Drie jaar geleden was Koen Daerden dé aankoop van Club Brugge. Vandaag vecht hij om samen met Club uit een negatieve spiraal te geraken. ‘Als team waren wij niet goed genoeg. Wij maakten elkaar niet beter. ‘
Geen echte vakantie dit jaar voor Koen Daerden. Het gezin Daerden verwelkomde dit voorjaar een derde kind, daar ging heel de vakantie aan op. “In het zonnige zuiden heb je wat meer rust, nu is het vrij druk geweest, maar dat stoort me niet.” Drie jaar geleden sierde de foto van Koen Daerden (nu 27) alle voorpagina’s van het sportnieuws. Hij zou Club nieuwe impulsen geven, maar dat is er – mede door een langdurige blessure – nauwelijks van gekomen. Zo belangrijk als Daerden voor Genk was, kon hij zich voor Club nog niet tonen. Met een goeie voorbereiding wil de Limburgse middenvelder de twijfels van zich af voetballen en de ambities waarmee hij drie jaar geleden verhuisde – belangrijk zijn voor Club en prijzen pakken – waarmaken. Nog één keer kijkt hij achterom en analyseert, mét de nodige zelfkritiek, wat er verkeerd liep.
Hoe nieuwsgierig reed je naar de eerste training?
Koen Daerden: “Niet zo nieuwsgierig omdat, behalve de twee jongens die terugkeerden, alle spelers dezelfde zijn. Alleen de trainer is nieuw. Adrie Koster wordt mijn vierde hoofdtrainer in drie jaar. Dat is relatief veel. Je merkt dat hij met veel engagement naar hier is gekomen. De eerste trainingen werkten we veel met de bal. Hij vraagt veel concentratie bij bepaalde oefeningen.”
Club wil na drie moeilijke jaren een nieuwe start nemen. Wat is je van die drie eerste jaren bijgebleven?
“Dat er heel veel verandering is geweest. Van de spelers waar ik drie jaar geleden mee begon, blijven er naast mij maar vier over: Philippe Clement, Stijn Stijnen, Michael Klukowski en Daniel Chavez. De laatste jaren waren er telkens zes tot zeven nieuwkomers. Drie jaar geleden begonnen we hier een bepaald project, maar na een half jaar was het al afgelopen, en werden andere wegen bewandeld. De continuïteit viel weg, ik denk dat Club daar wel naar op zoek is.”
Je kwam naar Club om sportief een stap voorwaarts te zetten.
“Puur persoonlijk heb ik geen stap vooruit gezet. De voorbije drie jaar zijn voor mij geen succes geweest. Dat is de naakte waarheid. Het is anders gelopen dan ik dacht. Het eerste jaar was gewoon niet goed, daarna hield die blessure me anderhalf jaar aan de kant. Slotsom is dat ik in drie jaar heel weinig wedstrijden heb gespeeld en me nog niet heb kunnen tonen zoals ik dat had gewild. Dat ligt gedeeltelijk aan mij, omdat ik lang niet fit was.”
Wat liep er dan verkeerd?
“Door de vele veranderingen is de balans zoek geraakt. Afgelopen seizoen bijvoorbeeld voelde je gewoon dat het vat veel te vroeg af was. Met het aangekondigde vertrek van de vorige trainer zijn we als groep nog goed omgegaan op training, maar dat maakte het niet gemakkelijk. Dat had je ook met de veranderingen het eerste jaar, toen Janevski eerst overnam, daarna als hoofdtrainer zou blijven, en dan weer weg moest. Dat weegt wel, hoor. We zijn te veel in de kranten geweest op een negatieve manier. Daar is iedereen bij Club verantwoordelijk voor. Ik vind dat we de laatste drie jaar als ploeg en als club te weinig hebben gebracht. Als je de ambitie hebt om jaarlijks mee te dingen naar de titel, maar je eindigt al drie jaar op ongeveer vijftien punten van de eerste, kan je niet tevreden zijn, ook al héb je de beker gewonnen en haal je nog drie keer Europees voetbal.”
Wat misten jullie om mee te doen voor de titel?
“Dat heeft met kwaliteit te maken, maar kwaliteit is ook wat je uit jezelf haalt. Als spelers hebben wij té weinig gepresteerd. We mogen best wat strenger zijn voor onszelf. Ik denk niet dat veel spelers tevreden mogen zijn met wat ze afgelopen seizoen toonden.”
Het abc van het voetbal
Wat had Standard meer dan jullie?
“Toen we Standard hier op bezoek kregen, voelde ik na tien minuten dat zij gewoon een heel sterke ploeg vormden. Dat liep gewoon, die jongens voetbalden samen. Dat was een ploeg, daar stond een hecht blok. Dat vond ik hun grootste wapen, meer dan de individuele uitschieters die ze ook wel hadden. Ik vond ze gewoon als ploeg heel sterk.”
