In de schaduw van Anderlecht vechten in Brussel tal van clubs voor een plek in de zon. Er komt amper volk kijken, maar ze bulken van het talent. Een voetbalwandeling door de hoofdstad.

Het is voetbalhoogdag in Brussel, met de klassieker Anderlecht-Standard. De Brusselaar heeft dit weekend keus uit liefst 21 wedstrijden binnen KBVB-verband. In derde klasse speelt een paar uur voor Anderlecht ook Union Sint-Gillis thuis. Daarnaast zijn er twee wedstrijden in vierde en zeventien in provinciale afdelingen. Behalve op Anderlecht is het nergens druk. In Bosvoorde lokt de kunstmarkt rond de kerk meer volk dan de tweedeprovincialewedstrijd RRC Boitsfort-Tervuren een kilometer verderop. In het imposante Drie Lindenstadion, met 40.000 plaatsen nog steeds het op één na grootste Belgische stadion, zitten welgeteld 113 kijkers. Waar Bosvoorde zijn inkomsten haalt, is niet duidelijk. Vijf minuten na de aftrap is er niemand bij de inkom, rond het terrein staan geen publiciteitsborden en de ploeg speelt zonder shirtsponsor. Sommige Brusselse clubs kénnen intussen hun plaats. Collegeclub FC Saint-Michel van het gelijknamige prestigieuze Franstalige college aan het Montgomeryplein in Sint-Pieters-Woluwe betaalt bijvoorbeeld geen handgeld of premies aan zijn spelers en dat al sinds het ontstaan. Daardoor weet het dat het niet hoger moet mikken dan tweede provinciale, maar met 900 jeugdspelers (gemiddeld 350 euro voor lidmaatschap van een jaar in het Brusselse voetbal) en amper spelersuitgaven is het een gezonde club op dat niveau.

Zes kilometer van Bosvoorde voetbalt net achter de drukke Woluwelaan in het Fallonstadion sinds vorig seizoen vierdeklasser FC Leopold Ukkel-Woluwe. Tot vorig jaar was dit ook de thuishaven van White Star Brussels, maar de ploeg van John Bico is intussen verhuisd naar het Edmond Machtensstadion in Molenbeek. Op het bijveldje kijken zo’n dertig man naar de thuiswedstrijd van kersvers vierdeprovincialer FC Woluwe, opgericht na de verhuizing van White Star.

FC Leopold Ukkel-Woluwe is de oudste nog actieve Brusselse club, met stamnummer vijf en opgericht in 1893. In 1955 moest de voetbalafdeling onder druk van de succesvolle tennisafdeling verhuizen van Ukkel naar de andere kant van de stad in Sint-Lambrechts-Woluwe. De viering van 65 jaar Leopold Club, met een prestigieus toernooi met Juventus en Wolverhampton Wanderers leegde de clubkas. Ex-speler Jacques Maricq, die in mei zestig jaar voorzitter was, nam in 1964 op zijn 29e de restanten van de club over en verhuisde opnieuw naar Ukkel. Sinds vorig jaar speelt Leopold opnieuw in Woluwe. De kleine honderd aanwezigen deze middag amuseren zich met de zege van de thuisploeg en de vrolijke deuntjes van de fanfare. Na afloop bedankt de stadionspeaker de Retro Band Brussels. “Ge moogt volgende keer terugkomen”, roept een tevreden thuissupporter. Het zijn de muzikanten van de vroegere gerenommeerde Molenbeekse fanfare die sinds 1979/80 voor sfeer zorgde in het Edmond Machtensstadion. Sinds dit seizoen zijn ze thuis- en dakloos. “Naar het stadion gaan we niet meer want onze club bestaat niet meer, mijnheer”, zegt woordvoerder Jef.”We gaan nu waar we gevraagd worden.”

Leeg Edmond Machtensstadion

Een paar jaar geleden deelde Anderlecht mee dat twaalf procent van de abonnees uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komt. Tel daarbij zeventien provinciale wedstrijden met gemiddeld 100 toeschouwers, en drie wedstrijden in nationale die samen zo’n 2000 kijkers opleveren. Dat betekent niet eens 5000 enthousiaste Brusselse voetbalkijkers per weekend, op een totale bevolking van 1,16 miljoen inwoners.

Alleen topontmoetingen lokken nog volk naar het voetbal in de hoofdstad. Voor België-Wales waren de 40.000 tickets op een paar uur de deur uit. Hoe gering de belangstelling is voor het lokale voetbal, blijkt op de avond voor de interland, waarop de twee grootste Brusselse clubs na Anderlecht thuis spelen.

