Een harmonieus leven, vijf keer Belgisch kampioen en vijf keer de crosscup gewonnen. Meer heeft Tom Van Hooste (31) niet nodig om al zijn wensen vervuld te zien. Of toch. Een fijne marathon, dát mag ook nog.

Weemoedig mooi sluiert de herfst over de polders. Velden, tot vér achter de horizon, omgeploegd in dikke, zwarte kluiten. Zacht strijklicht tussen de bomen : de najaarszon laat – weids en oneindig – roest, rood en goud uit het landschap oplichten. Schril contrast met de kilgrijze dampen die opstijgen uit het labyrint van de nabijgelegen Antwerpse petrochemie. De Klinge is een deelgemeente van Sint-Gillis-Waas. Het einde van de wereld lijkt niet veraf ; Nederland ligt vlakbij. Hier heerst nog minstens honderd jaar rust. Buiten is het koud, maar als je de pittoreske woning van Tom Van Hooste binnenstapt, overvalt je de warmte van het gezinsleven. Kinderen worden hier gekoesterd, dat is duidelijk. En û o fantastisch û een houtkachel knettert. Schitterend seizoen, de herfst.

Tom Van Hooste : “Leuke tijd, ja… (lacht) ! Zodra de blaadjes van de bomen beginnen te vallen, voel ik mij inderdaad beter. Herfst en lente zijn mijn lievelingsseizoenen : dat klimaat ligt mij het best. De winter vind ik ook wat naar de koude kant, maar tegen de zomer kan ik helemáál niet. Ik word er niet goed van, eens de temperaturen in de buurt van 25 graden komen. Of ik dan een vreselijke zomer achter de rug heb ? God, ja ! Eén om rap te vergeten… (Lacht.) Ik slaap minder goed, ik train minder goed, afijn : ik functioneer gewoon minder als het warm is. Maar eens de herfst nadert, begint het te kriebelen. Andere mensen worden melancholisch en droefgeestig van de herfst, schijnt het, maar ik heb er totaal geen problemen mee. Temperaturen die zakken, bladeren die vallen, de hele sfeer die er hangt : dat geeft mij het gevoel van : de crossen zijn op komst. Eigenlijk zou ik een zomerslaap moeten kunnen houden om pas tegen het najaar in volle kracht te ontwaken.”

Is dat altijd al zo geweest ?

“Eigenlijk wel, ja. Als kind al : heel snel verbranden in de zomer. Nu nog trouwens. Maar in de winter zat ik weinig in huis, ik was altijd buiten, actief bezig : als tien-, twaalfjarige ging ik veel houthakken, bijvoorbeeld. Of ik trok erop uit met onze hond. Verbazend genoeg had ik toen geen last van winterverkoudheden, die zijn pas opgekomen sinds ik begon te lopen. Vroeger was ik nooit ziek. Nooit. Maar als atleet leef je natuurlijk dichter tegen de limiet van je reserves. De laatste jaren heb ik drie keer gesukkeld met een keelontsteking.”

Was die voorliefde voor de herfst ook de reden waarom je je vooral toelegt op veldlopen ?

“Ik doe het inderdaad liever. Ik ben altijd graag buiten geweest, maar de zomer geeft mij minder een gevoel van vrijheid. Op de piste zit je vast aan die rondjes, je fixeert je op tijden. Veldlopen is buiten, in de vrije natuur, op een zachtere ondergrond, veel aangenamer. Pas op : de laatste jaren heb ik telkens wel geprobéérd om op de piste mijn plan te trekken. Deze zomer was de eerste keer dat ik écht in vorm zat, maar dan kwam die keelontsteking roet in het eten gooien.”

Is het cross-seizoen voor jou niet stresserender ? Tenslotte ben je al een paar jaar de te kloppen man. Of is het juist rustgevend omdat je er meer in je ‘natuurlijke biotoop’ mag lopen ?

“Dat laatste, denk ik. Veldlopen voel ik meer aan als ontspanning. Ook al heb ik er meer druk, want in feite moét ik in de crossen altijd winnen. In de zomer niet, dan loop je toch vooral tegen de tijd. En da’s een druk waar ik minder goed mee omkan dan met de druk in het veldlopen. Voor het BK cross bijvoorbeeld voel ik géén stress. Gek eigenlijk, hé. Ik voel me er gewoon goed bij, ik ben er ook vrij gerust in. Bij het veldlopen vertrek ik altijd met het gevoel van : ik heb er alles voor gedaan, ik hoef me geen zorgen te maken, want ik heb me niets te verwijten. Ook al doe ik er in de zomer óók alles voor, toch kom ik sneller onder druk. Waarom ? Ik weet het niet. Misschien omdat ik totnogtoe nooit écht goed gepresteerd heb in het zomerseizoen, ik was altijd wel ziek of geblesseerd.”

Kijken je tegenstanders ondertussen anders tegen je aan ?

