Volgend weekend staat José Riga met Bergen tegenover Standard, de club waar hij met profvoetbal kennismaakte. ‘Het moeilijkste aan trainer zijn is coherent blijven.’

J osé Riga werd in 2005 trainer van Bergen en leidde de ploeg van de tweede naar de eerste klasse. Dat is het hoogste niveau dat hij in de voetballerij bereikte, want hij speelde daarvoor slechts voor Haccourt en Visé en was naast die clubs enkel nog hoofdtrainer bij Espagnola en Sprimont. Zijn brood verdiende Riga in die periode als projectmanager bij AXA.

Als we het verloop van uw carrière bekijken, lijkt het wel alsof trainer worden in de eerste klasse geen echte ambitie was, eerder een aangename toevalligheid die op uw pad kwam. Klopt die indruk ?

José Riga : “Ergens wel een beetje, ja. Omdat ik als speler geen grote carrière heb gemaakt, begin je niet als prof in het voetbal. Ik speelde in provinciale, in nationale, bij Wezet, maar niet aan de top. Ik studeerde informatica en werd projectmanager bij AXA. Laten we eerlijk zijn : een carrière als proftrainer, daar dacht ik in het begin niet aan. Zelfs niet aan een carrière als trainer tout court. Maar rond mijn dertigste kreeg ik pubalgieproblemen op het moment dat de trainer van de tweedeprovincialer waar ik toen speelde ermee stopte.

Hij schoof mij naar voren als zijn opvolger. Sindsdien zijn mijn sportieve carrière en mijn loopbaan op het werk eigenlijk samen gegroeid. Ik kreeg almaar meer verantwoordelijkheden. Na vier jaar ben ik naar een andere tweedeprovincialer gegaan, waarmee ik de titel en een beker won, en vervolgens ben ik met Visé van de derde naar de tweede klasse gepromoveerd via de eindronde met Zulte.

“Ik ben eigenlijk opgeklommen zonder er zelf om te vragen, door mijn werk dat gewaardeerd werd. Ooit zal ik wel eens een cv moeten sturen, maar tot nu toe heb ik altijd gedacht : mensen moeten mij maar aannemen om wat ik doe, om wat ze over mij horen. Mijn passie voor coaching heb ik geleidelijk ontdekt. Ook via AXA, waar ik groepen van zes tot vijftien mensen leidde bij projecten waarin het soms over miljoenen ging. Het voetbal heeft mij op die manier veel bijgebracht voor mijn werk en omgekeerd. Ik werkte naast het voetbal in Brussel, Luik, Parijs. Dat kostte veel tijd, dus ik had de tijd niet om veel aan voetbal te denken.

“Elke keer als ik een stap vooruitzette in het voetbal zeiden ze : ‘Pas op, want nu wordt het moeilijker.’ Maar ik heb daar nooit bij stilgestaan en altijd aan de club gedacht : ik ben als trainer dan ook twee keer vier jaar bij dezelfde ploeg gebleven. Terwijl ik na twee jaar een club in bevordering had kunnen trainen. Maar ik kon mij niet in hun beleid vinden. Ik had niet de ambitie van iets te móéten bereiken, maar wel de ambitie om goed te kunnen werken. De juiste ambitie is volgens mij : elke dag de beste willen zijn en daar voldoening uit halen. Een goede trainer is niet noodzakelijk een trainer die resultaten haalt, maar hij die dagelijks goed werkt. Wie elke dag goed werkt, maakt meer kans ook in het weekend goed te zijn.

“Uiteindelijk is Standard mij bij Sprimont komen halen om assistent-trainer te worden. AXA heeft mij vervolgens verlof zonder wedde toegestaan. Bij Standard heb ik niet het voetbal ontdekt, wel het profes- sionele aspect ervan. Van Guy Namurois bijvoorbeeld heb ik veel geleerd over het conditionele. Na twee jaar bij Standard was ik zo goed als klaar om terug te keren naar AXA. Tot Bergen mij in de tweede klasse vroeg.”

Geen straatgevechten

U heeft door uw carrière in het bedrijfsleven de naam heel goed met mensen te kunnen omgaan. Had u nooit het gevoel dat het u aan tactisch inzicht ontbreekt ?

