‘Je mag altijd bij mij komen, Wilfried, ik kan je organisatietalent goed gebruiken.” Memorialorganisator Wilfried Meert en Clubvoorzitter Michel D’Hooghe denken op hun zestigste nog niet aan hun pensioen.

Halfweg het gesprek gaat de telefoon van Michel D’Hooghe over. “Ha, dag Jan !” zegt de voorzitter van Club Brugge vriendelijk. Wilfried Meert grijnst. “Dat was Jan Ceulemans, zeker ?” D’Hooghe wuift de insinuatie weg. De kranten staan vol over een mogelijke leegloop bij Club, maar de voorzitter vertrekt geen spier. “Wij zijn klaar.”

Sinds kort zijn de twee decision makers ook buren : Meert ruilde Dilbeek voor de Brugse binnenstad, waar de familie D’Hooghe al generaties resideert. Wanneer D’Hooghe en passant een paar culinaire tips geeft, spitst Meert aandachtig de oren en zet hij even zijn Château Margaux neer.

Welke vraag wil u graag aan Michel D’Hooghe stellen, meneer Meert ?

Wilfried Meert : “Hoe komt het dat de stoelen in het Brugse concertgebouw zo ongemakkelijk zitten ?”

Michel D’Hooghe : “Ik ben geen voorzitter van de raad van bestuur, maar lid van de algemene vergadering en als Bruggeling en muziekliefhebber heel fier op het Brugse concertgebouw. Wat ik weet, is dat we een onvoorstelbaar goede akoestiek hebben. Die stoelen zijn net als de rest van de zaal speciaal ontworpen in het kader van die akoestiek. Dat concertgebouw geeft een meerwaarde aan mijn stad. Een stad met een cultuurpatrimonium als Brugge mag niet uitsluitend voortleven als een soort openluchtmuseum.”

Zijn de bezoekers vooral Bruggelingen of zoals bij Club Brugge mensen uit heel Vlaanderen ?

D’Hooghe : “Veel Nederlanders, maar ook andere buitenlanders, die in samenwerking met hun hotels ’s avonds een stuk levende cultuur aangeboden krijgen.”

Zit Club Brugge ook in die toeristische packages ?

D’Hooghe : “Momenteel niet, maar ik heb er al aan gedacht. Vorig jaar hadden we in het Jan Breydelstadion bijna 22.000 abonnees. Naast de 2000 plaatsen voor de bezoekers en de plekken die leeg blijven als veiligheidsmarge heb je niet zoveel vrije tickets meer over. Zelfs als we ons stadion kunnen uitverkopen met abonnementen, doe ik dat niet. Er moet altijd plaats blijven voor de individuele bezoeker die eens wil proeven van de sfeer. We zijn ook beperkt. Graag willen we een groter en moderner stadion, aangepast aan de noden van deze tijd. Op zijn minst zijn zware verbouwingen nodig, vooral op het vlak van de uitbating.”

Voldoet het Koning Boudewijnstadion nog een beetje aan de eisen van de bezoekers van de Memorial ?

Meert : “Nog net. Het is in elkaar gebricoleerd voor Euro 2000, toen het communautair zo hard gespeeld werd dat een investering overal mogelijk was : in Gent, Antwerpen, Namen, maar niet in Brussel. Jean-Luc Dehaene moest eraan te pas komen om het in extremis te kunnen ombouwen.”

D’Hooghe : “Met een minimum aan middelen. Tien keer goedkoper dan het Stade de France. Bij de laatste bekerfinale merkte ik nog hoeveel beter je in Brugge zit en ziet dan in Brussel. Dat komt ook door die atletiekpiste die nodig is voor de Memorial. In Brussel is de eretribune ook te laag. Als het regent, ga je er met een nat pak naar huis.”