“Tot een jaar of vijf geleden was ik een meeloper, die af en toe voor een uitschieter zorgde. Maar sinds een jaar of vier haal ik een constant niveau en nu û zeker het laatste jaar û kijkt men wél naar mij op. Te veel zelfs. Om maar een voorbeeld te geven : als ik écht doortrek, ook al zit ik zelf op mijn limiet, hup, dan laten ze me gaan. Er is toch niets aan te doen. Op die manier heb ik mijn derde titel gehaald. Ik had vooraf aangekondigd dat ik niet goed zat, ze wisten het dus. Maar ik probeerde héél vroeg aan te vallen, om de tegenstanders zand in de ogen te strooien. Ik vertrok op een tempo waarvan ik zeker was dat ik het geen hele koers kon volhouden. Vier jaar geleden had niemand mij laten lopen. Nu wel. Dat maakt het ietske gemakkelijker (lacht).”

Hoe komt het dat je de laatste jaren nauwelijks nog geblesseerd raakt ?

“Eigenlijk is mijn lichaam tijdens mijn jeugd een beetje kapotgemaakt. Wat vonden mensen vroeger gezond ? Koeienmelk en eieren. Wat kwam van moeder natuur, kon niet slecht zijn. Je kent dat, hé : thuis een koe en een varken hebben, zelf slachten en een stukske vlees meer of minder, dat kon toch geen kwaad. Zo heb ik tot mijn 17de geleefd en gegeten, en daardoor heb ik mijn lichaam min of meer kapotgemaakt. Want achteraf blijken die zaken slecht voor de lever, slecht ook voor de algemene functies van het lichaam. Daardoor heb ik drie stressfracturen gekend, knieproblemen ook.

“Uiteindelijk ben ik bij een osteopaat terechtgekomen, Jan Jacobs, en die heeft mijn hele voedingssysteem veranderd. Eerst geloofde ik er niet in : ik mocht geen tomaten meer eten, geen appelsienen, geen koeienmelk û en daar dronk ik per dag toch al gauw anderhalve liter van – en eieren moest ik weglaten. Heel extreem was het nog niet, maar ik moest toch mijn voedingsgewoonten serieus omdraaien. Ik weet nog dat ik dacht : allez jong, dat komt van de kippen, van de koeien, uit de natuur… Maar al na een paar maanden voelde ik dat het mij beter ging : ik werd veel minder snel stijf na een zware inspanning, bijvoorbeeld. En zo ben ik in die man beginnen geloven. Hij waarschuwde mij er wel voor dat ik geduld moest oefenen : volgens hem zou ik nog tien jaar lang vooruitgang boeken, ook al bleef ik op dezelfde manier trainen. Zolang duurt het vooraleer je lichaam helemaal perfect afgesteld staat. Want zolang je lichaam niet honderd procent in orde is, stapelen er zich tijdens het lopen afvalstoffen op. En op een bepaald ogenblik blokkeer je. Maar hoe beter je afvalstoffen kan verwijderen, hoe beter en makkelijker je loopt. En dat blijkt : elk jaar worden mijn tijden én mijn lactaattesten beter.”

Maar bij sommige recepten fronsen mensen toch wel eens de wenkbrauwen. Wat kwam je vorig jaar op televisie ook weer uitleggen ?

“Ah, mijn ontbijt… Het bestaat uit gemalen boekweit. Vérs gemalen, hé. Ik heb hier alle ingrediënten in korrelvorm staan, en die maal ik zelf. Vroeger deed ik dat gewoon met een koffiemolen, maar die is eraan kapotgegaan (lacht). Nu heb ik een speciaal machientje. Het recept is dus : één soeplepel gemalen boekweit, een soeplepel gemalen spelt, een soeplepel lijnzaad, een soeplepel gemalen noten û géén pindanoten, die bevatten de verkeerde vetten û en daarbij soja-eiwitpoeder, lijnzaadolie en sojamelk. En een koffielepel honing om de smaak toch een beetje aangenaam te maken (lacht). Honing maakt het zoeter, en bevat toch geen slechte suikers. Daar een stukske fruit bij : dat is mijn ontbijt. Ook vóór wedstrijden eet ik alleen dat. Niets anders. Veertien dagen geleden heb ik op die voeding nog een halve marathon gelopen. Dat ging vree goed. Naar verluidt is die mengeling zo goed omdat alles vérs gemalen is. Alle voedingsstoffen zitten er nog in en het zijn ook de beste koolhydraten.”

Is het ook lekker ?

“Eerlijk gezegd eet ik soms liever een boterham of cornflakes. Maar slecht is het zeker niet. Soms maak ik ook een dressing û op dezelfde basis û om over mijn groenten te gieten. Want groenten en koolhydraten mag je combineren. Groenten en vlees ook, maar géén koolhydraten met vlees. Twee soeplepels soja-eiwitpoeder, drie soeplepels lijnzaadolie, drie soeplepels sojamelk, dan een kleine koffielepel mosterd : dát allemaal mengen en over uw eten kappen. Ik kan u zeggen : dat is niet te eten !”

Kan je begrijpen dat sommigen zeggen : “Die Van Hooste : niet normaal.”

