‘De magie zit in die vier letters’

© BELGAIMAGE - LAURIE DIEFFEMBACQ

Achttien jaar na het failliet keert RWDM terug in het betaalde voetbal. Krijgt de vernieuwde club weer een plaats in de harten van de oude fans, én van de plaatselijke Molenbeekse bevolking?

Patrick Thairet dacht dat het om een grap ging toen hij op vakantie gebeld werd door het Franse voetbalweekblad France Football. Een reportage over de terugkeer van RWDM in het profvoetbal in België? Pas toen ze een half uur met hem gepraat hadden, geloofde hij het echt. Het geeft aan, zegt hij, hoe de mythe RWDM nog leeft, ook in het buitenland, al is de Belgische 1B nu ook weer niet de Premier League.

Ik heb dit kind helpen geboren worden en leren lopen. Straks moet het op eigen benen staan.’ Thierry Dailly, tot nu enig aandeelhouder

Thairet drinkt zijn pintje in Le Nouveau Daring, één van de legendarische supporterscafés in rood en zwart, minder dan een kilometer van het Edmond Machtensstadion en aan de overkant van de brede Mettewielaan die vanaf de basiliek van Koekelberg richting Anderlecht kronkelt. Hij is, net als Jan Boskamp, één van de iconen van de Brusselse club die in feite maar 30 jaar bestaan heeft, vanaf de fusie tussen Daring Molenbeek en Racing White in 1973 tot het failliet begin 2002. Boskamp maakte de gloriejaren mee, de landstitel in 1975 en de halve finale van de toenmalige UEFA Cup in 1977.

Toen Thairet in 1980 vanuit de eigen jeugd in het eerste elftal belandde, had RWDM net zijn laatste podiumplaats behaald. Het werd derde van België in 1979/80, vanaf dan ging het langzaam bergaf.

Thairet was in 1968 begonnen met voetballen bij wat toen nog Daring Molenbeek heette en sloot bij RWDM zijn actieve voetballoopbaan af in 1995. Een echte clubman, quoi. Van april tot september 2001 was hij er ook trainer toen de club zijn laatste fase beleefde. Hij bracht Molenbeek terug naar eerste klasse, maar maakte het failliet net niet mee, wegens al ontslagen in september na een moeilijke 1 op 21. Verbaasd dat de club moest stoppen was hij niet: ‘Bij de promotie ging RWDM al gebukt onder de schulden. Maar de toenmalige voorzitter Eric De Prins bleef hopen op nieuwe investeerders. Die kwamen niet. We hadden toen moeten doen wat KV Mechelen een jaar later deed: in derde klasse met eigen middelen de zaak weer opstarten.’

Voorzitter Thierry Dailly: 'We moeten zien dat we niet meer uitgeven dan we in kas hebben.'
Voorzitter Thierry Dailly: ‘We moeten zien dat we niet meer uitgeven dan we in kas hebben.’© BELGAIMAGE – LAURIE DIEFFEMBACQ

Toenmalig burgemeester Philippe Moureaux, vader van de huidige burgemeester Catherine, wilde voorkomen dat het stadion een ruïne werd en de jeugdschool zou worden opgedoekt en hij haalde bouwondernemer Johan Vermeersch terug. De voormalige speler, trainer en bestuurder van RWDM verhuisde met tweedeklasser Strombeek naar Molenbeek en veranderde de naam in FC Brussels: een nieuwe start met een neutrale naam om in de hoofdstad met zijn duizenden bedrijven nieuwe sponsors aan te trekken. In het begin kwamen velen nieuwsgierig kijken, maar echt aanslaan deed het project niet, zag ook Thairet. ‘Vermeersch wilde alles alleen doen, maar als je extra investeerders wil, moet je in ruil voor dat geld een deel van je macht afstaan. De macht delen wilde Vermeersch niet. Dat zal hier straks wel moeten: voetbal is er sindsdien alleen maar duurder op geworden.’

Er is nog een reden waarom volgens Thairet het project Brussels mislukte: ‘Zonder die vier letters lukt het niet. ‘R-W-D-M, dat zijn de vier magische letters voor het succes.’

Vandaag ziet hij het wel zitten, met al die oude supporters die terugkeren, sommigen met hun zonen. Maar op één vraag heeft hij geen antwoord: hoe komt het dat de nieuwe Molenbekenaren, de inwoners van Laag-Molenbeek, niet of amper vertegenwoordigd zijn in de tribunes? ‘Onze jeugdspelers komen wel uit Laag-Molenbeek, die komen kijken met hun familie en vrienden, maar het klopt dat er weinig nieuwe Molenbekenaren in de tribune zitten. Wel veel mensen uit het Pajottenland, Nederlandstaligen.’

