Belgen breken potten in de Eredivisie. Niet alleen Moussa Dembélé wordt beschouwd als een topper, ook Sepp De Roover oogst lof.

Ondanks zijn jeugdige leeftijd (23) heeft Sepp De Roover behoorlijk wat ervaring. Met FC Groningen is hij toe aan zijn zesde club. De Roover kwam achtereenvolgens uit voor Willem II, Geel, PSV, FC Eindhoven en Sparta Rotterdam. Vooral bij degradatiekandidaat Sparta kon hij zich ten volle ontplooien. Onder trainer Wiljan Vloet speelde hij vorig seizoen alle wedstrijden, stond enkele keren in het wekelijkse sterrenteam van het blad Voetbal International en deed met zijn prestaties het vertrek van Davy De fauw (Roda JC) vergeten. Ook de Nederlandse media zwaaiden gul met het wierookvat. ‘Als een onuitputtelijke gladiator bestreek Sepp De Roover de rechtervleugel van Sparta’s strijdplan’, schreef de site ‘voetbalprimeur.nl’ lyrisch over De Roovers prestatie tegen AZ. Een transfer kon niet uitblijven. Dankzij een contractclausule, een handigheidje van zijn vorige manager Karel van Burik, kon De Roover voor een beperkte transfersom van 750.000 euro van Sparta Rotterdam naar FC Groningen overstappen. De subtopper haalde hem in ter vervanging van de Uruguayaan Bruno Silva die voor 3.750.000 euro naar Ajax vertrok.

Sepp De Roover: “Ik was negen toen ik van de jeugd van Geel naar Willem II ging. Anderlecht was ook een optie, maar Tilburg was praktischer, met de wagen ben je er vanuit Geel in 40 minuutjes. Natuurlijk was het ook een sportieve keuze: de jeugdopleiding van Willem II staat hoog aangeschreven. Ik ging ter voorbereiding naar enkele testdagen en was meteen overtuigd van de professionele werking. Mijn ouders hebben me nooit richting Nederland gepusht, ik wilde het zelf erg graag. Op mijn vijftiende had ik in Tilburg een dispuut met jeugdtrainer Patrick Cohen: ik speelde een leeftijdscategorie hoger en mocht daardoor zelden meedoen. Ondanks het feit dat hij me bij elke invalbeurt de huid vol schold, weigerde Cohen om me weer bij mijn eigen leeftijdsgroep te zetten. Mijn vader ( Dirk De Roover, nvdr) had er na een tijd genoeg van en besliste om me naar Geel terug te halen. Het was de enige beslissing in mijn carrière die ik niet zelf nam. Zonder dat conflict had ik wellicht nooit in België gevoetbald.”

Geleidelijke vooruitgang

Geel bleek nochtans een goeie keuze, toenmalig trainer Stéphane Demol liet je op je zeventiende debuteren.

“Inderdaad. Demol gunde me een invalbeurt tijdens een wedstrijd tegen Cercle Brugge en sindsdien kreeg ik een basisplaats als rechtse flankaanvaller in een 4-3-3 of als nummer tien. Een compliment voor Demol, hij gooide me meteen in de strijd. In een team met ervaren spelers zoals Ronny Van Geneugden en Rudi Janssens kon dat ook wel. Ik pikte het niveau in de Belgische tweede klasse blijkbaar snel op, want tijdens de laatste negen wedstrijden van dat seizoen ( seizoen 2001/02,nvdr) werd ik gescout door PSV.”

Je besliste om terug te keren naar Nederland om er voor Jong PSV te voetballen, speelde je niet liever in een Belgisch eerste elftal?

“Ik was redelijk ver gevorderd met Genk toen ik van de interesse van PSV hoorde. Tegen PSV zeg je niet neen. Ik heb beslist op gevoel: de geschiedenis van de club, de campagnes in de Champions League, dat sprak me aan. Bovendien was ik een absoluut bewonderaar van Luc Nilis die het seizoen 1999/00 nog met een landstitel had afgesloten. Achteraf bekeken had ik bij Genk wellicht sneller de kans gekregen om in het eerste elftal te komen, maar zou het daarom een betere carrièrezet geweest zijn?”

Je koos voor sportieve progressie.

“Klopt, want ik had bij PSV geen lucratief contract, bij Genk kon ik meer verdienen (denkt). Ik probeer al heel mijn carrière voor geleidelijkheid en sportieve vooruitgang te kiezen. Bij Jong PSV speelde ik samen met jongens zoals Bakkal en Afellay, toch niet van de minsten. Ook mijn keuze voor Groningen past in dat ‘geleidelijke’ kader. Ik had een goed gesprek met trainer Ron Jans en weet dat ik hier op termijn een basisstek kan forceren. Nu al kiezen voor een absolute topclub was te vroeg geweest.”

Groningen is een stap vooruit, maar het is geen PSV. Is het een frustratie dat je nooit in het eerste elftal van PSV speelde?

“Deels wel. Ik heb tijdens het eerste seizoen voor Jong PSV gevoetbald. Als rechtsbuiten scoorde ik regelmatig. In de loop van het tweede seizoen werd ik, na een buitenlandse stage, overgeheveld naar de A-kern. Ik had niet het gevoel dat ik te kort kwam. Ik had bij PSV kunnen doorbreken. In het begin was het aanklampen, maar na een tijd begon het makkelijker te lopen en kwam ik bij de wedstrijdselecties. Ik trok me op aan het niveau van de groep en zat uiteindelijk vijftien keer op de bank bij het eerste elftal van PSV. Dat zegt toch iets. Als je op training tegenover vedetten als Robben of Kezman staat, word je zelf ook snel beter. Vooral Van Bommel viel me op, niet zozeer door zijn techniek of zijn conditie, maar door zijn présence. Als er een trap moet worden uitgedeeld, zal hij niet twijfelen.”

Een stap terug

Guus Hiddink was je trainer, geloofde hij te weinig in je?

“Eén keer stond ik op het punt in te vallen toen Hofland rood pakte. Ik moest meteen terug naar de bank, een ontgoochelend moment. Ik heb een dubbel gevoel over Hiddink. Ik las artikels over mij met de kop ‘De Roover bedankt Guus Hiddink’. ( nadrukkelijk) Die uitspraak heb ik niet gedaan. Hij blijft de man die me nooit heeft laten debuteren in het eerste van PSV, maar anderzijds gaf hij me wel de kans om op het hoogste niveau te trainen. Hiddink is een toptrainer, vooral op het verbale en psychologische vlak. Veel trainers ‘zien’ voetbal, maar Hiddink kan het ook nog eens overbrengen. Hoe dan ook, vooral Gerald Vanenburg, de trainer van het tweede elftal, geloofde in me.”

Het was Vanenburg die je omvormde tot rechtsachter?

“Ja. Toen onze rechtsachter rood pakte in een wedstrijd met het tweede elftal tegen Ajax besliste hij om me een lijn achteruit te trekken. Aanvankelijk een teleurstelling, want voor een aanvallend ingestelde speler is dat niet de aantrekkelijkste positie. Later, in een oefenwedstrijd met de A-ploeg tegen een Russisch elftal veroorzaakte ik op de rechtsachter twee penalty’s en pakte rood. Dan vraag je je natuurlijk wel af of je op de juiste positie speelt. Mijn verdedigende kwaliteiten waren tenslotte een stuk minder dan mijn aanvallend surplus. Dat verdedigen is, naast mijn kopspel, nu nog mijn voornaamste werkpunt.”

Na PSV belandde je in de eerste divisie, bij FC Eindhoven. Had je geen andere opties dan de Nederlandse tweede klasse?

“Neen. Tijdens het seizoen 2004/05 had ik, na mijn kruisbandblessure, met het eerste elftal meegetraind en zat ik opnieuw enkele keren in de wedstrijdselectie. Na een toernooi in Hongkong, het was toen bijna juni, kreeg ik telefoon van Stan Valckx. Hij vertelde me dat ik het volgende seizoen bij Jong PSV zou starten. Ik moest dus een stap terug doen! Omdat het al juni was, was de tijd te kort om iets anders te zoeken en PSV had een samenwerkingsverband met FC Eindhoven, vandaar. Mentaal was die overstap niet makkelijk. Uiteindelijk bleek ook Eindhoven een goeie keuze, want Louis Coolen zette me meteen in de basis, ik speelde er 37 wedstrijden en dwong een transfer naar Sparta af. Ook in Rotterdam won ik dadelijk het vertrouwen van Wiljan Vloet.”

Huidig Spartatrainer Foeke Booy heeft zich sterk verzet tegen je vertrek naar Groningen. Heb je getwijfeld?