“Tuurlijk. Absoluut. Ik kan best begrijpen dat sommige mensen helemaal niet geloven in de heilzame werking van die alternatieve voeding. Ieder zijn mening. Maar ik vind : als ik me er goed bij voel, moet ik het doen. ’t Is wel grappig dat ik daardoor bekend ben. Als iemand me op straat herkent, zeggen ze bijna altijd : jij bent toch die met zijn kookpotten (grijnst) ?

“Overigens, wist je dat ik al navolging krijg ? Daarnet kwam Tom Steels hier binnen. Hij rijdt met de fiets vanuit Nieuwkerken hiernaartoe en gaat dan een uur lopen. Tom heeft û net als ik û klierkoorts gehad en ik heb hem in contact gebracht met een homeopaat. Die werkt volgens een Russische methode, de Killianmethode, om de naweeën van klierkoorts te behandelen. Hij maakt een soort foto van je vingertoppen, daaruit kan hij afleiden welk gedeelte van je lichaam blokkeert door de ziekte. Elke vinger staat namelijk voor een bepaalde vitale functie. Met gewoon bloedonderzoek kan je dat niet vaststellen. Welnu, Tom had onlangs ook mijn mueslipap als ontbijt genomen, en door omstandigheden was hij daarna niet meer tot eten gekomen. Hij had verwacht dat hij zo maar energie zou hebben voor een uurtje of twee trainen, maar neen : hij had zijn gewone training van vier uur kunnen afwerken.”

Je hebt nu al drie keer de crosscup gewonnen, je bent drie keer Belgisch kampioen. Blijft de motivatie nog even groot ?

“Toch wel. Akkoord, de eerste keer blijft speciaal, maar er zijn er al niet veel die erin geslaagd zijn alles drie keer te winnen. Dus wil ik nu een vierde keer. En liefst vier op een rij. Zodat ik achteraf kan zeggen : kijk, die jaren was ík gewoon de beste. Dat motiveert me nog. Internationaal wil ik ook beter doen dan mijn achtste plaats op het Europees kampioenschap. En op het wereldkampioenschap is mijn beste een twintigste plaats. Toptwintig is goed, maar ik wil er een ééntje voor zien staan. In wedstrijden van de crosscup vertrek ik ook niet meer met de bedoeling om eerste Belg te worden. Ik ga nu naar Zwijnaarde om de koers te winnen.”

En op langere termijn ?

(Zonder aarzelen 🙂 Ik wil vijf keer kampioen worden. Vijf keer de crosscup winnen. Mijn topachtplaats op het EK wil ik ook nog graag verbeteren. En ik droom van een marathon onder de 2 uur 10. Da’s eigenlijk mijn grootste droom. Twee jaar geleden heb ik in Rotterdam een marathon gelopen : opgegeven op minder dan twee kilometer van het einde. Ik ging er voor een eindtijd van 2 uur 12. Tot kilometer 37 zat ik op schema, dan kreeg ik een klop. Op kilometer 40 wou ik nog wat drinken en ik kon maar de helft binnenhouden. Toen wist ik : hé, dat is hier niet gezond. Uiteindelijk vind ik : finishen in 2 uur 16 of opgeven, da’s hetzelfde, als je doel 2 uur 12 is. Maar de marathon is het mooiste dat er bestaat : gewoon blijven lopen û ik vind het helemaal niet afzien û en plots is het gedaan. Batterij leeg. Je vertrekt op een tempo waarvan je denkt : dit kan ik uren volhouden en plots blokkeren je benen. Niet leuk om mee te maken, maar anderzijds toch ook prachtig. Toen ik opgaf, twee jaar geleden, was mijn eerste reactie : ik wil ooit nog marathons lopen. Er heerst ook een schitterende sfeer, plezanter dan in het veldlopen. In de cross zijn je tegenstanders je vijanden, in de marathon zijn het bondgenoten. Want hoe langer je kan samenlopen, hoe beter. Als je drinken mist en iemand heeft nog wat over, zal die altijd delen. Loop je samen naar een bocht, dan zal de ene beleefd plaatsmaken voor de andere ; in het veldlopen snij je dan mekaar de pas af. Marathon is een beetje broederlijk. De limiet voor de Spelen is 2 uur 9 minuten 45 seconden. Scherp. Begin april zal ik lactaattesten ondergaan. Als Jan Olbrecht me zegt dat er 2 uur 12 inzit, doe ik het niet. Als er een kansje bestaat op 2 uur 10, probeer ik het waarschijnlijk wél.

“Want naar de Olympische Spelen zou ik natuurlijk ook wel graag gaan, in principe op 10.000 meter. Maar het probleem daar is dat je twee keer je limiettijd moet lopen. En je vindt zelden twee goeie meetings op 10.000.”

Dan toch maar de marathon ?

“Athene, jong, weet je hoe warm het daar is ? ! 35 graden. Allez, denk eens na… (luide lach).”

door Kris Croonen

‘Als de herfst nadert, begint het te kriebelen bij mij.”Als ik me goed voel bij alternatieve voeding, moet ik het gewoon doen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content