Veel jeugdspelers zoals hij destijds, of Franky Van der Elsts moeten de fans dit seizoen nog niet verwachten, zegt Thairet, die vandaag net als tussen 1993 en 2000 opnieuw technisch directeur van de jeugdschool is. ‘Het duurt minstens tien jaar eer iemand helemaal vanaf de jongste reeksen klaar is voor het eerste elftal. Om echt iemand van jongsaf aan naar de eerste ploeg te krijgen, duurt het nog vijf jaar. Je moet weten: toen we hier opnieuw begonnen, was er niets meer, geen enkele speler. Zo lang we niet de Elitestatus bij de jeugd hadden, verloren we elk jaar onze beteren. Die trokken naar OH Leuven, AA Gent of Anderlecht. Nu we weer in de Elite spelen hebben we kans om de goeie te houden.’

Besiktas

Even voorbij Le Nouveau Daring is er nog zo’n legendarisch supporterscafé: Au Bon Coin, met een oude vlag van den Daring aan een raam op de eerste verdieping en een spandoek met een scherp gezicht van Boskamp, nog met halflang haar. Dit is het voormalige lokaal van de legendarische supportersclub De Bolhoeden die vaak mee op de RWDM-foto’s prijkten. De uitbater biedt zijn bezoekers iets te drinken aan. ‘Dit is één van de laatste echte Belgische café’s in Molenbeek’, zegt hij veelbetekenend.

Dit is Hoog-Molenbeek, de beter verzorgde kant van de gemeente, waar je naast het Marie-José Park zelfs een aantal sjieke huizen hebt, veel groen en verzorgde trottoirs. Waar de hijskranen nieuwe wijken optrekken, en waar de blanke bewoners nog in de meerderheid zijn.

Hier is RWDM alom vertegenwoordigd. Naarmate je langs de steeds smaller wordende Gentse Steenweg afdaalt naar het kanaal dat de grens vormt met Brussel-stad, vallen verwijzingen naar de club weg en verandert het straatbeeld. Geen Nederlandstaligen- en ook steeds minder Franstalige opschriften bij de handelszaken, wel steeds meer Arabische. Dit is Laag-Molenbeek, waar de bevolkingssamenstelling anders is en waar RWDM alleen een begrip is onder de vele jeugdspelers die hier vandaan komen. De traditionele fan van RWDM is blank, vaak ook Nederlandstalig, en komt voor een deel uit het Pajottenland.

Hoe komt het dat de supporterssamenstelling niet mee is geëvolueerd met de verandering van de bevolking? Heeft het met de biercultuur in de volkstribunes te maken, met het vader-op-zoon-gebeuren waarmee en club zijn supportersbestand vernieuwt, of komt het gewoon omdat in het Edmond Machtensstadion de afgelopen decennia nog zelden topvoetbal geserveerd werd? Twee keer nog liep het stadion vol de afgelopen 30 jaar: toen RWDM in 1996 zijn laatste Europese thuiswedstrijd speelde tegen het Turkse Besiktas en de tribunes vol Turkse fans zaten, en bij één van de laatste derby’s in de hoogste klasse, tussen FC Brussels en de paarswitten van een paar kilometer verder.

Het gemeenteplein, het hart van Molenbeek.
Het gemeenteplein, het hart van Molenbeek.© BELGAIMAGE – LAURIE DIEFFEMBACQ

Volkser, rauwer

Eén van de lokale sponsors van de club is Brasserie Les Trappistes, een mooie art-deco-eetgelegenheid op het kruispunt van de Edmond Machtensstraat en de Gentse Steenweg. Ze ligt nog net binnen Hoog-Molenbeek, op een paar honderd meter van de metro- en de spoorlijn die van het Weststation aan de grens met Anderlecht naar het noorden de scheiding vormt tussen het armere Laag-Molenbeek met zijn dichtbevolkte wijken en het groenere, sjiekere Hoog-Molenbeek. Hier, op acht minuten wandelen naar het Edmond Machtensstadion, vertelt Matthias Kremer (40), een Nederlandstalige Brusselaar die een paar jaar geleden van Laag- naar Hoog-Molenbeek verhuisde, hoe hij in 1992 zijn eerste thuismatch bijwoonde: ‘Met 1-2 verloren van Charleroi, maar ik was verkocht. Mijn broers supporterden voor Anderlecht, maar dat vond ik te makkelijk, die wonnen altijd. Ik wou iets anders, en dat vond ik bij RWDM. De sfeer was volkser, rauwer.’ Hij was er nog bij de thuiswedstrijden in het laatste seizoen 2001-2002, en bij zelfs bij FC Brussels. ‘Ook al waren we toen met steeds minder.’