In Molenbeek is het muisstil wanneer in het Edmond Machtensstadion White Star Brussels, tot twee jaar geleden White Star Woluwe, SV Roeselare ontvangt. Op de volkstribune aan de overkant, waar voorheen de Brussels Boys en de Molenbeekse fanfare plaatsnamen, zitten 137 mensen. Bezoekende fans inbegrepen maakt dat amper 250 toeschouwers in dit stadion. Vanuit de tribunes hoor je de spelers tegen elkaar roepen, en wanneer de bezoekende coach zijn stem verheft, schrikt iedereen op. Roeselaretrainer Franky Van Der Elst speelde hier ooit als RWDM-product begin jaren tachtig nog voor een vol huis toen RWDM een subtopper in eerste klasse was. Voor de echte RWDM-fans stopte het verhaal bij het failliet in 2003, al trok het FC Brussels van Johan Vermeersch nog regelmatig 6000 man. Het laatst liep het Edmond Machtensstadion vol voor de laatste Brusselse derby op 11 december 2006 toen 10.000 kijkers Mémé Tchité in de slotminuut de winning goal voor paars-wit zagen maken. Vorig seizoen haalde FC Brussels in tweede klasse gemiddeld geen 1000 toeschouwers meer. John Bico wil vanaf volgend jaar meestrijden voor promotie naar eerste, en maalt niet om het gebrek aan publiek: “In Woluwe speelden we ook voor lege tribunes. De band tussen de club en de Molenbeekse bevolking moet groeien.”

Union leeft

Voetbalsfeer is er wel veertien kilometer zuidwaarts, waar derdeklasser Union Sint-Gillis het Luikse Sprimont ontvangt. Er zit ruim 1500 man in het verouderde, maar statige stadion in het prachtige Dudenpark. Het zijn vooral autochtone Belgen, die Frans en Nederlands praten, een mix van oudgedienden, die zich nog de laatste hoogdagen uit de jaren vijftig herinneren toen Union Europees speelde (de club degradeerde definitief uit eerste klasse in 1973, net voor de invoering van het betaald voetbal), en nieuwkomers die aangetrokken worden door de mythische status van de club die met elf landstitels nog altijd op nummer drie staat, na Anderlecht (33) en Club (13), maar voor Standard (10).

Sfeer is er vooral op de niet-overdekte staantribune, waar zelfs een vlag van Wales hangt. Na de wedstrijd wordt de persconferentie van de coaches door zes verslaggevers bijgewoond, waaronder een journalist van de RTBf radio. Wanneer de verslaggever van Télé Bruxelles de deur wil openen, houdt hij verbouwereerd de klink in de handen. Ook dat is de charme van vervallen glorie.

Voor de wedstrijd wordt traditioneel een minuut stilte gevraagd voor een of meer overleden supporters. Dat is het lot van een club die vooral achterom kijkt. In de gangen van de hoofdingang hangen foto’s van de belangrijkste clubspelers: Jules Pappaert, Paul Vandenbergh, Paul Philip en zelfs twee spelers uit het begin van dit millennium. Na de wedstrijd gaan spelers ondanks de nederlaag de fans in de staantribune groeten. Ze krijgen applaus. De meeste mensen verzamelen in de Unions Buvette onder in de hoofdtribune, waar het na elke thuismatch dringen geblazen is om aan drank te geraken.

Op termijn wil Union terug naar tweede, maar het zal nog niet voor dit jaar zijn. Union moet vooral geduld hebben en een realistisch financieel beleid voeren, zegt Jean-Marie Philips,Brusselaar, voorheen secretaris-generaal bij de voetbalbond en sinds een paar jaar aan de slag bij Union. De club behoort sinds vorig jaar voor negentig procent toe aan een Duitse zakenman, Jürgen Baatzsch, maar die trok een paar weken geleden aan de alarmbel: hij mist andere investeerders. “Het licht staat niet op rood, maar we moeten een drama vermijden”, zegt Philips voorzichtig. Voor tweede klasse krijgt Union nog wel zijn licentie, zelfs in derde klasse is er bij thuiswedstrijden een gigantisch parkeerprobleem. Grote toegangswegen zijn er niet, de club ligt helemaal ingesloten in de stad, en zou al een beroep moeten doen op pendelbussen om toeschouwers van de grote industrieterreinen over en weer te rijden. Er is ook maar één overdekte tribune. De diehards staan het hele jaar door in regen en wind. Plaats om eters en zakenmensen te ontvangen is er niet in het stadion.

