De frustratie ook. De Brugse fans snakken naar een prijs en verhogen de druk. ‘Een supporter wil elk jaar meer. Als we dit seizoen een prijs pakken, zal het feest een week duren.’

Even terug in de tijd, naar de derde week van september. Bordeaux-Club wordt 4-0, waarna de spelers van de fans de volle laag krijgen. Vier dagen later reageren ze, door na derbywinst de fans niet te groeten. Het komt tot een botsing, ook intern. Een dag later levert Carl Hoefkens zijn aanvoerdersband in, twee dagen later krijg hij die terug.

Nog even verder in de tijd. 17 mei 2011. Laatste speeldag play-off 1. Club is zeker van de vierde plaats, bezoeker AA Gent van de vijfde. Alleen voor Ivan Perisic staat nog wat op het spel, hij kan topschutter worden. Met twee goals (uitslag 3-0) lukt hem dat ook. Het opvallendste zijn de fans, die zich achter Adrie Koster scharen en tegen de komst van Francky Dury. Die zal zijn cont(r)act met Club nooit met een zitje op de trainersbank gehonoreerd zien en verdwijnt richting KBVB en later naar Waregem.

Twee voorbeelden van de macht van het stadion. Een wapen in goeie tijden, een gesel in barre. Hoe gaat de vox populi om met de situatie van blauw-zwart, een club die op zoek is naar identiteit en stabiliteit? Twee getuigenissen van diehards, mensen die al twintig, dertig jaar het voetbal volgen en letterlijk voor het slapengaan nog een laatste keer berichten checken?

Patrick Eeckhout: “Ik ga al sinds het jaar 1981/82, het jaar waarin we tot de laatste speeldag vochten om het behoud. Al 25 jaar zit ik ook in de supportersfederatie, de overkoepeling van supportersclubs. Ik denk dat we in Bordeaux terecht boos waren. En dat mag een supporter laten horen. Als speler moet je ook beseffen dat die mensen een rit maken van 900 kilometer, met de auto, de bus… En dan uiten ze zich als het niet goed is. Wij benadrukken wel altijd dat alles in een positieve sfeer moet blijven, maar dat heb je niet in de hand.

“Er is een evolutie in toon, dat klopt. Bij Club willen de supporters ieder jaar iets meer. We snakken al zes jaar naar een prijs. Die druk, die agressiviteit, die nijdigheid, dat verlangen stijgt steeds meer. Al die titels, bekers… En nu zes jaar wachten. We doen mee in play-off 1, maar pakken daarin nooit een prijs. Snap je?”

Herkent de supporter zich nog in zijn ploeg? Eeckhout: “Ja en neen. Als je spreekt over een periode van 25 jaar, zeg ik: neen. Het is veranderd, maar heel het voetbal is veranderd. Als je het over de laatste 10 jaar bekijkt, is het weer anders. Vroeger had je voetballers die lang bij een ploeg bleven, had je ook een heel andere clubstructuur. De laatste paar jaar is dat veranderd, maar ik denk dat het nodig was, als je mee naar de top wilt. Ik kan me daarin vinden. Ik doe geen afbraak aan andere periodes in de Clubgeschiedenis, maar ik denk dat je vooruit moet. En door de structuur van vroeger was de afstand misschien al iets te groot geworden.

“Een supporter blijft wel een wapen. Toen we hoorden dat Dury zou komen, hebben de supporters hem buiten geroepen. We hebben een wapen om te gebruiken als we het niet eens zijn. Wij stonden achter Adrie Koster, omdat hij open en aanvallend voetbal bracht. Dat paste bij de stijl van Club. Ik denk dat de supporters eerder dat wilden dan geen Dury. We mogen druk zetten, vind ik, maar opletten, zeg ik altijd, dat we geen grenzen overschrijden én het imago van Club goed verzorgen.”

