Christophe Lauwers (31), net begonnen aan zijn vijftiende jaar als profvoetballer, blikt terug op een bewogen carrière. ‘Die wedstrijden met de nationale ploeg kunnen ze me niet meer afnemen.’

Cercle Brugge (1983/96)

Snel, slim, koel, onvoorspelbaar, dribbelvaardig, wendbaar, technisch, tweevoetig : Christophe Lauwers is de meest productieve Belgische spits. (Voetbal Magazine, 28 februari 1996)

Christophe Lauwers doorliep bij Cercle Brugge alle jeugdreeksen. Het was de Nederlandse coach Han Grijzenhout die hem tijdens het seizoen 1990/91 in de A-kern opnam. “In januari gebeurde dat – ik was achttien – maar in februari of maart werd Grijzenhout al aan de deur gezet. Veel maakte mij dat op dat moment niet uit : ik hoorde bij de groep en voelde me daar gelukkig mee.”

Na Henk Houwaart en Georges Leekens (“Leekens was een toptrainer : hij behandelde iedereen op voet van gelijkheid. Onder Houwaart was er minder discipline, maar ook hij kon een zet doen waardoor een wedstrijd kantelde.”) kreeg Lauwers zijn laatste twee seizoenen bij Cercle – zijn meest succesvolle, “en meteen ook de meest succesvolle in mijn carrière” – de toen debuterende Jerko Tipuric als trainer. “Tipuric praatte veel met mij, gaf me raad. Net als Josip Weber.” Weber, de man die hij met brio opvolgde. “We hadden dezelfde stijl : snel, gevaarlijk voor doel, de diepte induiken en het in de zestien meter afmaken. Het was een zware erfenis om na Weber te komen, maar het lukte wonderbaarlijk goed.”

Tijdens het seizoen 1994/95 maakte Lauwers 15 doelpunten, een jaar later zelfs 19. Nét niet voldoende om topschutter van de competitie te worden, op de laatste speeldag onttroonde Mario Stanic hem nog. “We eindigden als achtste en speelden de bekerfinale, en ook naast het veld kwamen we bijzonder goed overeen. De kern bestond dan ook hoofdzakelijk uit jongens van de streek : Yves Feys, Bert Lamaire, Kurt Soenens, Björn Renty, Geoffrey Claeys… Dat was echt uitzonderlijk, het klikte. Samen met Oostende vorig jaar qua sfeer de mooiste tijd.”

Lauwers beëindigde zijn periode bij Cercle met een dubbel gevoel. “Blijdschap omdat mijn prestaties beloond werden met twee nationale selecties en ontgoocheling wegens het missen van de bekerfinale. Ik blijf erbij dat die gele kaart tegen Antwerp onterecht was. ( Zucht.) Zogezegd een Schwalbe, terwijl ik een fout mee moest krijgen… Dan stort je wereld in, hoor. Desondanks ontvluchtte in mijn verantwoordelijkheid niet en nam ik in de verlengingen de strafschop van de beslissing. Dat was wel even pfff ( klopt op zijn borstkas). Zenuwen, man. Wim Kooiman, een speler met zoveel ervaring, kwam me achteraf zeggen : ‘Ik had hem niet durven trappen.’ Op het moment dat de strafschop gefloten werd, stond ik daar ook plots helemaal alleen in de buurt van de bal.”

In de aanloop naar de bekerfinale kon hij de teleurstelling van er niet bij te zijn even van zich afzetten. “Die wedstrijden met de nationale ploeg kunnen ze me niet meer afnemen. Dat blijft voor mij de mooiste herinnering uit mijn carrière.”

E. Aalst (1996/12-98)

De verwachtingen in Christophe Lauwers liggen zeer hoog. Het kritische publiek in Aalst zal enkel tevreden zijn als hij hetzelfde niveau haalt als bij Cercle. (Gazet van Antwerpen, 26 juli 1996, onder de titel ‘De juiste keuze van Christophe Lauwers’)

Nog geen 24 jaar en twee keer Rode Duivel, máár een vervolg kwam er niet. Eendracht Aalst bleek niét de juiste keuze voor Christophe Lauwers. “Ik koos voor een ploeg die ambitie toonde, maar uiteindelijk moesten we een seizoen lang vechten tegen de degradatie. Spelers als Paas, Van Ankeren en Okpara vertrokken al snel toen de financiële problemen van de club bovenkwamen. Bijna topscorer, tweemaal international : de druk kwam volledig op mijn schouders terecht. In de heenronde scoorde ik nog tien keer, maar in de terugronde kwam daar maar één goaltje meer bij.”

Spijt ? “Achteraf kan je zeggen : waarom blijf je niet bij Cercle Brugge, een ploeg die dankzij die bekerfinale Europees speelt. Je denkt er wel eens aan dat je misschien nog langer bij de Rode Duivels had kunnen spelen, maar je mag daar ook niet te lang bij stil blijven staan. Je neemt een beslissing en je gaat er honderd procent voor. Dan moet je geen spijt hebben. Aalst was ambitieus – zoals ik al zei – en ook financieel lag het aanbod een stuk hoger.”

