnen drie jaar terug om de Ronde van Vlaanderen te winnen.’ Op die manier stellen we voor al die jongeren een paar doelen voorop. Voor Dominique Cornu wordt de Dauphiné bijvoorbeeld zijn Ronde van Frankrijk.

“Je moet hen niet alleen motiveren, soms moet je hen ook afremmen. Zo’n Greg Van Avermaet bijvoorbeeld, die wint één koers en dan is het meteen : ‘Zou ik dit en dat niet kunnen rijden ?’ Dan moet je temperen : ‘Kalm, in april komen er ook nog mooie wedstrijden.’ Als Greg zichzelf nu voorbij loopt, kan hij in april niet meer mee. En dan staan de supporters klaar na Harelbeke, hoor : ‘Niet gemakkelijk bij de beroepsrenners, zeker ? Harelbeke, dat is wat anders als Qatar, hé ?’ Mensen zijn hard, hoor.

Eén hoopje ellende

Het moet voor een jonge renner erg eenzaam zijn als je niet tot de kliek van de kopman behoort.

“Ja, en dan is de wielersport verschrikkelijk hard. In een voetbalploeg kan je nog je ding doen. ( gespeeld hautain) ‘Ik speel bij den Anderlecht. Sorry hé. En als ik eens een slechte pass geef, dan is het zo, maar ik zit wel bij de elf.’ Op een voetbalveld speel je op links of op rechts, tegen iemand die je ligt of niet, tegen een grote of een kleine, een rappe of een trage. In de koers kan je niets verbergen. Iedereen vertrekt op hetzelfde punt en tweehonderd kilometer verder ligt de streep. En als ze het gas opendraaien en je vliegt eraf, dan heeft iedereen dat gezien en doe je niet meer mee.

“Als je zo’n geloste renner voorbij rijdt, dan zie je één hoopje ellende. Je ziet hem denken : wie zit er hier rond mij ? Wat is er gebeurd ? Is het mijn fout ? Heb ik een slechte winter gehad ? Je wordt meteen gewogen. ’s Avonds kom je in het hotel, en dan zie je op het gezicht van je ploegmakkers : ‘Ik was de beste.’ ‘Ik was de tweede beste.’ ‘Jij moet zwijgen, want ik was de derde beste.’ Zo wordt er niet gesproken, maar je weet verdorie wel goed waar je staat als renner, hoor. De hiërarchie in het wielrennen is zevenduizend keer groter dan in een voetbalploeg.

“Een renner, die voert altijd een strijd. Tijdens de wedstrijd : verbijt ik de pijn, of schakel ik terug en zoek ik comfort ? Aan tafel : stop ik met eten of geef ik toe aan de goesting ? ’s Avonds op de kamer : heeft mijn kamergenoot beter gepresteerd dan ik ? Sommige renners hebben daar veel last van. Je merkt het als je hen goed observeert. Ze lachen eens even, fel, maar daarna vervallen ze meteen weer in denken. Ze zijn niet los en vrij. Eigenlijk is wielrennen een zeer individuele sport.”

Waar haal jij nu je voldoening uit ?

“Als ik uit een renner kan halen wat erin zit. Het maakt mij niet uit of dat met een gevestigde waarde is of een jongere. In Bessèges heb ik bijvoorbeeld hele goede gesprekken gehad met Van Huffel. Face to face : ‘Vorig jaar was je niet goed. Je was zelfs slecht. En toch rij je zeventiende in de Giro. Wie kan dat in België ?’

“Ik probeer mij in renners te verdiepen, er een band mee op te bouwen. Je moet er echter altijd vanuit gaan dat je er niets voor in de plaats krijgt, want anders ben je verkeerd bezig. Ik heb bijvoorbeeld redelijk wat energie gestoken in Greg Van Avermaet, maar toen we contractbesprekingen voerden, waren we hem wel bijna kwijt aan La Française des Jeux. Anderzijds kan het mij ook geweldig deugd doen als ik Nuyens ( met wie De Cauwer bij de jeugd veel werkte, nvdr) bezig zie in Bessèges, terwijl die niet in mijn ploeg rijdt.

“( glunderend) Zo iemand iets fantastisch zien doen, en vervolgens die blik naar mekaar… ( steekt zijn duim op) Dan kan mijn week niet meer stuk. Gewoon dat gevoel : ik heb iets bijgedragen.”

door loes geuens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content