23e minuut

Eeckhout: “De supporter wil wel passie zien. Strijd. Daarom Jo Blondel als held. Die heeft dat imago van werken, storen, doorgaan. Die praat nooit over een transfer. Als je nu de verhalen met Bacca leest, moet je er eigenlijk al rekening mee houden dat hij er volgend seizoen niet meer zal zijn. Vroeger pakte Club de tegenstander vanaf de aftrap bij het nekvel. Het was doorgaan, doorgaan, doorgaan. Dat willen wij weer zien. Ik denk dat de mensen aan het roer dat ook willen. Als je ziet naar wie ze speuren in de Scandinavische landen… Dat zijn Vikings, die ervoor gaan, hun kop ervoor leggen. Maar willen de arbiters dat? Als ik zie hoe makkelijk er strafschoppen worden gefloten voor wat trekken en duwen… Als je de Engelse mentaliteit naar hier wilt halen, moet je ook wat toelaten, vind ik. Blondel is hard en gaat er soms over, maar wat hij doet, zie ik wel in Engeland.

“Blue Army steekt enorm veel tijd in ambiance brengen. In overleg met de club. We hebben nu in de competitie weer staanplaatsen achter de goal. Dat helpt. We worden nergens buiten gehouden, op dat vlak zitten we heel goed. Er is overleg, er wordt naar de mening van de supporters gevraagd, als je mailt naar VincentMannaert en hij heeft tijd, mailt hij zeker terug.

“Die megafoon, de ereronde na de match, dat is iets wat groeit. Twee, drie jaar geleden waren er slidings op de buik, nu dit. Ze moeten dat wel blijven doen, veel supporters verlangen dat. Het is je afscheid van het stadion, de brug naar de volgende match. Waar we misschien wel eens over moeten nadenken is die 23e minuut. Van mij mag het, maar iedereen verdient rust. Ook François Sterchele. Als voorzitter van de federatie mag ik niet zeggen dat ze beter zouden stoppen met dat geklap, maar ik vind persoonlijk dat je het moet laten rusten. Dat beeld komt dan altijd terug, nu weer, nu we erover praten.

“We organiseren als federatie ook de supportersavonden, twaalf per seizoen. Voor tien jaar hadden de spelers twee, drie verplichtingen, nu zijn er in de week veel meer, ook sociale. En dan is het soms wat moeilijk om de gevraagde speler te krijgen. Dat heeft niet te maken met minder betrokkenheid. De maandag na de wedstrijd op Anderlecht hadden wij een supportersavond in Brugge. Stenman, Jørgensen én Figueras kwamen. Dan moet je toch respect hebben voor het feit dat Jordi dat aandurft, die confrontatie…

“Ik denk dat we de oude sfeer ooit terugkrijgen. Niet meer op de manier van tien, vijftien jaar geleden, maar sfeer komt er. Want de honger is groot. Als we straks een prijs pakken, zal het feest lang duren.”

Antoine

Johan is geschiedenisleraar. Hij mailt al eens met Vincent Mannaert of diens rechterhand Sam Berteloot, een oud-leerling, en apprecieert het dat ze tijd maken om te antwoorden.

Johan: “Ik ben supporter van in de gouden dagen. Zuidtribune. Samen met mijn vrouw, soms voelen we ons wat Jean-Luc en Celie. Samen naar het voetbal. De meeste jongeren beginnen bij ons aan de hand van hun vader en worden dan, eens groot genoeg, ‘getransfereerd’naar de overkant, naar de tribune van Blue Army. Ik juich in een stadion, word boos, uit mijn emoties, ik voel mij wel onderdeel van die verbale kracht, ja. Elders is die er ook, ik ga weleens naar Waregem, of Kortrijk. Zij proberen óók de scheidsrechter te beïnvloeden, dat is part of the game. Maar door het getal klinkt dat bij ons volumineuzer. 8000 is geen 25.000…

