Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Ook tijdens zijn laatste seizoen verpulvert Stefan Everts de concurrentie. Sport/Voetbalmagazine trok naar het bronsgroene Limburg op zoek naar de roots van de motorcrosser. ‘Die jongen gaat alles kapot rijden, zeiden de kenners me.’ En dat heeft hij ook gedaan.

Het is niet zo moeilijk om geografisch vrij nauwkeurig te bepalen waar de topsporter in Stefan Everts ontwaakte. Het was op een wei in Neeroeteren, vlak achter het kanaal, waar de twee delen van de Zuid-Willemsvaart weer bij elkaar komen. Die wei moet voor de jonge Everts een onweerstaanbare aantrekkingskracht gehad hebben. Wie je ook spreekt over de prilste kindertijd van de negenvoudige wereldkampioen motorcross, binnen de vijf minuten gaat het over die wei. De bewuste wei ligt achter het huis van Harry Everts, vader van Stefan en zelf ook meervoudig wereldkampioen motorcross. De jeugd van Stefan Everts laat zich grofweg zo samenvatten : de ene helft van de tijd trok hij met zijn vader naar alle grand prixs ter wereld. De andere helft deed Stefan Everts in een wei in Neeroeteren alsof hij nog steeds op een grand prix was.

“Hij ging bij alle organisatoren lint en paaltjes vragen voor zijn eigen mini- crossparcours thuis”, herinnert Harry Everts zich. “Stefan was 4 jaar toen hij zijn eerste motortje kreeg. Hij zat daar de hele tijd om te zagen en ik dacht : waarom niet ? De eerste keer dat hij het uitprobeerde, reed hij pardoes tegen een muur. Niet dat Stefan zwaar crashte of zo, maar hij was toen wel geschrokken. Een kleuter beseft niet dat er ook zoiets als vallen bestaat. Het motortje heeft daarop zes maanden in de kelder gestaan.” Toen moet de lokroep toch weer te sterk geweest zijn voor de jonge Everts. Hij scheurde als bezeten over een hobbelig parcours dat hij zelf uitgegraven had. Maar alleen is ook maar alleen.

Stefan Everts, nog steeds maar een kleuter, besloot zijn crossterrein open te stellen voor het grote publiek. De helft van jong Neeroeteren, waarvan veel jongens stukken ouder waren dan hijzelf, werd uitgenodigd voor een grand prix. Die Stefan natuurlijk won. Wat meteen motivatie genoeg was om regelmatig van die wedstrijdjes te organiseren.

Deze kindercrossen hebben in Neeroeteren een haast mythische status gekregen. Er werd gekoerst op BMX’jes – niet iedere kleuter heeft zijn eigen brommertje. “Wanneer het bij Stefan thuis koers was, stond heel de buurt op zijn kop”, herinnert buurjongen en jeugdvriend Guido Ziarczyk zich. “Iedere jongen die kon en durfde, móést aan de start komen van Stefan. Daar kon je niet onderuit, Stefan was in die tijd nogal aan de bazige kant ( lacht).”

“Het was een geboren organisator en hij had zijn willeke hè”, vult Harry Everts aan. “In mijn tijd reden motorcrossers met een soort van vlag rond hun lichaam waarop hun startnummer stond. Stefan ging na de wedstrijd al mijn concurrenten om hun nummer vragen. Niet om die vlaggen te verzamelen, wel om zijn eigen kindercrossjes zo echt mogelijk te laten lijken. Maar dat wisten mijn concurrenten natuurlijk niet.” Achteraf bekeken is het straf dat bij die kleuterconfrontaties, die vaak uitdraaiden op echte waaghalzerij, geen grote ongelukken zijn gebeurd. Everts liet het parcours soms zelfs tot in de kelder van het ouderlijk huis lopen. “Stefan gebruikte dan de pingpongtafel, die hij op zijn kant zette, als hoge bocht”, klapt jeugdvriend Guido uit de biecht. “Erg gevaarlijk was dat. Maar als Stefan viel, dan stond hij gewoon weer op. Zo ging dat bij hem.”

Toch was zijn zoon zeker geen wildebras, meent Harry Everts. “Stefan is altijd een heel voorzichtige jongen geweest. Hij durfde wel, maar was nooit roekeloos.” Daarover verschillen de meningen toch enigszins. “Stefan had nooit schrik, durfde iedere uitdaging aan”, zegt zijn toenmalige buurjongen. “Hij probeerde de gekste stunts, en wat helemaal straf was : ze lukten meestal nog ook. Ik herinner me nu een bijzonder gevaarlijke sprong waarbij hij een plank opreed die tegen een steile berg stond opgesteld. Stefan had het gedurfd en hij daagde mij uit om het ook eens te proberen met de nieuwe fiets van mijn moeder. Na die stunt herkende je die fiets zelfs niet meer.”