“Mensen leiden is niet gemakkelijk, maar ik probeer iedereen uit te leggen dat het collectieve het belangrijkste is. Als je dan je doel bereikt, is iedereen gelukkig. Maar tactisch gezien heb ik niet het gevoel dat ik een achterstand heb omdat ik, in tegenstelling tot anderen, veel over voetbal heb moeten nadenken. Ik heb mij door mijn beperkte carrière als speler ook niet door een trainer kunnen laten inspireren, maar meer door mijn eigen bedenkingen, door trainingen en wedstrijden te zien, boeken te lezen. Zo heb ik mijzelf gevormd. Ik hou van technisch voetbal, eerder dan van straatgevechten. Dus ik denk echt de hele tijd na : Waarom speelt die ploeg zo ? Waarom gaat dat zus of zo ? Wat gebeurt er als … ? Ik vind, denk ik in alle bescheidenheid, ook de juiste antwoorden. Bovendien volg ik ook trainerscursussen. Ik ben nog niet verrast, maar ik heb niet de pretentie dat ik alles weet. Ik besef dat ik mij niet op een voetbalverleden kan afduwen, dus ik luister naar anderen, ik laat hen delen in het beslissingsproces, maar uiteindelijk ben ik wel degene die beslist. Ik wil best sterven, maar dan wel met mijn eigen ideeën, niet met die van een ander.”

U analyseert wedstrijden op de Franstalige televisie en in Standard herinneren ze zich hoe u bijna maniakaal gegevens op computer verzamelde en de scouting reorganiseerde. Bent u een analytische geest ?

“Bij Belgacom-tv probeer ik altijd positief naar de trainer toe te analyseren. Want wie kent de groep beter dan hij ? Maar voor mij is dat interessant, die analyses. Je leert ploegen van een hoger niveau kennen. Na mijn gezin – ik heb een vrouw en twee kinderen – is voetbal ondertussen alles geworden ( lachje). Soms zegt Michel Wintacq dat ik moet stoppen met erover te praten. ‘Je zou zeggen dat je Raimundo bent’, zei hij toen ik op een kaartje bezig was. Soms bén ik ook zo en zou ik beter wat afstand nemen in plaats van altijd maar te zoeken hoe het beter kan. Maar ik ben perfectionist. Dat ligt nu eenmaal in mijn natuur. Mijn vrouw zegt mij soms dat ik nooit tevreden ben. We spelen gelijk op Club Brugge en dan zit ik thuis te klagen dat we drie kansen gemist hebben. Ik probeer daar een kwaliteit van te maken : afstand kunnen nemen om kalm te analyseren. Ik geef interviews omdat het deel uitmaakt van mijn werk, maar de media-aandacht, eerlijk, ik zoek die niet. Hoe meer complimenten je krijgt, hoe meer kritiek je achteraf ook kan krijgen.

“Ik probeer altijd uit te gaan van balbezit en een aanvallende instelling. Er is namelijk maar één bal in het veld en als je die hebt, ben je offensief én defensief goed. Maar wij blijven een kleine ploeg in de eerste klasse : tachtig procent van de spelers mist ervaring op dat niveau. Waar ik bij de aanwerving van nieuwe spelers op let, is ten eerste snelheid : snelheid in het lopen, de uitvoering, het denken, het zíén en handelen, en ten tweede de techniek, de balbeheersing. Elke ploeg kan tegenwoordig georganiseerd spelen. Het verschil wordt dan gemaakt door de snelheid van uitvoering. Vorig jaar zaten we vooral met trage spelers. Daar wou ik iets aan doen, zonder transfersommen te betalen, zonder ruzie met andere clubs. De derde paramater waar ik op let, is het menselijke aspect. Elke speler die erbij kwam, heeft eerst minstens een week getest. Zij moeten de club kennen, de technische staf, de ploegmaats. Dan moeten ze achteraf niet afkomen met : ‘Ik dacht dat…’ Ik heb vorig seizoen, heel objectief, per speler lijsten gemaakt van het aantal gespeelde wedstrijden, het aantal goede wedstrijden, het aantal blessures … Van elke speler had ik zo een portret en dan heb ik hen ook onder vier ogen uitgelegd waarom ze niet konden blijven.”

Jonge Belgische spelers

Er wordt wel eens beweerd dat jullie vorig seizoen Jérémie Njock niet hadden mogen laten vertrekken.

“Hij heeft vorig seizoen veel gescoord voor ons. Hij had de lengte en de fysiek, maar het is niet gezegd dat hij technisch en qua snelheid nu zijn plaats zou hebben gevonden in de ploeg. Zoko is snel, zoekt de ruimte, maar is geen echte afwerker, Wansi zoekt nog naar de automatismen Daar heb ik begrip voor, want hij zit hier nog maar vier maanden en speelde pas een paar wedstrijden samen met Zoko.”

In welke mate speelt Bergen al volgens de principes die u voor ogen heeft ?