Achteraf kreeg hij het als een verwijt in het gezicht geslingerd. “Dat de club aan de grond zat, kwam doordat ik te zwaar op het budget woog, zo vertelden ze. Dat vond ik laag, het deed pijn. Zowel van Toulouse als van Ried kregen ze nog behoorlijk veel geld voor mij. Een groot deel van wat ze investeerden, recupereerden ze.”

Bij Eendracht Aalst denkt iedereen spontaan aan carnaval, maar veel te vieren viel er voor Lauwers dus niet. “Een groepssfeer zoals bij Cercle heerste er niet, het was meer ieder voor zich. Het was een komen en gaan van spelers, niet bevorderlijk uiteraard om een teamspirit te creëren. Maar carnaval ! Dat stond synoniem met twee dagen zwaar uitgaan. De ergste ? Florian Urban natuurlijk ! ’s Morgens op training stond hij daar al met een fles whisky ( imiteert het sappige Nederlands met Hongaarse tongval) : ‘Iedereen moet drinken van deze fles.’ ( Lacht.) Een speciaal figuur, die Urban. Zo zat ik een keer bij hem in de wagen, van het trainingscomplex naar het stadion. Hij had problemen met zijn vrouw en aan de telefoon begon hij daar zwaar te schelden in het Hongaars ( opnieuw in Hongaars Nederlands). ‘Ik ga ze vermoorden’, zei hij me toen hij de telefoon neergegooid had ( lacht). Hij zou zoiets nooit doen. Hij was misschien gek, maar had het hart op de juiste plaats.”

Toulouse (12-1998/99)

Christophe Lauwers, de gewezen spits van Eendracht Aalst, verkommert op de bank bij Toulouse. (Voetbal Magazine, 3 maart 1999)

Met Barry Hulshoff klikte het niet echt bij Aalst, bovendien sukkelde hij met een aantal kleine blessuurtjes. Op het einde van de heenronde in het seizoen 1998/99 speelde Lauwers nog twee sterke wedstrijden. “Tegen Club Brugge zaten mensen van Toulouse in de tribune. Op vijf dagen tijd was de transfer rond. Op dat moment toch een opluchting voor mij.”

Maar al gauw constateerde hij dat het niet zo goed zat. “De trainer die mij haalde, Guy Lacombe, kreeg al na drie weken zijn ontslag en werd opgevolgd door Alain Giresse. Die zei me meteen : ‘Ik ga spelen met de jongens van vorig jaar, je zal moeten wachten op je kans.’ Als mens was Giresse dát ( maakt een grote nul met zijn hand), maar zijn trainingen waren top : technische oefeningen, alles met de bal. Als voetballer ben ik er in Frankrijk absoluut op vooruitgegaan. Daarom beschouw ik het toch als een heel mooie ervaring.” Hoewel hij amper aan spelen toekwam. “Kan je als buitenlander geen echte meerwaarde bieden, dan kunnen ze evengoed voor de eigen jongens kiezen. In Frankrijk en in Oostenrijk gaan ze uit van dat principe. In België niet, dat vind ik jammer, ja.”

In die enkele wedstrijden die hij bij Toulouse meedeed, ‘amuseerde’ hij zich wel. “Je kan het technische voetbal van Frankrijk totaal niet vergelijken met het fysieke voetbal hier. Ik had de indruk dat ik veel meer vrijheid genoot, makkelijker kon spelen. Kan je in Frankrijk doorbreken, dan moet dat een ongelooflijk plezier zijn om er te voetballen.”

Ook naast het terrein verliep de aanpassing erg moeizaam. “Mijn vriendin, nu mijn vrouw, en ik woonden op een appartementje met een klein terrasje. We gingen dan ook veel buiten, maar de club raadde ons aan geen contact te leggen met de plaatselijke bevolking of met de supporters, omdat die ons dan constant zouden lastigvallen. De spelers gingen ook onderling niet weg. Nee, de stad en de club Toulouse zullen mij niet vaak meer zien.”

SV Ried (1999/02)

Na een mislukt Frans avontuur voetbalt Christophe Lauwers (27) nu voor de Oostenrijkse eersteklasser SV Ried. Hij voelt er zich zowel op als naast het terrein uitstekend thuis. “Ik kwam hier bij een kleine en familiale club terecht, die me doet terugdenken aan mijn tijd bij Cercle.” (Voetbal Magazine 15 september 1999)

In Ried zullen ze Lauwers nog wél terugzien. “SV Ried was een kleine vereniging. Ze pronostikeerden ons altijd als kandidaat-degradant, zoals Oostende nu ( grijnst). De eerste twee seizoenen draaiden we echter gezwind mee in de subtop. Het derde kregen we het iets moeilijker. Toen ik vertrok, zakten ze. De meeste ploegen degraderen pas als ik vertrek ( lacht). Dat was bij Cercle zo, bij Aalst, bij Ried.”