Weet je waar ik blij om ben? Dat ze nog geen grote naam gekocht hebben waarvan je je afvraagt: hoe gaan ze die betalen?’ Matthias Kenen, supporter sinds 1992

Tot zes jaar geleden die oproep kwam op Facebook voor een vergadering op de Sippelberg. De vraag was: stel je voor dat we opnieuw beginnen onder de naam RWDM? Ook hij was er, verbaasd daar zo veel volk te zien, zo’n 500 man. ‘Iedereen was verbaasd door het enthousiasme, en om zo veel oude bekenden van lang geleden te zien.’ Hij was er bij op Asse-Zellik, de eerste bekerwedstrijd tegen Stekene, samen met zo’n 800 anderen, ouderen maar ook nieuwen die RWDM nooit hadden zien voetballen. Later waren er de verplaatsingen, met 300 à 500 man, de kampioenenmatch in tweede amateur op Olympic met meer dan 2000 Molenbekenaren.

Veel verwacht Kremer niet van het eerste seizoen in het betaald voetbal: ‘Als we voor Seraing kunnen blijven en drie keer van Union winnen, is ons seizoen goed.’ Het is op dat moment nog niet bekend dat ook Lierse en de U23 van Club Brugge in 1B zullen uitkomen.

In de nieuwe sterke man, Thierry Dailly, heeft hij wel vertrouwen: ‘Op voorwaarde dat hij niet te zot doet, geen te grote stappen zet. Weet je waar ik nu blij om ben? Dat ze nog geen grote naam gekocht hebben. Zo één waarbij je spontaan denkt: hoe gaan ze die nu weer betalen?’

Drainage

Achter het Edmond Machtensstadion trainen de spelers, met op de achtergrond de grote appartementsblokken die Jean-Baptiste L’Ecluse, de man onder wiens leiding RWDM hoge toppen scheerde, hier in de jaren zeventig optrok. Vanuit de businessseats boven in nieuwe hoofdtribune, genoemd naar Raymond Goethals, ziet Thierry Dailly (52) ze bezig. Fier wijst de sterke man van de club naar de vernieuwde grasmat, één zoals RWDM er nooit één had, met dank aan de drainage die werd aangelegd. ‘Niet vernieuwd; aangelegd’, benadrukt hij. ‘Ongelofelijk dat hier voorheen nooit een drainage was.’

Dailly groeide in Molenbeek op, aan de Sippelberg waar zijn vader cafévoetbal speelde. Op zijn zesde verhuisde hij met zijn moeder naar Ruisbroek, om later naar Brussel terug te keren en er voor Union te voetballen in derde en tweede klasse. Op vraag van Johan Vermeersch werkte hij 2,5 jaar als manager bij FC Brussels, maar dat project sloeg niet aan.

In juni 2014 zag hij op vakantie een berichtje dat enkele sympathisanten een vergadering belegden om na te gaan of het oude RWDM zou kunnen heropgestart worden. Hij schrok dat er zo veel mensen aanwezig waren die avond: ‘Maar er was geen project, alleen veel goeie wil.’ Uiteindelijk beslisten vijf kandidaatinvesteerders om er vol voor te gaan. Maar nadat de initiatiefnemers botsten met de gemeente (die het stadion al had beloofd aan White Star) trokken ze zich één na één terug. ‘Op 9 juni belde de laatst overgebleven kandidaat me op: ‘Thierry, laten we het project in de koelkast stoppen.’ ’s Anderdaags besliste ik alleen voort te doen en zelf een stamnummer te kopen.’ Een afspraak met Waterloo liep op niets uit, met Standaard Wetteren dat fuseert met Racing Wetteren/Kwatrecht lukte het wel. Dus is 5479, het vroegere stamnummer van Wetteren, nog steeds het stamnummer van RWDM, al is het de bedoeling om hun vroegere nummer 47 terug te krijgen.

Molenbeek is vandaag een gemeente met 95.000 inwoners.
Molenbeek is vandaag een gemeente met 95.000 inwoners.© BELGAIMAGE – LAURIE DIEFFEMBACQ

De opstart was een meeting met de fans op de Sippelberg. Dailly had geen idee hoeveel man er zal opdagen. Het waren er bijna 600. ‘We hebben ter plaatse met een fotokopiemachine abonnementen gemaakt en er die avond 400 verkocht. Dat was de start.’

Een eerste indruk van wat hem te wachten stond, kreeg Dailly al in de allereerste oefenwedstrijd, in het Westvlaamse polderdorp Oudenburg, waar RWDM tegen het Cercle Brugge van Fred Vanderbiest spart: een Brusselaar met een verleden bij RWDM en Brussels. In Oudenburg aangekomen kreeg Dailly een telefoontje dat er ‘veel’ fans onderweg waren, wel drie of vier autobussen. ‘Uiteindelijk stond daar 600 man, waarvan 400 uit Brussel. Meer dan 100 kilometer voor een match van twee keer niets. Daar ging het haar op mijn armen van recht staan. Kiekenbisch, zoals ze hier in Brussel zeggen.’