“De sfeer was in het begin fantastisch, met een groep jonge gasten. De gloriedagen. Recht staan geeft een ander kader, je was zelf ook jonger, wat heftiger. Wij hadden ook het gevoel dat de spelers écht met Club begaan waren. Nu heb je dat absoluut niet meer. Dat doet mij pijn. Dat ze veel geld verdienen, ach, dat doen ze elders ook, misschien nog meer. Maar die kunstmatige empathie, dat fake uitzwaaien, daar heb ik het lastig mee. Ik had het gevoel dat zoiets vroeger uit het hart kwam. Nu niet meer. Er moet aangedrongen worden, of ze willen niet zoals tegen Cercle. Ik blijf zelden voor dat ererondje. Maar anderzijds zijn veel toeschouwers daar tuk op, Hoefkens met zijn megafoon… De leeftijd? Dat denk ik niet. Ik kan vergelijken, dat is juist het voordeel van mijn leeftijd. Ik ben niet de enige die het zegt. Spelers zijn passanten en dan heb ik het niet over evidenties als Ceulemans, Lambert, Vander Elst of Verheyen, maar bijvoorbeeld een Farina of een Brylle vroeger, dat is heel anders dan een Tchité nu. Zelfs Bacca… (maakt een wegwerpgebaar) Vadis die om het half jaar uitkijkt naar een transfer… Ik hoor ook van Sam dat ze moeite moeten doen om iemand vrij te krijgen voor een supportersavond. Ceulemans bood dat destijds zelf aan. Wellicht overdrijven we dat, misschien maken we onszelf wat wijs, maar ik had vroeger net het gevoel dat de spelers van Club als geen ander dichter bij de mensen stonden dan in veel andere ploegen. Vandaar de sympathie voor Club. Overal. Niet alleen vanwege de goeie uitslagen, maar ook omdat de uitstraling anders was dan bij Anderlecht. Volkser, gemoedelijker. Je kon je met de Clubspelers identificeren en dat is belangrijk.

“Ik denk dat de meeste problemen komen omdat men spelers aankoopt die elders misschien wel hun merites hebben, maar hier niet passen. Refaelov heeft mij nog nooit kunnen bekoren. Soms zie je flitsen, maar het is niet omdat het spelbepalende figuren in het buitenland zijn dat men ze zomaar bij Club moet brengen. Het is nu bon ton om altijd naar Antoine Vanhove te wijzen, hij heeft ook dingen verkeerd gedaan, maar ik herinner me nog woorden van hem: ‘Het is een zeer goeie, maar niet voor ons, die past beter bij Anderlecht.’ Terwijl men nu denkt: als we hem kunnen krijgen (en doorverkopen)…”

Wat is dan voor hem het DNA van een Clubspeler?

Johan: “Cliché, ik weet het: samenwerken en mentaliteit. ‘No sweat, no glory‘ klinkt nu vaak tragikomisch. Als je kijkt naar de groten uit de Clubgeschiedenis: mensen zonder kapsones, werkers. Waarom wordt Blondel op handen gedragen? Omdat hij een werker is. En hij wordt niet door ons enthousiasme over het randje geduwd, ik hoor dat hij op training ook zo is. Hoeveel van zijn medespelers beantwoorden aan dat karakter? Vadis is een schitterende voetballer, maar oogt vaak lui. Refaelov ook… De ziel is eruit, men is Anderlecht gaan kopiëren. Daar is het fout gegaan. Vroeger had men een ploeg die voor vier vijfde was bevolkt met Belgen en een paar getalenteerde goeie buitenlanders. Die zetten niet de toon. Nu wel, is mijn indruk. Een groepje Spanjaarden, een groepje Scandinaven. Wellicht was of is het bij andere ploegen ook zo, allang, maar bij Club niet. De ruggengraat van Club was altijd Belgisch. Timmy Simons, Philippe Clement, Gert Verheyen, dat waren voor ons de laatste Flandriens. Hopelijk brengen Zimling en Stenman wat mentaliteit bij.”

Bitsheid

Wat antwoordt de manager, als hij hem mailt?

Johan: “Ik bezoek als inspecteur140 scholen in Vlaanderen. Als ik merk dat er een jonge directeur is, ben ik al een beetje… Mannaert doet me denken aan een jonge schooldirecteur die – goed bedoeld – alles wil veranderen. Springen op alles wat beweegt, geen afstand nemen. Belangrijk is te bewaren wat goed is en de rest bij de tijd te brengen. Het bestuur heeft een punt, er zijn dingen die geactualiseerd, gemoderniseerd moeten worden. Economisch is er zeker een visie. Maar sportief? Ik twijfel daaraan. Is er een visie? En twee: koopt men naargelang van die visie? Ik denk dat de slinger te ver is doorgeslagen naar de andere kant. Naar een andere stijl dan het DNA. Ik ben zeker dat Mannaert een goeie manager is voor Club, hij scoort ook goed op beeld, maar die man heeft zo veel werk. Misschien moet je eens een speler nemen die minder in de picture staat, maar die je goed hebt gevolgd en die in de ploeg past. Zoals de relatief onbekende Simons indertijd.

“Supporters blijven op hun honger. Overal een complot zien. We zitten bomvol frustratie. Als de visie enkel mikken is op doorverkoop, heb je de brokken waar je om vraagt. En een imagoprobleem. Daar kan ik Peter Vandenbempt bijtreden. Wij hadden lang als Clubsupporter het gevoel dat wij ons herkenden in de spelers. Ook in beperkte spelers, dat werkvoetbal, Luc Beyens, Danny De Cubber, Foeke Booy… Ik vond dan ook dat Dury aansloot bij die werkersmentaliteit, discipline zonder met de stok te slaan. Ik was niet tegen. Ik huiverde wel direct bij Leekens, de zoveelste paniekaankoop. We hebben geld, dus we kopen. Maar vanuit welke visie vertrek je?

“Die sympathie van elders, dat is nu helemaal weg. Club is zelfs veel wrevel aan het vergaren. Mannaert antwoordt dat we aan het begin staan van iets, maar dat doet pijn. Gelukkig telt Club veel brave supporters. Wat doet een West-Vlaming als hem iets tegengaat? Hij eet dat verdriet binnenskamers op. Club is meer dan West-Vlaams, maar er zit wel wat van dat karakter in. In andere provincies zijn ze extraverter. Naar buiten uit zal de fan de ergernis die iedereen deelt, tegenhouden. Maar je merkt dat aan de sfeer in het stadion. Meer lege plaatsen, ook omdat ze de wedstrijden op televisie uitzenden, maar eveneens omdat je niet meer zeker bent van de dynamiek, de drive, de bijna zekere winst. Vroeger moest je niet bibberen, dan vroeg je je niet af óf maar met hoevéél we zouden winnen. Maar nu is er die gelatenheid. Vroeger, in de tijd van heimwee, was het eerste kwartier: (blaast)… Kijk nu eens het eerste kwartier… Ze doen hun best, Blue Army. Chapeau daarvoor in deze tijd van tegenspoed en wanhoop. In het begin sfeer, tifo’s… Tot de match begint en ze weer lummelen. Dan hoor je niks meer. Vervolgens, half idiotie: die 23e minuut. Dan krijg je een opflakkering. Ik noem dat geen sfeer. Eerder frustratie. Bitsheid is niet hetzelfde als sfeer.

“Club was vroeger een symbool van stabiliteit, nu het symbool van het omgekeerde. Zo veel miskopen… Het is een duiventil geworden. De duiventil van Antoine. Het zou een schitterende kop boven je stuk kunnen zijn. Naar buiten uit proberen wij altijd te zeggen dat het een paars-wit complot is, of de schuld is van de scheidsrechters. Maar we moeten in eigen boezem kijken.”

DOOR PETER T’KINT – BEELDEN: IMAGEGLOBE/BRUNO FAHY

“Zo veel miskopen… Club is een duiventil geworden. De duiventil van Antoine.”

“Een supporter blijft een wapen. Toen we hoorden dat Dury zou komen, hebben we hem buiten geroepen.”

“Hoefkens met zijn megafoon, dat ererondje… het is fake, ik blijf er niet voor.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content