Crossing

Parkeerplaats is ook amper te vinden rond het Schaarbeekse Josaphatpark aan de drukke Lambermontlaan. Dat is een permanent gegeven in een gemeente waar duizenden parkeerkaarten meer zijn uitgereikt dan er parkeerplaatsen voorhanden zijn. Voor de topwedstrijd in eerste provinciale, Crossing Schaarbeek-BX Brussels, zijn 229 toeschouwers opgedaagd in het mooi gerenoveerde Crossingstadion. Een maand later wordt de Brusselse derby met als inzet de leidersplaats bijgewoond door bijna 1500 man. Tegenstander Stockel is een wijkploeg uit het drukbevolkte Sint-Pieters-Woluwe die net uit tweede provinciale komt, en vandaag het nieuwe Brusselse succesverhaal is, spelend voor 500 man. De toeschouwers op Crossing spreken Frans, Nederlands, Turks, Arabisch en nog wat talen. Eén oudere man met een verlopen Crossingpetje foetert de hele wedstrijd in het Frans.

In de kantine van Crossing vergapen de aanwezigen zich bij een pintje of een koffie aan de grote tv-schermen die live Premier Leaguevoetbal serveren. Terwijl Eden Hazard met Chelsea Liverpool klopt, verliest de thuisploeg met 1-3 van het team van Vincent Kompany. Vader Pierre Kompany schudt iedereen de hand. In de kantine hangen foto’s van Jean-Marie Pfaff,die breed glimlachend poseert voor de hoofdingang. De foto is pas vier dagen oud, zegt een van de mannen achter de bar in het Nederlands met een Brussels accent. “Jean-Marie passeerde hier toevallig en wilde een foto. Hij zei dat hij hier zijn allereerste profwedstrijd heeft gespeeld, met SK Beveren tegen Crossing Schaarbeek.”

Ook in de kantine zit toevallig Tom De Mul. De voormalige voetballer van Ajax en FC Sevilla wacht op zijn vriend, YamaSharifi, die samen met hem bij de jeugd van Ajax voetbalde en nu voor eersteprovincialer BX Brussels uitkomt.

Crossing is een mythische naam in het Belgische voetbal. Toen het in 1969 naar eerste klasse promoveerde, lokte het toenmalige gemeentebestuur van Schaarbeek Crossing Molenbeek naar Schaarbeek, maar in 1973 zat het avontuur in eerste klasse van de ex-club van Georges Leekens er al op. Dat was het laatste seizoen waarin vier Brusselse clubs in eerste speelden (Anderlecht, Racing White, Crossing en Union). In 1983 eindigde Crossing als laatste in vierde klasse en verkocht eigenaar Emile Michiels stamnummer 55 aan Elewijt bij Zemst. Twee jaar geleden werd de mythische club opnieuw opgestart door Pascal Steens, die als voorzitter van RUSAS van zijn kleine stadionnetje in het Josaphatpark verhuisde naar het net gerenoveerde stadion (kostprijs: 10,4 miljoen euro).

Vandaag is Crossings voorzitter de erg ambitieuze Erdal Sevik. De succesvolle zakenman van Turkse origine was tot anderhalf jaar geleden voorzitter van… RC Schaarbeek, de andere club die het gerenoveerde stadion bespeelt. Op termijn zijn beide clubs veroordeeld om samen te werken. Die wil tot samenwerken was ook de voorwaarde die de Schaarbeekse schepen van Sport stelde toen het stadion heropend werd. Omdat het zijn Kosovaarse identiteit wilde bewaren, trok Kosova Schaarbeek toen weg naar de andere kant van het park waar op het vroegere terrein van RUSAS fier de Albanese adelaar wappert naast de Belgische vlag.

Mevrouw de voorzitter

Er worden nog nieuwe voetbalverhalen geschreven in Brussel. Dat van BX Brussels, bijvoorbeeld, vanuit het niets gesticht op aangeven van Vincent Kompany. Een club die vooral de nieuwe Brusselaars aanspreekt, omdat ze nieuw is, net als zijzelf. Vandaag werkt BX verspreid over vier accommodaties, maar het kampt met groeipijnen. De naam Kompany volstaat niet om alles op vier locaties goed georganiseerd te krijgen.

Een ander nieuw verhaal is dat van Racing Schaarbeek, dat samen met Crossing het nieuwe stadion in Schaarbeek bespeelt. Bij de thuiswedstrijd tegen FC Pepingen ligt letterlijk de rode loper uitgerold, geflankeerd door vlaggen met de naam van de voorzitster. De ontvangst door Selbi Liman is hartelijk, in de foyer van de club wordt een buffet aangeboden. Ook burgemeester Bernard Clerfayt is er, hij zal zo meteen de aftrap geven. De Vlaamse gasten van FC Pepingen pik je er zo uit wanneer na de wedstrijd de driehonderd aanwezigen langs de kantine naar buiten gaan. Dit is een doorsnede van de nieuwe Brusselse bevolking, maar dan zonder autochtone Belgen. De fanfare, uitgedost in Maghrebijnse gewaden, heeft de hele wedstrijd voor sfeer gezorgd.