Hij scoorde er niet zo vlot als bij Cercle, maar dat kon ook niet, verdedigt Lauwers zich. “In mijn tweede seizoen bij Ried scoorde ik negen keer en was ik topschutter van de ploeg, in het derde vier, terwijl de beste doelpuntenmaker van Ried zes keer raak trof. Bovendien werd het spel in Cercle op mij afgesteld, in Oostenrijk niet. Ik kreeg er ook niet altijd evenveel vertrouwen en speelde vaak als terughangende aanvaller, niet diep in de spits. En, weet je, hoewel door velen als minderwaardig aangezien, kan ik getuigen dat de Oostenrijkse competitie nagenoeg eenzelfde niveau haalt als de Belgische.”

Lauwers en zijn vrouw Patsy woonden er graag, op het platteland. “We beschouwen Oostenrijk een beetje als ons tweede vaderland, ons oudste dochtertje Luna werd er geboren. En grote pinten, hé ( lacht). We onderhouden contacten met mensen van ginder en gaan er zeker nog een keer naartoe.”

Wezet (2002/3)

Christophe Lauwers verlaat op het einde van het seizoen transfervrij het Oostenrijkse Ried. De ex-aanvaller van Cercle Brugge en Eendracht Aalst wil opnieuw aan de slag in de Belgische hoogste klasse. (Het Nieuwsblad, 16 maart 2002)

Didier Frenay, Lauwers’ toenmalige manager, zwaaide met interesse van verschillende eersteklassers. “Maar concreet kon hij me niks voorleggen. Misschien had ik beter zelf onderhandeld, want mogelijk vormden financiële eisen een struikelblok, terwijl ikzélf daar alvast geen obsessie van maakte. Finaal zei ik : op het eerste beste bod ga ik in.”

Het werd er geen uit eerste, maar uit tweede klasse. “Iedereen zei tegen mij : ‘Je gaat toch niet in de Walen spelen, zeker ?’ Maar we pasten ons daar probleemloos aan, mijn vrouw kreeg ook een job van de club, allemaal heel correct. Alleen : het sportieve doel werd niet verwezenlijkt. Wezet had verscheidene spelers aangetrokken met eersteklasse-ervaring en hoopte op een eindrondeticket. We misten het nipt. De club had de lat allicht iets te hoog gelegd en ik mocht, zeg maar, moést vertrekken. Dan ben je blij dat je met de trainer, Gilbert Bodart, mee naar Oostende kan gaan, maar denk je tegelijk : bye bye, eerste klasse.”

KV Oostende (2003/ ?)

“Aan mijn toekomst na het voetbal denk ik nog niet echt. Eerst ga ik dit seizoen zoveel mogelijk genieten van mijn terugkeer in eerste klasse.” (Sport/Voetbal Magazine, 14 juli 2004)

Bye, bye, eerste klasse ? Nee, hoor welcome back in eerste klasse ! “Ongelooflijk. Zo’n seizoen kun je nooit meer beleven, we maakten het seizoen vol met vijftien spelers : uniek. We kenden geen ernstige blessures… Wel veel geschorsten, ja ( lacht). Twaalf rode kaarten en in de zeventig gele : niet slecht, hé ( lacht). Maar goed, na vijf speeldagen stonden we derde, na tien nog altijd en met nieuwjaar zelfs tweede. Dan laait de hoop weer op, hé. Vraag maar aan mijn vrouw, de spanning de laatste weken was immens. Dat moet geen twee keer voorvallen ( lacht).”

Spanning voor de promotie zal er dit seizoen niet heersen bij Oostende, maar voor de degradatie ? “Hoewel het pijn doet, kan ik erin komen dat ze dat van een nieuwkomer denken. Anderzijds geloof ik dat we niet minder sterk zullen staan dan veel andere ploegen. De basis begint achteraan : met Habran beschikken we over een betrouwbaar sluitstuk en met Okon over iemand die van achteruit een goede pass kan geven. Op het middenveld hebben we een paar balvaste spelers en voorin heb je dan nog iemand nodig die er tien, vijftien maakt. Zoko en Santalab kunnen ons daarin helpen.”

Lauwers zelf zal waarschijnlijk niet aan dat aantal komen, nu hij bij Oostende naar de rechterflank verhuisde. “Vorig seizoen scoorde ik op die positie toch nog elf keer. Het Torinstinct heb ik zeker nog niet volledig verloren. Ik voetbal nu meer in dienst van de ploeg dan vroeger, maar krijg óók appreciatie voor mijn werk van de trainer en de medemaats. Me druk maken over al dan niet scoren zal ik niet doen.”

Zegt de man die in februari 1996 (in Humo) nog liet optekenen : ‘In het voetbal is maar één vraag van belang : wie heeft gescoord ?’ “Juist, als spits is dat zo, maar ik ben nu geen spits meer, hé ( lacht).”

door Roel Van den broeck

‘Na Wezet kwam Oostende. Toen dacht ik wel : bye bye, eerste klasse.’

‘Als je in Frankrijk of Oostenrijk geen meerwaarde biedt, kiezen ze voor eigen jongens. In België niet.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content