Meert : “Onze stadions zijn gebouwd toen live-uitzending van sport op tv uitzonderlijk was. Nu komt elke wedstrijd op tv. Dus moeten Michel en ik ons afvragen : hoe krijgen we de toeschouwer die weet dat er een live-tv-uitzending is zo ver dat hij na zijn dagtaak nog eens in de file aanschuift, parkeerplaats zoekt en een ticket betaalt ? Je moet meer aanbieden dan wat de kijker thuis ziet.”

D’Hooghe : “Zorg dat het onthaal en de catering goed zijn, dat de vrouw deftig naar het toilet kan. Sinds ik voorzitter van Club ben, ga ik voor elke wedstrijd iedereen die komt eten een hand geven. Duizend handen schudden, dat is anderhalf uur per avond 65 keer de vraag beantwoorden wie er gaat winnen.”

Om het stadion vol te krijgen helpt het ook dat u abonnementen aanbiedt voor 135 euro voor een overdekte zitplaats.

D’Hooghe : “Wie een abonnement neemt, ziet in vergelijking met de prijs van een ticket acht van de zeventien wedstrijden gratis. Ons objectief nummer één is een volksclub blijven.”

Meert : “Klopt het dat in Brugge op Michel D’Hooghe na de betere bevolking nog aanhanger is van Cercle ?”

D’Hooghe : “Nee. Van oorsprong bepaalden religie en ideologie wel wie welke club aanhing. Cercle is veel sneller de club geworden van de Brugse katholieke burgerij. Club was aanvankelijk de club van de liberalen en het werkvolk, maar wat weinigen weten, is dat niet alleen Cercle, maar ook Club gesticht is door geestelijken. Maar in de binnenstad verkopen wij meer fankaarten dan Cercle.”

Club kreeg zijn drive met de toenmalige rechtstreekse uitzendingen op tv toen het Europees succesvol was.

D’Hooghe : “De eerste drive buiten de eigen stad kreeg Club toen spelers uit de regio hier slaagden : Johnny Thio en Pierre Carteus brachten een nieuwe aanhang mee uit de regio’s Roeselare en Zuid-Oost-Vlaanderen. Later zag je hetzelfde fenomeen met Limburgse spelers die het hier maakten.”

Meert : “Misschien heeft ook de federalisering van dit land Club geholpen. Jullie zijn de koploper in Vlaanderen, de club van mensen die zich afzetten tegen Brussel.”

D’Hooghe : “Wij zijn ook gemotiveerd om die rol te blijven vervullen. Makkelijk is dat niet met onze beperkte financiële middelen. Als ik bijvoorbeeld zie wat het economische hinterland van Gent is tegenover dat van Brugge : jongens lieve deugd ! Om nog maar te zwijgen van de economische mogelijkheden van Antwerpen ! Dan zeg ik : we hebben het goed gedaan, ook Cercle.”

Deze dagen lijkt het alsof bij Club Brugge het huis in brandt staat. Slaapt u in zo’n periode eigenlijk goed ?

D’Hooghe : “Slechts één keer sliep ik omwille van het voetbal slecht : toen we in de naweeën van het Heizeldrama niet goed verzekerd bleken. Toen vermeden we met de steun van enkele experts dat de bond failliet ging. Wat ons nu overkomt, maakt me niet ongerust. Omdat ik me omringd heb met bekwame mensen : Marc Degryse en Filips Dhondt, misschien de beste wedstrijdorganisator.”

Toch heet het dat het voetbal geen bekwame mensen vindt.

Meert : “Bekwame mensen vind je overal. Je moet ze alleen een kans willen geven.”

D’Hooghe : “Loop eens drie dagen bij ons rond, je zal je ogen opentrekken. Natuurlijk hebben we de structuur veranderd, door veel meer uitvoeringsmacht aan de professionals te geven. Dat ligt doorgaans moeilijk bij sportleiders. Ook bij de Fifa, waar nu meer dan honderd professionals het dagelijks beleid voeren, terwijl het uitvoerend comité zich beperkt tot het uitstippelen van de politiek. Dat kostte tandengeknars van mensen die opeens een stuk bevoegdheden verloren. Bij Club was dat niet anders.”

