Elke maand volgt Sport/Voetbalmagazine een buitenlandse wedstrijd in het spoor van Sporting Telenet. Zondagavond was dat de derby in Milaan. In een kolkend San Siro gooide Inter de Italiaanse titelstrijd weer helemaal open.

In een kolkend San Siro gooide Inter de Italiaanse titelstrijd weer helemaal open.

Het is halfvier zondagmiddag en in hartje Milaan hangt een heerlijk winterweertje. Op de hotelkamer duidt een brochure aan waar de stad zich de komende dagen aan gaat vergapen: het wordt de week van de mannenmode, met een handleiding in het Engels en het Russisch.

Maar deze zondag is mode in Milaan voor één keer geen item.

De thermometer komt niet boven het vriespunt uit, maar in en om de galerij naast de Duomo stijgt de temperatuur als de voetbalfans die massaal naar het centrum zijn afgezakt afwisselend ‘ Forza Milan‘ en ‘Inter, Inter’ scanderen. Agressief is het sfeertje nooit. Interisti en Milanisti wandelen ongestoord door elkaar en vijf uur voor de aftrap zitten de metrotoestellen richting San Siro al barstensvol. De Serie A mag de voorbije jaren dan meer in de schaduw beland zijn van de Engelse en Spaanse eerste klasse, de Derby della Madonnina (genoemd naar het beeld van de Madonna boven op de Duomo) mag terecht de scala, de hoogmis, van het calcio genoemd worden. Welke andere stadsderby brengt twee ex-winnaars van de Champions League tegen elkaar in het veld?

Niet voor niets noemt Milan zich op de briefhoofden trots ‘Il club piu titulato del Mondo’. Sinds Silvio Berlusconi de zaak overnam op 1 maart 1986 won Milan 27 titels, mondiaal, Europees en nationaal. In diezelfde periode vergaarde Inter 20 trofeeën, waaronder 16 onder leiding van Massimo Moratti, die in 1995 eigenaar werd van de nerazzurri.

De vriendschappelijke rivaliteit bepaalt ook de sfeer in restaurant ‘Da Bruno’, op een steenworp van de Duomo. Er hangen foto’s van ex-vedettes uit de muziekscène en de sport, een getekend Milanshirt van Ricardo Kaká, en aan een andere muur eentje van Marco Materazzi, de cultspeler die tot vorig jaar voor Inter uitkwam. Een Deens koppel komt hier een keer of drie per jaar voor een wedstrijd van Milan en krijgt dan altijd het vaste tafeltje, onder hun foto. ” Forza Milan!”, geeft de caissière hen nog aanmoedigend mee bij het buitengaan, maar de ober komt nog gauw even jennen: “Vergeet Inter niet!”

Ober Roberto – onder zijn kelnerskostuum een en al tatoeages van bekende voetballers – een Interfan noemen, is een understatement. “Ik ben niet helemaal normaal”, zegt hij, terwijl hij spontaan zijn armen ontbloot. Wanneer hij hoort dat zijn gasten Belgische reporters zijn, komt hij gevat uit de hoek. “Hebt u Enzo Scifo nog geïnterviewd?”, vraagt hij. En herinnert hij zich Ludo Coeck nog? “Ja. Wat een speler! Jammer van zijn blessures, en van zijn tragisch auto-ongeluk, maar ik heb hem nog een fantastische goal zien maken.” Dan haalt Roberto uit de vestiaire een gesigneerde voetbal. Er staat een datum op, en de naam van een stad: Berlijn. Het is een bal waarmee Italië in 2006 wereldkampioen geworden is. “Een van de twee matchballen die in het publiek belandden en niet meer teruggegeven werden.”

Rood of blauw

“Dat is nog eens iets anders dan Zulte Waregem, hé”, grijnst Sporting Telenetverslaggever Thomas Liekens wanneer in België Zulte Waregem-Genk net is afgelopen en in San Siro de twee supportersclans aan het zingen gaan. De Broechemnaar is nog jong (30) en een van de weinigen van zijn generatie die nog vielen voor de charmes van de Serie A in een tijd waarin de Premier League en de Primera División alle aandacht opeisen. De liefde voor het land en de taal kreeg een stevige voetbalinjectie toen hij voor het eerst Roberto Baggio aan het werk zag, toen aan de slag bij Juventus.

Vandaag speelt Milan thuis, in wat oorspronkelijk ook een Milanstadion was, opgetrokken in 1925 op zes kilometer van wat toen het centrum van Milaan was, in de buurt van een kerkje, gewijd aan San Siro. Vanaf het seizoen 1947/48 nam ook Inter zijn intrek in het stadion, sinds 1935 eigendom van de stad. Sinds 2000 beheren de twee clubs samen het stadion en engageerden ze zich om er ten minste tot 2016 te spelen.

De ene club is trouwens ontstaan uit de andere, zoals Eva uit een rib van Adam. Milan was eerst: in 1899 koos stichter Herbert Kilpin de clubkleuren: “De truitjes moeten rood zijn, omdat wij duivels zijn. En we voegen er zwart bij om de tegenstander angst aan te jagen.”