En Club niet?
“Ik vond ons als ploeg niet heel sterk.”
Waar ligt dat aan?
“Je moet samen uitmaken waar je naartoe wil en hoe je dat wil bereiken. Als er twee vooruit denken en twee achteruit, klopt het al niet meer. Dat heb ik gemist het afgelopen jaar. Jacky Mathijssen was een trainer die in de wedstrijd veel vrijheid liet op dat vlak. Hij vond het belangrijk dat spelers zelf heel wat konden invullen, aanvoelden wat er verkeerd liep en op het veld zelf zouden ingrijpen. Misschien was dat niet haalbaar met zo’n jonge groep. Het heeft in elk geval niet gewerkt, dat gaf hij ook al aan. Dat moet bepaalde spelers tot nadenken stemmen, als je zelf niet om kan met die vrijheid op het veld. Dan mis je nog wat.
“Als je samen dingen kan bijsturen, kan je veel problemen voorkomen. Dat kan om details gaan: een bal op het juiste moment inspelen, niet nog gauw eerst iets anders doen. Of in plaats van een diepe bal een korte bal geven. Inschatten wat je wanneer moet doen. Dat is het abc van het voetbal, maar je moet daar blijven aan schaven. Je zat met jongens die je voor een deel nog echt moest begeleiden, zeggen of tonen wat ze moesten doen. Dan praat je écht over iemand vastpakken en op zijn plaats op het veld zetten en zeggen: als de bal daar komt, moet jij dit en dat doen. Ik denk dat wij als groep onvoldoende sterk waren om onszelf bij te sturen.”
Mathijssen zorgde bij de pers wel eens voor wrevel door de zaken anders voor te stellen dan ze waren, om uit de spelers iets extra’s te krijgen. Keken jullie daar doorheen?
“Hij heeft zelf ook aangegeven dat hij het zich dikwijls moeilijk maakte door ons tegen de pers te beschermen. Ik bewonder dat, maar ik denk hij het zichzelf makkelijker had kunnen maken door een aantal mankementen in de kleedkamer niet te verbloemen. Ik bedoel: op bepaalde momenten mag het in het algemeen en ook individueel wel eens goed gezegd worden. Hij had best harder mogen zeggen wat hem niet beviel.”
Club straalde op het veld niet meer uit dat het een topclub was.
“Ik heb ook nooit een goed gevoel gehad na een wedstrijd. Nooit stapte je de kleedkamer uit met een gevoel van: het liep vandaag wel lekker. Het eerste jaar had je zo veel veranderingen dat zoiets bijna niet kon, maar ook vorig seizoen hadden weinig spelers, of zelfs trainers, de indruk dat het lekker liep. Eén enkele keer lukte het wel, tegen KV Mechelen, of Tubeke thuis, maar dat vond ik geen waardemeters voor een ploeg als Club Brugge. De week nadien verloren we dan weer op Zulte Waregem. Na verloop van tijd ging je naar uitwedstrijden zonder het gevoel van ‘we gaan hier winnen’. Bij Genk hebben wij eens een jaar gehad waarin je voor de aftrap wist: dit loopt goed af, zelfs als we op achterstand komen. En dat lukte dan ook. Bij Club hadden we dat gevoel zelfs bij thuiswedstrijden nog zelden. Op de duur had je het omgekeerde, dacht je: ‘Oei, vandaag thuis tegen Lokeren!’
“Heel het denken is hier de afgelopen jaren veranderd. Dat moet omkeren bij deze club. Er heerste een negatieve sfeer, niet een waarvoor een club als Club Brugge zou moeten staan. Toen wij hier destijds met Genk kwamen spelen en Sollied hier nog trainer was, voelde je gewoon dat er een ploeg het veld opkwam die er stond. Dat gevoel moet je als ploeg, als club, zelf creëren. Kan je dat niet, dan worden kleine dingen snel uitvergroot. Je kon het publiek geen ongelijk geven, als ze gefrustreerd reageren.”
Terwijl Club vroeger altijd een twaalfde man had.
“Nogmaals: dat heb je zelf in de hand. Je moet er eerst zelf voor zorgen dat je die twaalfde man verdient. Je weet dat supporters emotioneel reageren op wat ze op het veld zien. Wat op het veld gebeurt, is de verantwoordelijkheid van spelers en technische staf.
“Ik snap ook niet waarom zo veel rond de pot wordt gedraaid. Als het slecht is, is het slecht, en als het goed is, is het goed. Dingen als, ‘het was niet slecht, het was minder goed’, dat hoeft voor mij niet. Als je van het veld stapt en het loopt niet lekker, dan moet je dat ook durven zeggen. Ik denk dat je sterker wordt als je zelfkritisch bent. Altijd maar zeggen ‘ach ja’, daar houd ik niet van. Dan toon je te weinig ambitie, vind ik.”