“Dat niet, maar ik voelde me gevleid door de inspanningen van Sparta. Toen ik al in bespreking was met Groningen hebben ze me een verbeterd contract aangeboden, maar voor mezelf was het beter dat ik vetrok. Groningen staat misschien hoger geklasseerd dan Sparta, maar het is er veel gemoedelijker. Sparta is een tumultueuze club: er zijn geregeld trainerswissels en met mensen zoals Hugo Borst of Cees van Cuilenborg lopen er voortdurend journalisten rond. In Groningen heb je dat minder. Ik merk dat de mensen in Noord-Nederland veel rustiger en zachter zijn dan Rotterdammers. De sfeer die je ervaart als je rondloopt in het centrum van Groningen is niet te vergelijken met de Rotterdamse sfeer. In Nederland heeft elke ploeg een herkenbare mentaliteit en clubcultuur.”

Nederlandse appreciatie

AA Genttrainer Chris Van Puyvelde vindt dat we in België Nederlandser moeten denken, ook wat vertrouwen in de jeugd betreft, vind je dat een terechte opmerking?

“Vertrouwen is cruciaal voor een jonge speler. Ik ben onlangs van manager veranderd, omdat Evert Maeschalck meer in me gelooft dan Karel van Burik, maar ik geloof niet dat jonge gasten in Nederland sneller vertrouwen krijgen dan in België. Ik heb in PSV ook niet onmiddellijk mijn kans gekregen. Ik denk trouwens dat vele clichés zoals krachtvoetbal versus technisch voetbal of trainen met de bal versus fysiek labeur, die België en Nederland in een hokje duwen, stilaan achterhaald zijn. Aan de Belgische jeugdopleidingen en aan de benadering van jeugdtrainers zie je dat er een inhaalbeweging bezig is. Dat hebben we trouwens ook bewezen op het EK voor beloften. Jean-François de Sart denkt erg Nederlands. Hij werkt heel persoonlijk met de spelers en kan als geen ander inschatten wat een ploeg nodig heeft: ontspanningsmomenten, extra trainingen, …”

Wat vormt volgens jou dan wel het verschil tussen Belgische en Nederlandse clubs?

“Infrastructuur natuurlijk. Aan het stadion van Groningen zit een supermarkt, een casino, een gezondheidscentrum, een bioscoop, een ondergrondse parkeergarage en een middelbare school. Bovendien wil men de huidige capaciteit van 20.000 zitplaatsen tegen volgend jaar met 10.000 uitbreiden. Daar kan elke Belgische ploeg een voorbeeld aan nemen.”

Voor het EK voor beloften was je voor vele Belgen een onbekende. Word je tegenwoordig al herkend bij ons?

“Zelden. Ik kom af en toe in Antwerpen, omdat mijn zus er studeert, maar ik krijg op straat amper reacties. Als je dat vergelijkt met Rotterdam of Groningen … Ik vraag me wel eens af hoe het komt dat je onbekend blijft in eigen land, terwijl je sterk presteert in een beter aangeschreven competitie zoals de Eredivisie. De Belgische pers lijkt de neiging te hebben om alleen spelers die eerder iets in België bewezen op de voet te volgen. Een Kevin Vandenbergh kan rekenen op persbelangstelling, omdat hij presteerde bij Genk, voor mij ligt dat anders.”

Het EK voor beloften betekende je eerste selectie voor België. Is er ook bij de nationale jeugdploegen te weinig aandacht voor Belgen die zich nooit in eigen land bewezen?

“Misschien wel. Bij de jeugd van Willem II kreeg ik ooit een oproepingsbrief voor de jeugdelftallen van Oranje. Ergens is dat voorval wel frappant, want België selecteerde me nooit. Zélfs toen ik op de bank zat bij het eerste van PSV werd ik niet opgeroepen voor de beloften. Er waren in die periode Belgen van Jong PSV die geselecteerd werden, maar ikzelf hoorde niets. Vreemd.”

René Vandereycken haalde intussen Guillaume Gillet bij de Rode Duivels, de man die jij tijdens het EK voor beloften op de bank hield …

“Tja, ik moet toegeven dat ik die overpeinzing ook maakte … Ach, keuze van de trainer hé. Ik ben al tevreden dat ik het EK voor beloften speelde. Het was de mooiste ervaring uit mijn carrière, mooier nog dan de titel bij PSV in 2005. Als bankzitter had ik geen aandeel in de titel, bij de beloften lag dat anders. Ik was heel blij dat De Sart me in de basis zette. Ik meen dat ik op een sterk EK mag terugkijken, in de wedstrijd tegen Portugal speelde ik op Nani. Die heeft toen amper leer geraakt, ik veronderstel dat René Vandereycken dat ook wel gezien heeft.” S

door bert boonen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content