Meert : “Vooral op clubniveau heeft men de knop omgedraaid. De tijd van de lokale handelaar die met veel liefde zijn centen in de sport stak zonder zich te bekommeren om de rest is voorbij. Wie nog van één persoon afhangt, gaat langzaam ten onder. In een federatie word je eerst verkozen op provinciaal niveau, dan op regionaal niveau en vervolgens in de nationale koepel. Daar krijg je dikwijls mensen die er enkel bij willen zijn, op reis willen met de nationale ploeg, maar die geen visie ontwikkelen. Dat is niet erg als ze delegeren aan professionals, het wordt vreselijk wanneer die ook zelf nog eens gaan dicteren hoe een federatie geleid moet worden. Veel sportbonden waar atleten dagelijks in de weer zijn, hangen te vaak af van goedmenende vrijwilligers die na hun dagtaak eens komen vragen hoe het gaat.”

D’Hooghe : “Via de liga kon ik op mijn eenenveertigste bondsvoorzitter worden. Volg ik de gewone weg langs de provincie, dan kom ik op mijn leeftijd nog niet in aanmerking voor die functie. Bij de bond zie je een aantal mensen in het uitvoerend comité treden als ereleden, als beloning voor een afgelegd parcours. Mooi voor die mensen, maar voor Jan Peeters is dat geen cadeau. De voorzitter moet omringd worden door dynamische mensen, genre Michel Preud’homme.”

Meert : “Ik werd door de federatie gevraagd omwille van mijn ervaring met de Memorial. Dan kan je bepaalde eisen stellen.”

D’Hooghe : “Mijn raad van bestuur bestaat uit jonge architecten, economen, merchandisers, geneesheren. Dit is de beste, meest dynamische raad die ik ooit voorgezeten heb. Sommigen haalde ik zelf binnen omdat ik zag op welke domeinen we nog een stuk competentie misten. Ik steun op twee pijlers : mijn bedrijfsleider Filips Dhondt en mijn sportleider Marc Degryse. De ideale voetbalclub is die waar de voorzitter niets moet doen.”

De voetbalbond is nog een unitaire federatie, terwijl u, meneer Meert, in een opgesplitste sport actief is.

Meert : “Ik begrijp Michels keuze. Die splitsing zorgde voor veel moeilijkheden. Op een bepaald moment was er zo’n stemmingmakerij dat Vlamingen en Walen liever met Chinezen op stage gingen dan met iemand van de andere taalvleugel.”

D’Hooghe : “In alle contacten met politici in veertien jaar bondsvoorzitterschap voelde ik dat men aanstuurde op een splitsing in het belang van de politiek, niet in het belang van de sport. Terwijl de politiek in dienst moet staan van de maatschappij. Wat de voetbalbond deed, is misschien niet goed voor de politiek, wel voor de sport. Alle successen op WK’s haalden we door de juiste mix van Franstaligen en Vlamingen. Nooit had ik in de voetbalbond een communautair probleem, omdat ik beide taalgroepen respecteerde en elk in zijn taal aansprak. Ik heb vaak gemerkt dat de Waalse collega’s harder moesten werken om hetzelfde te bereiken als in Vlaanderen. Ook al gelooft men in het noorden van het land vaak dat men het in Wallonië makkelijker heeft.”

Meert : “Ik word niet goed van een bepaalde Vlaamse elite die zich op elk moment denigrerend uitlaat over Wallonië, mensen die nog niet geboren waren toen hun grootouders in de steenkoolmijnen in Luik en de Borinage hun boterham konden verdienen. Rij van Brugge naar Brussel, van de ene stedelijke agglomeratie naar de andere : Vlaanderen is het Singapore van West-Europa. Voorbij Louvain-la-Neuve rijd je twintig minuten voor je het volgende dorp tegenkomt. Daar staat één kerk, één café, één dorpsschool waar alle zes klassen bijeenzitten omdat er niet voldoende leerlingen zijn voor aparte klassen. Word daar maar eens geboren. Als het meezit en je ouders hebben wat geld, dan kunnen ze je naar een kostschool sturen in Namen of Luik. Laat ons samenleven. Wij leven in een gezegend land. Ik heb nu namens de Memorial een contract met Unicef, dat me uitnodigde naar een project in Namibië. Zeer confronterend was dat.”

D’Hooghe : “Ik ben fier Belg te zijn. Schrijf dat maar in grote letters. Ik heb door mijn visie om mensen samen te brengen veel meer bereikt dan degenen die mensen uit elkaar drijven. Toen Jean-Luc Dehaene nog premier was, poogde ik nog op federaal niveau een aanspreekpunt te vinden. Hij legde me uit dat dat niet kon. De Vlaamse minister van Sport is ook minister van Cultuur en van nog zo veel andere dingen. Als ik in Parijs onderhandel met de Franse minister van Sport en Jeugd over doping, merk ik in het gesprek dat die man de sport van binnen en van buiten kent. Hier niet.”

Meert : “Wie zijn de beste ambassadeurs van een land ? Sportmensen en kunstenaars. Geef die dan op zijn minst elk een eigen minister of staatssecretaris.”

D’Hooghe : “Twee dingen verwacht ik als sportleider nog van de politici : dat ze investeren in accommodatie en een juridische bescherming voor onze eigen jeugd uitwerken.”

Van wie komt de volgende uitspraak : “De club of de meeting moet groter zijn dan de atleet” ?

Meert : “( Glimlacht.) Ik schrok toen Carl Lewis de eerste keer afzegde. Vorig jaar kwam Marion Jones niet, maar het stadion was wel uitverkocht. Nooit is iemand zijn geld komen terugvragen wanneer een publiekstrekker afhaakte. Als je eind maart nog een kaart vindt voor de halve finales op Roland Garros of Wimbledon heb je veel geluk. Nochtans heeft de Fransman of de Brit die vooraf een kaart kocht geen flauw idee of hij Justine Henin of Venus Williams gaat zien. Die koopt die kaart omdat hij weet dat hij toptennis gaat zien, dat hij iets zal meemaken. Het evenement moet altijd groter zijn dan om het even welke deelnemer. Op dezelfde manier is elke club groter dan om het even welke speler.”

D’Hooghe : “Vorige week vroeg ik Filips Dhondt welke gevolgen die geruchten over een leegloop hadden op de abonnementenverkoop. Tot op de euro loopt de voorverkoop zoals vorig jaar. Omdat onze fans vertrouwen hebben in de politiek van de vereniging.”

Daarom zit u er hier zo rustig bij.

D’Hooghe : “Besturen is vooruitkijken. Het jaar na een titel is altijd moeilijk omdat je spelers in de etalage komen. Misschien is het geen slechte zaak als een aantal mensen vertrekt, misschien was het tijd voor een nieuwe injectie. Op het eind van de competitie zag ik tekenen dat het op was : in de terugronde werden we slechts vierde, we sluiten de competitie af met twee op negen en verliezen verdiend de bekerfinale. Toen al vroeg ik mijn raad van bestuur of het geen tijd was voor een nieuwe injectie. Iedereen schrijft nu dat Club leegloopt, maar Marc Degryse zit klaar om op de markt te springen. De transferperiode is als een dominospel : eerst moet één steentje vallen, de rest volgt vanzelf. Als één of meer spelers die nog onder contract liggen vertrekken, weet je dat je nog van ons zal horen. Paniek ? Integendeel : dit is een fantastische challenge. Ik sta ’s ochtends fluitend op. Hier helpt de natuur me een handje, terwijl ik zelf al dacht : tijd voor een bloedtransfusie.”

Meert : “Michel heeft gelijk. Mij is altijd bijgebleven hoe ooit bij KV Mechelen John Cordier een bod van twee miljoen euro weigerde op Eli Ohana. Twee jaar nadien moesten ze hem weggeven. Als iemand twee miljoen geeft voor een speler, laat die dan tekenen !”

Ook als die speler Timmy Simons heet ?

Meert : “Wie was Timmy Simons vier jaar geleden ? Een speler van Lommel. Zijn waarde steeg dankzij Club. Als die jongen voelt dat hij moet vertrekken, zorg dan dat je er allemaal beter van wordt.”

D’Hooghe : “Blijkbaar kennen andere clubs goed de waarde van Timmy Simons. Die hebben maar één probleem : dat ik zijn waarde ook ken.”

Meert : “In de zakenwereld koopt het ene bedrijf het andere over. In de sport kan dat niet.”

D’Hooghe : “Uiteindelijk doet Manchester United wat Chelsea jaren geleden deed. Wat doet Club wanneer hier morgen een steenrijke Rus of Amerikaan komt ? Ik maak mij zorgen als ik zie welke figuren aan de leiding komen van bepaalde clubs. Twee keer ontmoette ik dit jaar in Europees verband een Oost-Europese club. Twee keer was de voorzitter omringd door zes bodyguards. Met Kerstmis kreeg ik van mijn vrienden een zak waaruit ze eerst een zonnebril toverden, dan een borsalinohoed en uiteindelijk een revolver : zo was ik klaar voor het Europese voetbal !”

Meneer Meert, u werd dit jaar al 60. Meneer D’Hooghe, u wordt dit jaar nog 60. Wat wil u de volgende vijf jaar nog doen ?

D’Hooghe : “Wilfried mag altijd bij mij komen, ik kan zijn organisatietalent goed gebruiken.”

Meert : “Ik heb aan Bob Verbeeck gevraagd of hij binnen een paar jaar de Memorial wil overnemen. Hij antwoordde positief. Ik hoop met hem nog een paar jaar samen te werken. Daarnaast wil ik waardig ouder worden, me niet vastklampen aan mijn stoel. Ik wil ook eens naar Club Brugge gaan kijken.”

D’Hooghe : “Bel mij eens als je wil komen, Wilfried. Bij de Fifa wil ik doorgaan met een preventieprogramma tegenover voetballetsels. Daarnaast wil ik Club een structuur meegeven voor de toekomst. In twee jaar is Club omgevormd van een vereniging met een amateuristisch imago naar een professioneel bestuur. Maar ik klamp me daar niet aan vast, ik heb al getoond dat ik tijdig weg kan gaan. Jan Wauters schreef in mijn boek : ‘Wie tijdig weggaat, blijft.’ Het enige wat ik tot het eind van mijn leven wil begeleiden, is de Casa Hogar. Dat is het mooiste wat me in mijn leven overkwam. Mijn laatste ambitie is een goede grootvader te zijn.”

Meert : “We zijn 60, maar nog niet uitgeblust. We hebben nog ambitie. Als ik een dag niet gewerkt heb, voel ik me nog altijd schuldig.”

D’Hooghe : “Daarom zegt men in Vlaanderen nog altijd wanneer iemand sterft : ‘Het was ne goeie, want hij heeft veel gewerkt.'”

Aan de slag dan !

door Geert Foutré

‘Klopt het dat in Brugge op Michel D’Hooghe na de betere bevolking nog aanhanger is van Cercle ?’ (Wilfried Meert)

‘Bekwame mensen vind je overal. Je moet ze alleen een kans willen geven.’ (Wilfried Meert)

‘In Brugge zie je veel beter dan in Brussel. Dat komt door die atletiekpiste die nodig is voor de Memorial.’ (Michel D’Hooghe)

‘Twee keer ontmoette ik dit jaar een clubvoorzitter die omringd was door zes bodyguards.’ (Michel D’Hooghe)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content