“Verdedigend staan we nu goed. Op de vijf tegendoelpunten in Genk na – we misten daar onze wedstrijd helemaal – hebben we de beste defensie van de eerste klasse. Offensief bekeken moeten we nog meer scoren. We moeten het ritme van de eerste klasse oppikken. Dat viel me op toen we door de beker en de interlands twee weken zonder competitie zaten : tegen Zulte Waregem maakten we geen tempo. Dus ik ben nog niet helemaal tevreden, wel over de instelling van de spelers en de organisatie, maar we zoeken ons goed voetbal nog. Onze beste schutter is Dahmane, die op het middenveld speelt. Dus moet ons rendement beter. We verloren bijvoorbeeld twee keer punten in blessuretijd. Ook op het middenveld bereikten we nog geen optimaal evenwicht : we zitten daar met te veel spelers die op elkaar lijken. Gilles Colin is de enige linksvoetige in onze kern en hij moet de eerste klasse nog leren kennen. Bovendien vind ik achtentwintig kernspelers met vier jongeren te veel. Vierentwintig met vier jongeren zou beter zijn. Ik heb aan het bestuur de opdracht gegeven om ook vooral naar jonge Belgische spelers uit te kijken.”

Correct blijven

Keir Radnedge, een Engelse journalist, onderscheidt in zijn boek The Cult of the Manager vier types van trainers : inspirators, motivators, intellectuelen en theoretici. U zou volgens zijn ordening een theoreticus moeten zijn : een trainer die zelf niet op hoog niveau voetbalde en vooral de nadruk legt op het ondergeschikt maken van het individu aan één spelconcept. Kan u zich daarin vinden ?

“Je beheerst het systeem het best als je er veel mee werkt. Maar ik heb al in andere systemen gespeeld. Soms afhankelijk van de tegenstander, soms afhankelijk van het spelerspotentieel. Tegen KVSK United vorig jaar begon ik met een 4-4-2 en zijn we na de 0-1 overgestapt naar een 4-3-3, waarna we met 0-4 wonnen. Als we een speler hebben die op zijn best is als enige spits, zullen we zo spelen. Maar op dit moment zie ik die niet. Pressing, horizontale of verticale bewegingen, die principes leg ik onafhankelijk van het systeem aan mijn spelers uit. Maar ik probeer ook een motivator te zijn. Het moeilijkste aan het beroep van trainer is : altijd cohérent zijn. Dat betekent één : zelf de sérieux opbrengen die je van anderen verwacht. Twee : je aan een gedragscode houden waarin iedereen gelijk is, want ik wil spelers zien, geen individuen. En drie : correct blijven.”

Zal u aan uw principes kunnen blijven vasthouden ? Voetbal kan wat dat betreft soms de Far West zijn.

“Men noemt mij wel eens a-typisch, maar ik ben zo opgevoed en dat ga ik niet veranderen. Ik wil mijzelf blijven. Als je iemand anders wil worden, word je slecht. Tot nu toe heeft mijn houding gewerkt en heeft wat mensen over mij vertelden mij geholpen. Wait and see.

Is er in uw beperkte carrière als speler eigenlijk een trainer geweest die u gevormd heeft ?

“Nee, maar iemand als ArsèneWenger bevalt mij wel. Ik vind dat hij altijd een correcte, positieve houding behoudt. Hij gelooft nog in de mens, in goede menselijke relaties en hij investeert in duurzaamheid. Dat is wat ik à la limite ook wil, dat een voorzitter mij vertrouwt en op lange termijn met mij wil werken. Ik hou ook van een club als Lyon, niet omdat ze top zijn, maar omdat het er kalm is en ze staan waar ze naartoe gewerkt hebben. Wat een club maakt, is niet de trainer of de spelers, maar de état d’esprit die er heerst. Als je op Ajax binnengaat, wéét je hoe het er daar aan toegaat : respect, discipline … Je moet daar ergens mee beginnen en als trainer en voorzitter samen zo’n lijn uitzetten en samen groot worden.”

Voorzitter Léone noemde u de beste trainer die Bergen ooit gekend heeft.

“( lacht.) Je bent nooit op je gemak. Ik zal, als het slecht gaat, van niks gespaard blijven, dat weet ik. Misschien moet ik ooit eens ontslagen worden om mij echt un entraineur accompli te mogen noemen ( lacht). Maar ik voel dat de voorzitter mij vertrouwt, dat hij zich wat het sportieve betreft op zijn gemak voelt. Ik hoop, als het minder gaat, dat hij dan ook naar mij zal luisteren en niet naar buitenstaanders.”

Wat verwacht u nog van dit seizoen ?

“Dat men Bergen als een positieve ploeg ziet en dat de spelers een stap hoger zetten. En wat mijzelf betreft : dat ik hier zoals nu sereen kan blijven werken. Ik wil mij graag in een stabiele club nestelen. Dan zullen de supporters vanzelf volgen, want die missen we nog wat. Ik heb op het familiale vlak ook een grote investering gedaan door voor het voetbal te kiezen. Dus ik probeer ook op het familiale vlak gelukkig te blijven. Un bonheur simple. Wat ik probeer, is gewoon gelukkig zijn. Misschien had ik vroeger aan een trainerscarrière moeten beginnen, maar ik weet waarom ik zolang gewacht heb. Ik heb nooit alleen aan mijzelf gedacht : ik heb ook een gezin dat ik belangrijk vind.”

RAOUL DE GROOTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content