In 1908 stichtte een groep dissidenten Football Club Internazionale, die zich wilde distantiëren van het toenemende nationalisme dat ertoe leidde dat men bij AC Milan pleitte voor een meer ‘Italiaanse’ uitbouw. Aanvankelijk was Inter de club van de betere burgerij en de omwonenden buiten de stadsgrenzen, terwijl Milan zijn fans haalde uit de arbeidersrangen van de stad. Vandaag is de keuze niet meer bepaald door sociale achtergronden. Ook vroeger bepaalde het toeval vaak waar spelers terechtkwamen, al verdeelt de derby hele families. ‘Odio il mio cugino’ (Ik haat mijn neef) is het opschrift op een sjaal die in beide clubkleuren te koop wordt aangeboden aan de rand van het stadion.

Het voorbeeld van de man naar wie het stadion in 1980 werd genoemd (hij overleed een jaar eerder) maakt duidelijk hoe verwant Inter en Milan zijn. Dertien jaar was Giuseppe Meazza toen hij testte bij Milan, maar die vonden hem ongeschikt als voetballer. Inter nam hem wel aan. Hij voetbalde er in het eerste elftal van 1927 tot 1940, werd in 1934 én 1938 twee keer wereldkampioen met de Squadra en verhuisde in zijn nadagen in 1940 alsnog naar het Milan dat hem eerst afgekeurd had. Meazza, bij Inter goed voor 242 goals, hield niet alleen van voetbal, maar ook van champagne, vrouwen en de tango. “Gelukkig woonde ik niet ver van het stadion”, gaf hij aan, omdat hij na zijn nachtelijke uitspattingen vaak pas arriveerde toen zijn ploegmaats al aangekleed waren in de vestiaire.

De omgekeerde weg van Giuseppe Meazza volgde Franco Baresi. Twee jaar nadat zijn broer Giuseppe een contract kreeg op het internaat van Inter, vond die club bij een test de kleine Franco te frêle. Milan nam hem wél op in de jeugdacademie. Dus betwistte hij voor tal van derby’s de toss met zijn broer, die jaren kapitein was van Inter.

Barbara

Voor welke Milanese club Carlos Tévez’ hart op dit moment klopt, is nog niet duidelijk. De 27-jarige Argentijn had naar verluidt al een appartement gehuurd in het centrum van Milaan, op de derde verdieping van een gebouw aan de piazza San Babila. Kostprijs: 5600 euro per maand. Twee weken geleden zat Milans vicevoorzitter Adriano Galliani nog in het Braziliaanse Ipanema in restaurant Gero aan tafel met Tévez en zijn manager. Milan was bereid om 24 miljoen euro aan Manchester City te betalen en Tévez zat te popelen om ook nog eens een wedstrijd te spelen (bij City zit hij al sinds 21 september aan de kant). Milaan lonkte, ook al omdat Intervoorzitter Moratti tijdens Galliani’s bezoek aan Brazilië zijn technisch directeur Marco Branca naar Manchester stuurde met een bod van 25 miljoen euro. Maar Tévez had in gedachten al zijn keuze gemaakt. Had Alexandre Pato immers zelf niet aangegeven dat het niet echt klikte tussen hem en trainer Massimiliano Allegri, die geen woord met hem wisselde? En was er niet de concrete belangstelling van de nieuwe trainer van PSG, Carlo Ancelotti, die zich destijds bij Milan als een vader ontfermd had over de toen 17-jarige Pato die nog alles moest bewijzen in Europa? Sportief directeur Leonardo, die Pato, ook nog kende uit zijn tijd bij Milan, liet weten dat Parijs 28 miljoen veil had voor de 22-jarige Argentijn, plus nog eens 7 miljoen euro aan bonussen én een jaarloon van 7 miljoen euro voor Pato zelf.

Afgelopen donderdag werden de plannen van Milan én PSG met één persmededeling afgeblazen. Silvio Berlusconi had een week voordien al eens aangegeven wat hij van de hele zaak dacht: “Pato moet naast Ibrahimovic spelen. Hij is belangrijk voor ons en voor geen bedrag te koop. Zelfs niet aan Barcelona.”

Donderdag, terwijl Galliani al onderweg was naar Engeland om de deal met Tévez af te ronden, belde Berlusconi hem. “Ik heb er eens goed over nagedacht, en ik vond het géén goeie beslissing om Pato te laten gaan”, zei de voormalige premier kort. “Het was mijn beslissing om hem te houden.” Milan betaalde in januari 2008 liefst 22 miljoen euro voor de toen zeventienjarige spits. Ondanks zijn blessures is de 22-jarige aanvaller al die jaren wél goed voor gemiddeld één goal per twee wedstrijden. En naast het veld heeft hij sinds een jaar ook het hart gewonnen van een andere Berlusconi. Net toen de romance bekend raakte bij een groot publiek, werd Barbara Berlusconi opgenomen in de raad van bestuur van de club van haar vader.