Selbi Liman is die avond net één jaar en één dag voorzitter van de club die toen RC Schaarbeek heette. De enige vrouwelijke voetbalvoorzitter in de Belgische hogere afdelingen runt een succesvolle autorijschool, die begon met één vestiging, in Sint-Joost-ten-Node. Vandaag heeft ze er een stuk of tien, tot in Gent, Asse en Antwerpen. Eerst werden haar avances tegenover RC Schaarbeek afgewezen, maar toen de club een jaar geleden na het vertrek van haar voorganger op apegapen lag, kwamen het toenmalige bestuur haar zelf opzoeken. Haar man, Kenan Köse (30), voorheen profvoetballer bij RKC Waalwijk, Gençlerbirligi en Club Luik, en tot twee jaar geleden nog spelend voor RC Schaarbeek, bekommert zich als vicevoorzitter om het sportieve gebeuren, terwijl zijn vrouw de zakelijke kant beheert. Afgelopen lente kocht mevrouw Liman het stamnummer van Terjoden-Welle. Daarom voetbalt een club die troosteloos als laatste eindigde in eerste provinciale nu niet in tweede provinciale, maar in vierde klasse. Het is al van 1984 geleden dat Schaarbeek, de zesde grootste gemeente van België (130.000 inwoners), een club in nationale afdelingen had.

Aan de muur hangen talrijke krantenknipsels. In een artikel uit een Franstalige krant is de verbazing groot omdat in een gemeentelijk stadion geen alcohol geserveerd wordt. Dat was al zo bij RC, dat is overgenomen door Renaissance. Wie alcohol wil drinken, kan in de andere kantine terecht, even verderop, die van Crossing. De aanhang maalt er niet om.

Elke dag vanaf zes uur is de voorzitster op de club. Ze wil weten welke jeugdspelers op tijd gaan slapen. “Ik wil onze jongens een goeie start meegeven voor hun latere professionele loopbaan.” In het eerste elftal spelen alleen voetballers die nooit tevoren in een eerste elftal voetbalden. Maar het doel is promotie, zegt Selbi Liman: “Ik doe nooit iets zonder een plan. Ik ben ambitieus. Ik wil op termijn naar eerste klasse.”

Plaatsgebrek

Marc Roosens, regional manager voor de clubs van de provincie Brabant en duivel-doet-al voor de clubs van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vanavond ook te gast, aanhoort het glimlachend. De echte Brusselaar – “als je me vraagt of mijn eerste taal Frans is of Nederlands, zou ik het niet eens weten” – kent de problemen van de Brusselse voetbalclubs: een gebrek aan plaats, aangepaste structuren en geld. “Een leefbare ambitieuze provincialer kost al gauw gemiddeld 100.000 euro per jaar, jeugd niet inbegrepen. En sponsors komen alleen waar de tv komt: eerste klasse.” Door de invoering van kunstgrasterreinen is het plaatsgebrek ten dele opgevangen, maar vandaag is de maximumcapaciteit bij de meeste Brusselse clubs bereikt. Alleen al de twee Schaarbeekse clubs die de twee synthetische velden in het Crossingstadion bespelen, tellen bijna 1000 actieve spelers.

Wel ziet hij met de jaren het aantal etnische ploegen afnemen, ten voordele van nieuwe clubs met neutrale namen. “Stilaan worden de mensen Brusselaar. Vroeger had je aparte entiteiten, de club van de Marokkanen, de Turken.” Union Africa geeft nog aan waar het voor staat, net als Suryoyés Brussel, de club van de Syrische Arameeërs, of Armenia Etterbeek.

Vorig jaar fusioneerden de van oorsprong Joodse club Maccabi Brussel (later Blue Star) met Etoile de Bruxelles (voorheen Etoile Marocaine), van oorsprong een moslimclub, tot het neutrale Sporting Bruxelles. Prompt richtten ontevredenen weer ‘eigen’ clubs op. De Joodse aanhang ging voor Maccabi Vorst, de ontevreden moslims voor FC Brussels City, de enige KBVB-club met de Brusselse stadskleuren (groen en rood) en het Atomium in het embleem.

Talent is er genoeg, ziet Roosens: “Brussel is een goudmijn. Jongeren voetballen hier nog buiten, in de parken, op straat, op de agorapleintjes. Op de kunstgrasvelden worden amper nog wedstrijden afgelast. Ik snap niet dat eersteklasseclubs scouts naar Afrika sturen, als je ziet wat er hier op straat en bij de kleine clubs aan talent rondloopt.”

DOOR GEERT FOUTRÉ – BEELD JURGEN VANTOMME

Union Sint-Gillis staat met elf landstitels nog altijd op nummer drie, na Anderlecht en Club, maar voor Standard.

“Ik snap niet dat eersteklasseclubs scouts naar Afrika sturen in plaats van naar Brussel.” Marc Roosens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content