Hoeveel spelers deelden jouw gevoel van ‘het loopt niet goed’?
“Ik denk niet dat er veel waren die het toch oké vonden. Er zijn wedstrijden geweest waarna je dacht: nu gaan we eens een reeks neerzetten, maar sinds ik terug fit was, heb ik nooit drie wedstrijden na mekaar gewonnen. Voor een topclub zegt dat genoeg.”
Normen en waarden
Moet de nieuwe trainer veel twijfel wegnemen?
“Twijfel mag er zijn, maar het mag niet de hoofdzaak zijn voor een wedstrijd. Te veel twijfel leidt tot angst, en door die angst loopt het niet lekker. Op die manier kom je snel in een negatieve spiraal terecht. Tegen het einde van het seizoen merkte je dat bepaalde jongens echt op hun tandvlees zaten. Die derde plaats hebben we nog gehaald, maar dat heeft bloed, zweet en tranen gekost. Fysiek, maar vooral mentaal.”
Wie moet dan de ploeg op sleeptouw nemen?
“De ervaren jongens. Daar reken ik mezelf ook bij. Op dat vlak heb ik ook gefaald. Na zo’n lange periode inactiviteit ga je automatisch eerst naar jezelf kijken. Na verloop van tijd probeer je je dan weer te manifesteren, maar dat is me niet gelukt. Dat heb ik zelf te weinig afgedwongen. Om recht van spreken te hebben, moet je eerst iets bewijzen op het veld.”
Vorig jaar leek het alsof veel spelers bij Club onder hun niveau speelden.
“Dat heeft ook met het team te maken. Als team waren wij niet goed genoeg. Wij maakten mekaar niet beter. Af en toe vielen individuele kwaliteiten op, maar als team maakten wij niet één speler beter. Dat is de harde conclusie na vorig seizoen.”
Twee jaar geleden maakte Brian Priske wat bemerkingen bij de algemene sfeer. Was dat afgelopen jaar nog zo, of liep het op dat vlak beter?
“Ach, je hebt altijd en overal jongens met wie je beter kan opschieten dan met anderen. Dat is in het moderne voetbal normaal, met zo veel talen, zo veel culturen. Brian had het niet makkelijk en liep, zoals een groot deel van de spelers dat jaar, gefrustreerd rond.”
Heb jij toen ook gedacht: waar ben ik terechtgekomen?
“Het was wel even schrikken. Wat in de ene groep geaccepteerd wordt, wordt dat in de andere niet. Maar ik voelde me niet prettig bij de sfeer in dat eerste jaar. Er waren zo veel zaken waar ik me toen serieus wat vragen bij stelde.”
Zoals?
“Laat ik het heel algemeen houden: het algemeen gedrag bepaalt voor een deel de mentaliteit van de groep. Met gedrag bedoel ik: bepaalde waarden en normen. Als die er niet meer zijn, wordt het moeilijk.”
Is dat het laatste jaar veranderd?
“Ik vind dat het beter is nu.”
Maar nog niet helemaal zoals jij het graag zou hebben?
“Dat heeft ook met mijn patroon van waarden en normen te maken, met respect tonen voor mekaar. Ik vraag me wel eens af: wanneer ben je nog normaal, vandaag de dag? Er is in de maatschappij op korte termijn zo veel veranderd, maar als een aantal basiswaarden en -normen verkeerd lopen, werkt het niet. Respect tonen voor mekaar zou iets normaal moeten zijn: bij de spelers onderling, maar ook naar de trainers en de materiaalman.”
Maak jij een opmerking als je ziet dat dat ontbreekt?
“Als je dat iedere keer zou zeggen, word je snel bestempeld als een zeikerd. Ik kies mijn momenten om dingen te zeggen.”
Braspartijen
Doen jullie veel samen met de spelers?
“Te weinig. Bij Genk werd regelmatig iets georganiseerd. Met Club hadden we na de laatste competitiewedstrijd een fantastisch feestje. Dat was de eerste keer in drie jaar dat we met bijna de helft van de spelers, familie en vrienden, een toffe avond hadden in het spelershome. Het hoeft niet elke week, of het moet niet uitmonden in….”
Orgieën…
( lacht) “Of braspartijen! Maar één leuk feestje in drie jaar vind ik wel wat weinig.”
Hangt dat soort activiteiten niet nauw samen met de resultaten?
( overtuigd) “Nee hoor, resultaat op zich heeft niets te maken met het plannen van dingen. Ik vind: je wint en verliest als groep. Waarom zou je dan, ook na verlies, op maandag niet iets samen gaan eten? Misschien duidt dat ook aan dat we als groep nog moeten groeien, om zulke dingen samen te organiseren.”