De eerste bekermatchen die op het terrein van Asse-Zellik werden afgewerkt (RWDM mocht nog niet in het Edmond Machtensstadion aantreden toen) trokken ruim 800 man, Dailly herinnert zich een verplaatsing naar het verre Virton met 500 Brusselse fans. Op 17 oktober 2015 verloor RWDM wel zijn eerste wedstrijd in het Edmond Machtensstadion tegen Sterrebeek, maar het fenomeen RWDM had gewonnen, er was meer dan 3000 man, een aantal waar White Star Bruxelles alleen maar kon van dromen. Het gemiddelde dat jaar schommelde tussen 3000 en 4000. Dailly herinnert zich met name een uitmatch op een zaterdagavond naar Profondeville. ‘Daar speelden we midden in het bos een match, met amper verlichting. We zijn daar fantastisch ontvangen. Met de match tegen ons hadden ze meteen hun budget voor dat seizoen rond, vertelde hun bestuur.’

Redt RWDM 2.0 het, met alle respect voor de warme en nostalgische verhalen van de voorbije zes jaar, straks wel in het profvoetbal? Dailly hoopt van wel: ‘Vorig jaar waren we al quasi een profploeg, het seizoen daarvoor was al de helft van de spelers prof. We moeten alleen zien dat we niet meer uitgeven dan we in kas hebben.’ Het sportief budget bedraagt 1,2 miljoen euro, het totale budget stijgt van 1,8 miljoen vorig seizoen naar iets meer dan 2,5 miljoen. Voorlopig is Dailly nog altijd de enige aandeelhouder. ‘Maar ik besef dat, als we willen groeien, ik moet openstaan voor andere investeerders’, zegt hij, afwisselend in het Nederlands en het Frans, als een echte ‘oude’ Brusselaar. ‘ Pour grandir, il faut investir. Ik heb dit kind helpen geboren worden, heb het leren lopen, straks moet het alleen op eigen benen kunnen staan, zonder mij. Ik heb een gezonde club, zonder schulden, dus kan ik kiezen wie ik toe laat qua investeerders.’

Cafés zonder bier

Het oude hart van Molenbeek is vandaag een gemeente met 95.000 inwoners dat na Brussel-Stad, Schaarbeek en Anderlecht de vierde meest bevolkte van de 19 Brusselse gemeentes is aan het kanaal ligt dat de gemeente scheidt van Brussel-stad. Toen het kanaal van Charleroi hier in 1832 doorgetrokken werd en de verbinding van het Henegouwse steenkoolbekken met Antwerpen en de zee vormde, vestigden zich hier tal van bedrijven, waardoor Molenbeek het Manchester van het vasteland genoemd werd.

Vanaf 1973, één jaar voor de plaatselijke voetbalclub zijn beste jaar beleefde, leidde de oliecrisis de sluitingen en het vertrek van bedrijven in, zegt Christophe Devriendt, zelf aangespoeld vanuit Bornem en nu als inwoner van Molenbeek organisator van stadswandelingen door de gemeente en de stad Brussel. De meeste manufacturen staan al langer leeg en worden vandaag bevolkt door kunstenaars, zijn omgevormd in lofts voor nieuwe, iets meer gegoede bewoners of opgekocht door hotels, zoals Hotel Meininger en Hotel Belvue. Die laatste staat op de plek waar vroeger brouwerij Belle-Vue was en waar Constant Vanden Stock en Philippe Collin ook spelers en journalisten ontvingen.

Dit jaar verdwijnt ook de hoofdvesting van Delhaize, dat wel in Charleroi werd opgericht maar vanaf 1871 vanuit Molenbeek opereerde in wat nog steeds de Delhaizestraat heet, met tal van huizen voor de werknemers die door het bedrijf opgericht werden.

Aan het kanaal ligt ook het museum van de industriële glorieperiode. Hier vertrok op 5 mei 1835 de eerste continentale spoorlijn, van Brussel naar Mechelen. De cafécultuur die je in de buurt van het stadion hebt, vind je hier niet. Rond de Sint-Jan-De-Doperkerk die in 1935 in vijftien maanden opgetrokken werd drinkt men op terrassen thee en koffie. Op de hoek van het gemeenteplein wil men na een tijdelijk ontmoetingscentrum (Brass’Art) nu een echt café openen waar ook alcohol geschonken wordt, maar door de coronacrisis is dat er nog niet van gekomen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content