Veel dertigers

Dus stond Pato zondag gewoon aan de aftrap, naast Ibrahimovic, in een stadion dat afgeladen vol zat, goed voor een recordrecette van 3,1 miljoen euro, en met twee zéér ervaren elftallen: van de 28 spelers die op het veld kwamen, waren er liefst zestien 30 jaar of ouder en amper vier jonger dan 25.

In plaats van bevrijd te spelen bakte Pato er niets van. “Allegri moet Pato helpen en hem van het veld halen”, roept Sporting Telenetverslaggever Thomas Liekens spontaan, wanneer de spits in het begin van de tweede helft weer een interceptie mist. Allegri moet het gehoord hebben, maar ook Pato’s vervanger StephanEl Shaarawy kan het onheil niet afwenden. Inter maakt de zaak op een ouderwets Italiaanse manier af: 0-1. Milan laat de kans liggen om alleen aan de leiding te komen, en Inter boekt zijn zesde opeenvolgende zege, waardoor het ineens vijfde staat op amper zes punten van leider Juventus. Na twaalf speeldagen bengelde Inter op de vijftiende plaats, net boven de degradatieplaatsen en op vijftien punten van leider Juventus. Op 20 september was de nieuwe coach, Gian Piero Gasperini (overgekomen van Genoa), al ontslagen en vervangen door de ervaren Claudio Ranieri. Sinds het vertrek van José Mourinho anderhalf jaar geleden is hij al de vierde coach van Inter, goed voor de zeventiende trainerswissel in de zestien jaar waarin Moratti de blauw-zwarten leidt.

Berlusconi mag dan een man met veel gebreken zijn, in de 25 jaar dat hij Milan leidt, wisselde hij nog maar twaalf keer van trainer. Vorige week kreeg Massimiliano Allegri nog een nieuw contract tot en met 2014. Allegri, die als speler vooral bij Cagliari voetbalde, en daar ook naam maakte als trainer, won vorig seizoen in zijn allereerste jaar bij Milan al meteen de titel, en zag het ook na de nederlaag van zondag nog helemaal zitten. “Als het te herdoen was, zou ik geen andere keuzes maken. Het is gewoon moeilijk voetballen tegen een team dat zich met tien spelers achter de bal op eigen helft terugtrekt.”

Centen

Ook Zlatan Ibrahimovic kon voor Milan het verschil niet maken. Hij is nochtans de bestbetaalde voetballer uit de Serie A, met een bruto jaarloon van negen miljoen euro. Daarmee verdient hij evenveel als de hele spelerskern van nieuwkomer Novara samen. In 1946 verdiende de toenmalige vedette van de Serie A, Sandro Mazzola, vijf keer meer dan de gemiddelde Italiaanse arbeider, vandaag verdient die gemiddelde Italiaan 920 keer minder dan Zlatan. Ook toen de Zweed voor Inter speelde, was hij Italiës bestbetaalde voetballer, met twaalf miljoen euro op jaarbasis. Sindsdien hebben ook de Italiaanse topclubs de wedren op de loonschaal van de Engelse en Spaanse topclubs verloren.

In 2000 was de Serie A nog dé topcompetitie in Europa, en haalde ze financieel nagenoeg dezelfde omzet als de Premier League. Elf jaar later kiezen de beste voetballers ter wereld doorgaans voor de centen van de Premier League en de Primera División. Alleen als een speler in die competities geblokkeerd zit (zoals Tévez en Sneijder) komt er nog eens een topper in de Serie A terecht. Dat heeft gevolgen voor de uitstraling. In een enquête gaven Belgische supporters vorige week aan dat voor hen de Serie A qua belangstelling pas op de zesde plaats komt, na de Premier League, de Primera División, de Bundesliga, de Franse Ligue 1 én de Nederlandse Eredivisie.

Milans vicevoorzitter Adriano Galliani omschreef het probleem als volgt: “Het is met stadions zoals met restaurants. Je hebt luxerestaurants en je hebt pizzeria’s. Zonder nieuwe stadions blijven wij een pizzeria.”

De bestbetaalde Interista is Wesley Sneijder (zes miljoen euro bruto per jaar). Met de terugkeer van Sneijder en Diego Forlán (die afgelopen zomer overkwam van Atlético Madrid, en zondag na maanden blessureleed opnieuw even op het veld mocht) heeft Ranieri niet echt behoefte aan een nieuwe spits. Op de vraag of hij Tévez nodig heeft, gaf de Intercoach een mooi antwoord: “Wat wij nodig hebben, zijn punten. Ik moet eerst nog een paar kampioenen die uit blessure terugkeren inpassen. Ik vind het fantastisch om te werken met de spelers die ik heb, die zo hard hebben gevochten om uit zo’n moeilijke periode te raken.”

DOOR GEERT FOUTRÉ – BEELDEN: IMAGEGLOBE

Welke andere stadsderby brengt twee ex-winnaars van de Champions League tegen elkaar in het veld? Berlusconi mag dan een man met veel gebreken zijn, in de 25 jaar dat hij

Milan leidt, wisselde hij nog maar twaalf keer van trainer. “Zonder nieuwe stadions blijven wij een pizzeria.”

Adriano Galliani

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content