Jij bent enthousiast over een feestje met bijna de helft van de spelers. Je zou ook kunnen zeggen: met slechts de helft van de spelers.
“Maar dat is normaal, hoor. Met zesentwintig spelers gezellig gaan eten, lukt niet zo makkelijk. Bij Genk gebeurde het wél eens, met iedereen erbij: medische staf, technische staf. Dat waren plezante avonden. Daar had je in het stadion ook de geschikte ruimtes voor. Dat mis ik hier soms: de betrokkenheid van iedereen. Misschien heb ik dat zelf ook te weinig proberen pushen. Ik verwachtte dat het meermaals zou gebeuren, dat het spontaan zou opwellen, maar dat is niet gebeurd. Met Mathijssen zijn we vorig jaar eens op een middag naar Knokke gegaan, voor een golfmiddag, en daarna iets gaan eten. Dat was ook een toffe dag. Dan vraag je je af: kunnen we dat niet eens vaker doen?”
Heb je al iets voorgesteld voor de komende weken?
“In de voorbereiding heb je daar geen tijd voor. Trouwens: dan is de sfeer altijd goed. Alles is nieuw, iedereen heeft er zin in, werkt hard. Het moment suprême komt pas daarna, wanneer de keuzes worden gemaakt: wie speelt, en wie valt ernaast? Dan merk je gauw of je een groep hebt of niet.”
Clubhoppen
Wat moet jij doen om belangrijk te worden voor Club, een van je ambities toen je naar hier kwam?
“Ik zal eerst zelf mijn niveau moeten opkrikken, terug het niveau halen waarvoor ik ben gehaald. De voorbije drie jaar heb ik niet genoeg getoond. Dat lag ook aan mezelf.”
Heeft dat je zelfvertrouwen aangetast?
“Mijn zelfvertrouwen niet, al heb ik ook wel getwijfeld. Vijf maanden geleden, toen ik weer aan spelen toe kwam, liep het beter dan ik had verwacht, bijna vanzelf, maar vervolgens ging het weer mis, met mij en met de ploeg. Loopt de ploeg op dat moment lekker, wordt het ook een stuk makkelijker om me daaraan op te trekken, maar dat is niet gebeurd. Dat is een vaststelling, maar het mag geen excuus zijn.”
Mag men van jou verwachten dat je de ploeg beter maakt?
“Dat mag men van mij verwachten, maar de afgelopen jaren kon ik dat nog niet. Daarom is dit een heel belangrijke periode. Veel en hard trainen mét de groep, dat heb ik nodig. Ik ben vorig seizoen na anderhalf jaar bij een groep gekomen die ik niet kende, omdat ik door mijn blessure apart revalideerde. Dat is bijna als een nieuwe speler die in een andere ploeg belandt.”
Wat verwacht je van Club komend seizoen?
“Dat men de ambities die men hier altijd uitspreekt ook eens waar gaat maken, en dat ik daar een flink aandeel in heb.”
Gaan we bij de start van de competitie weten of Club titelkandidaat is?
“Nee, dat is te vroeg. We gaan dan wel weten waar we voor staan, en hoe we het gaan aanpakken.”
Sluit jij à la Gert Verheyen je carrière bij Club af?
“Geen idee. Ik heb nog twee jaar contract, we zien wel.”
Je bent geen clubhopper.
“Nee, ik houd van standvastigheid. Als je ergens voor gaat, ga er dan helemaal voor. Ergens tekenen en dan al gaan roepen dat dit je eindstation niet is, klinkt mij raar in de oren. Ik ben zo niet. Maar je hebt er wel steeds meer die dat doen. Voor buitenlandse spelers is België maar een opstapje, dat weet je gewoon.”
Voorwaarde is wel dat ze de club beter maken. Doen spelers als Vargas en Dirar dat?
” Vargas is nog maar 22 jaar, hé. Natuurlijk heeft die jongen fantastisch veel kwaliteiten. Dat zijn makelaar hem ophemelt, daar kijk ik tien keer doorheen. Ook al die verhalen van iedereen die overal naartoe kan: eerst zien. Ik heb die contacten niet, en ik mis ze niet. Ik ben nog graag voetballer in België. Ook al wordt het hier al mijn negende competitie. Natuurlijk wil je wel eens andere stadions zien. Doe mij daarvoor maar een mooie Europese campagne, dat volstaat ook voor mij.”
door geert foutré – beelden: jelle vermeersch
Mathijssen had best wat harder mogen zeggen wat hem niet beviel.
Eén leuk feestje
in drie jaar vind ik
wel wat weinig.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier