Engeland, dat zondag tegen Italië mag openen, heeft een nationale ploeg die ook nu weer niet tot de kanshebbers gerekend wordt. Een gesprek met bondscoach Roy Hodgson. ‘Het klimaat rond het team is tenminste weer positief.’

Bijna 38 jaar ervaring op de teller, gecoacht in alle hoeken van Europa en Azië, en toch toonde Roy Hodgson (66) zich verbaasd toen hij een paar maanden na zijn aanstelling als bondscoach van Engeland – in mei 2012 – een eerste balans opmaakte. “Ik was vooral aangenaam verrast door de mentaliteit van mijn spelers. Grote namen, maar totaal geen ego’s. Mocht de buitenwereld kunnen zien hoe ze als een bende vrienden samenleven en als groep hun doelen proberen te bereiken, dan zou dat komaf maken met de gangbare opinie dat mijn spelersgroep vooral bestaat uit egoïstische vedetten die alleen maar met zichzelf bezig zijn. Er was nog een andere mythe: dat de nationale ploeg hen niet interesseerde, dat ze alleen maar met hun club bezig zijn. Ook verkeerd. Mijn spelers zijn erop gebrand om met Engeland succesvol te zijn. Halve finale, finale, toernooien winnen.”

Maar The Three Lions heeft de statistieken tegen. Wereldkampioen in 1966 in eigen land, ja, maar bijna vijftig jaar bleef het palmares onbeschreven. Vierde op het WK in 1990 – herinnert u zich David Platt nog? -, derde plaats op het EK in 1996, een handvol kwartfinales. Meer niet. Hodgson: “We zijn ook nu geen favoriet, dat besef ik. De groep is drastisch verjongd en misschien onervaren, maar het is verkeerd om daarop te focussen. Had ik de selectie in oktober moeten maken, dan zag die er wellicht helemaal anders uit, maar de voorbije maanden zag ik een aantal spelers – onder anderen Raheem Sterling, Daniel Sturridge (Liverpool), Adam Lallana en Rickie Lambert (Southampton) – die bij hun club steeds belangrijker werden. Zo hoort het. Sommige jongens hebben iets speciaals. En: het klimaat rond de nationale ploeg is tenminste weer positief.”

De Engelse bondscoach ziet gelijkenissen met 1992, toen hij de zieltogende nationale ploeg van Zwitserland moest reanimeren. “Iedereen vond het een waardeloos team en dat de federatie ook nog eens een Engelse kerel aanstelde, vonden de Zwitserse voetballiefhebbers maar niets. Maar we zijn erin geslaagd om die negatieve spiraal te doorbreken. Twee jaar erna plaatsten we ons voor het WK én bereikten we zelfs de tweede ronde. Ook toen hebben we zwaar op de jeugd ingezet, waardoor de Zwitsers opnieuw in hun nationale ploeg begonnen te geloven.”

Debuut in Zweden

Wat was uw motivatie om in 1976 coach van het Zweedse Halmstads BK te worden?

Roy Hodgson: “Gemakkelijke vraag: ik kreeg een aanbieding. En ik hoopte dat ze mijn trainerscarrière zou lanceren, want in Engeland zou dat me toen niet gelukt zijn. Bob Houghton was in het seizoen 1974/75 succesvol met Malmö en toen Halmstads een paar jaar erna een nieuwe coach zocht, wilde het bestuur ook een jonge Engelse trainer en liet Bob mijn naam vallen. Als ik er nu op terugkijk, dan was het een enorme gok van Halmstads: een trainer van amper 29 jaar, onbekend in Zweden én in eigen land.”

Is uw werkwijze in uw lange carrière veranderd?

“Natuurlijk, maar over een periode van 38 jaar is het moeilijk om te oordelen wanneer dat precies gebeurd is. Op mijn 24e had ik alle Engelse trainerscursussen gevolgd, waarin duidelijk voorgeschreven was hoe je je moest gedragen, hoe je voor de groep moest staan en op welke manier je je principes moest overbrengen. ‘Tonen, niet praten’ was toen het motto van de Football Association. Aan de zijlijn spelers duidelijk maken wat je verlangde, was volgens de FA niet de goede manier van coachen. Spelers moesten op het veld staan en als iets niet liep zoals de trainer dat wilde, dan moest hij de training stilleggen en tonen wat hij precies verlangde. Als ik nu terugkijk naar mijn eerste seizoen als coach van Halmstads, dan ben ik geschokt over de ontelbare keren dat ik een oefening stillegde en, een beetje protserig, toonde dat ik het zelf béter kon. Dat is, uiteraard, veranderd.

“Zelfs toen al, in mijn eerste jaren, legde ik de nadruk op people management, probeerde ik mezelf in de schoenen van de spelers te plaatsen en wilde ik altijd weten hoe ze zich voelden. Wat de spelstijl betreft, ben je altijd – toen ook al – afhankelijk van de specifieke kwaliteiten van je spelers. Wanneer je van achterin wilt opbouwen, bijvoorbeeld, dan heb je voetballende verdedigers nodig. Het geeft geen zin om koste wat het kost te proberen je visie door te drukken. De ideeën van een coach moeten matchen met de spelers die hij ter beschikking heeft. En hoe hoger het niveau waarop je werkt, hoe belangrijker dat wordt. In ons geval straks: Steven Gerrard moet zo veel mogelijk aan de bal komen, want hij kán de passes geven.

“Het is niet vanzelfsprekend om verdedigers in de opbouw te betrekken, want in geen enkele competitie ter wereld worden de twee centrale verdedigers met zo veel crosses en hoge ballen bestookt als in onze Premier League. Zulke spelers voelen zich aan de bal niet altijd op hun gemak, dus moeten we naar die delicate balans zoeken. Proberen te voetballen, maar tegelijk het risico op balverlies beperken. Kijk naar onze doelman, Joe Hart, die bij Manchester City terugspeelballen meestal zo ver mogelijk vooruit stampt. Het is niet de bedoeling om van onze keeper een nummer tien te maken, maar ik zou toch liever zien dat hij eerst kijkt of er geen andere opties zijn.”

Wat zijn uw mooiste momenten als coach?

“Als ik terugkijk naar mijn periode in Zweden, dan is dat in ieder geval de tweede landstitel met Halmstads (in 1979, nvdr). Toen we in mijn eerste seizoen meteen kampioen werden, was dat een sprookje. Het seizoen ervoor had de club pas op de slotspeeldag het behoud verzekerd, waarna zes spelers vertrokken en eigenlijk niet vervangen werden. 1976 was het jaar waarin, bij manier van spreken, de reserven van Halmstads door een jonge en onbekende coach getraind werden. Niemand wilde de job, de kranten voorspelden een allerlaatste plaats, maar het werd een droomseizoen waarin we iedereen verrasten. De tweede titel bewees dat we konden bevestigen, dat ik ook aan een ploeg kon bouwen. Ook Malmö was schitterend: vijf seizoenen na elkaar landskampioen en twee bekers.

“Mijn periode als bondscoach in Zwitserland en de twee Europese finales met Inter (1997, nvdr) en Fulham (2010, nvdr) waren ook mooi, al heb ik enorm lang getwijfeld om manager van Fulham te worden. Ik wist eigenlijk niet of ik, na een jaar als bondscoach van Finland, nog trainer wilde zijn. Massimo Moratti, de eigenaar van Inter, wilde mij graag als technisch directeur naar Milaan terughalen, er waren aanbiedingen uit Oekraïne en Ierland… Ik wist het echt niet. Als ik dan zie welk parcours ik sinds Fulham nog afgelegd heb, moet ik toegeven dat het voorbarig was om ook maar ná te denken over stoppen.”

Onbekend in eigen land

Toen u in 2007 manager van Fulham werd, had u in de dertig jaar ervoor amper in Engeland gewerkt. Voelde u zich daardoor miskend in eigen land?

“Neen. Ik heb mezelf nooit proberen te ‘verkopen’, zocht nooit de schijnwerpers op en kwam zelden op televisie. Zo ben ik nu eenmaal niet. En toch, vreemd genoeg, word ik al sinds 2000 – toen Sven-Göran Eriksson bondscoach werd – aan de Engelse nationale ploeg gelinkt. Ik voelde dus altijd wel een zekere vorm van erkenning, zeker binnen de Engelse voetbalwereld. Toen ik uit het buitenland terugkeerde, werd ik door de belangrijke mensen van toen – Bobby Robson, Terry Venables en Dave Sexton – omarmd. Zij wisten wat ik gerealiseerd had. Dat deed deugd, ja.”

Was het uw ambitie om bondscoach van Engeland te worden?

“Eerder een wens dan een brandende ambitie. Als trainer is het dé job in Engeland, zeker voor iemand die hier geboren is, maar in het verleden heb ik nooit moeite gedaan om hier bondscoach te worden. Ik werd een aantal keren genoemd, wat vooral leuk was omdat dat betekende dat ‘ze’ mij nog niet vergeten waren. Twee jaar geleden kreeg ik dan toch de kans om Fabio Capello op te volgen. Mocht ik nu zeggen dat het een droom was die uitkwam, dan zou dat pathetisch en afgezaagd klinken, zeker omdat het zo laat in mijn carrière gebeurde en ik al zo veel moois meegemaakt heb. Maar ik ben wel trots en blij dat ik dit kan doen, ook al is het geen gemakkelijke job. Het was een eer om met Zwitserland op een WK te staan, maar als Engelsman de Engelse nationale ploeg op een WK coachen, is toch nog van een andere dimensie.”

In welke mate heeft het voetbal op het continent u beïnvloed?

“Toen ik in 1995 trainer van Inter werd, speelde het nog met een libero én mandekking. Nog geen twintig jaar geleden, we spreken dus niet van de middeleeuwen of van de periode waarin Inter met het catenaccio van Helenio Herrera succesvol was. Ik heb de Nerazzurri getransformeerd tot een ploeg die in zone voetbalde. Het was een enorme steun dat Arrigo Sacchi, coach van de nationale ploeg en AC Milan toen ik bij Inter zat, ook zo over voetbal dacht. De manier waarop Milan onder Sacchi speelde (1987-1991, 1996-1997, nvdr), was meer verwant aan het Engelse dan aan het Italiaanse voetbal. We waren gelijkgestemde zielen, die hetzelfde voetbal nastreefden. Nooit het initiatief aan de tegenstander laten, maar zo veel mogelijk spelers voorin houden, hoog druk zetten en de bal zo snel mogelijk proberen te veroveren.”

Zal het klimaat in Brazilië die stijl van voetballen beïnvloeden?

“Wellicht wel, maar de veranderingen zullen niet spectaculair zijn. Ik denk dat alle teams bepaalde nuances zullen aanbrengen. Bijvoorbeeld: in welke zone op het veld zet je pressing? Sommige ploegen zullen iets verder terugvallen, waardoor de vier verdedigers meer aan de bal moeten komen. De bal in de ploeg houden zal onder extreme temperaturen nóg belangrijker worden, want anders moeten de spelers te hard werken om de bal te heroveren, waardoor ze na een paar wedstrijden misschien op hun tandvlees zullen zitten. Dat heb ik ook gemerkt op Euro 2012, toen we in de kwarfinale met de strafschoppen door Italië uitgeschakeld werden. De wedstrijden ervoor waren we veel frisser, maar door de beperkte wisselmogelijkheden hebben we in de loop van het toernooi te veel energie verspeeld. Dat was de belangrijkste les van het EK: je hebt niet alleen een sterke basisploeg, maar vooral een goede bank nodig. Deze kern is in de diepte veel sterker dan die van 2012. Zal dat genoeg zijn om all the way te gaan? Wie weet?”

DOOR JIM HOLDEN & CHRIS TETAERT – BEELDEN BELGAIMAGE

“Ik heb in het verleden nooit echt veel moeite gedaan om in Engeland bondscoach te kunnen worden.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content