Naarmate Stefan ouder werd, werden de BMX’en ingeruild voor minibrommertjes. Met vier, vijf vrienden, onder wie zijn neef Valentijn Teeuwissen, zoon van motorcrosskampioen Jef, werd er nu dagelijks gecrosst met opgevoerde caminobrommertjes. Voor de goede verstaander : een Honda Camino, nu overigens een verzamelobject, was niet gemaakt om te racen, en zeker niet offroad. “O, maar daar trokken we ons helemaal niks van aan”, lacht Eddy Bokken, een van de caminoracers destijds. “We deden zelfs dubbelsprongen met die camino’s. Eigenlijk roekeloos als je daar nu aan denkt. Zelf was ik helemaal geen durver. Maar Stefan trok iedereen mee en algauw vergat je je schrik. Stefan was 15 toen en leefde al als een beroeps. Je zag zo dat hij het talent had om het te maken als prof, hij was een klasse te sterk voor zijn speelkameraden. Daarom gaf hij ons een ronde voorsprong en probeerde om ter snelst iedereen in te halen. Zo was Stefan, van alles moest hij een wedstrijd kunnen maken.” Het tuinparcours van Stefan Everts ligt er nog steeds. Af en toe komt de negenvoudige wereldkampioen er nog eens op losrijden. Met de fiets of met een lichte motor dan wel, zijn Yamaha is er te zwaar voor gebouwd.

De trein vertrokken

De vader van Stefan Everts was een beroemde crosskampioen. Werd hij daar vaak op aangesproken toen hij jong was ? “Stefan was eigenlijk zelf ook heel snel bekend”, zegt Eddy Bokken. “Naar mijn inschatting was hij op zijn zestiende, zeventiende zelfs al bekender dan Harry. De media waren zot van hem. Stefan kwam vaak op televisie, stond iedere week in de krant. Wanneer je met hem buitenkwam, had je de indruk dat heel Neeroeteren Stefan kende.”

“Bij momenten heeft het hem zeker geholpen dat ik zijn vader was”, mijmert Harry Everts. “Mijn naam deed deuren open en hij had ook altijd mijn ervaring om op terug te vallen. Maar zijn beroemde papa was ook niet altijd een voordeel. Ik herinner me zijn eerste wedstrijd nog goed. De pers had er lucht van gekregen en zijn naam met koeien van letters in de krant gezet. De dag van de wedstrijd stonden vijfhonderd mensen te kijken naar wat de zoon van Harry Everts ervan zou bakken. Voor de start bibberde Stefan bijna van zijn moto, met als logisch gevolg dat hij in de wedstrijd niks kon bewijzen. Dat overkomt mij geen tweede keer, zei Stefan ’s avonds. De week daarna won hij met groot overschot. Vanaf nu win ik alles, was het eerste wat ik hem hoorde zeggen na die zege. De trein was vertrokken.”

Wanneer had Harry door dat Stefan prof zou worden ? “Ik heb van andere mensen moeten horen dat mijn zoon talent had. Je ziet dat gewoon niet van je eigen kinderen. Het is allemaal spelend gegaan. Andere jongens zijn van nature altijd met een bal bezig, Stefan was niet weg te slaan van zijn crossfietsje en zijn motortje. Ik liet hem zich amuseren, aan een profcarrière heb ik toen hij klein was nooit gedacht. Hij wou na mijn training altijd nog even het parcours van de grand prix uitproberen, ik liet hem gewoon doen. Toen we eens in Italië waren, zagen enkele kenners hem na mij een paar rondjes afmalen. Die jongen gaat alles kapot rijden, zeiden ze. Achteraf bekeken hebben ze gelijk gehad.”

Wanneer Stefan bijna vijftien is, begint Harry de sport van zijn zoon ernstiger te nemen. “Ik zocht bewust wedstrijden op die hij normaal gezien onmogelijk kon winnen. De lokale crossen won hij zonder er moeite voor te doen. Dat interesseerde mij niet. Van dat soort wedstrijden werd Stefan niet beter. Ik nam hem bijvoorbeeld mee naar Italië en liet hem daar door oudere jongens op twee rondes rijden. Om hem hard te maken en hem te leren wat verliezen en afzien is.” Harry, die in de beginjaren van Stefans carrière zijn mecanicien en persoonlijke begeleider was, kon erg streng zijn voor zijn zoon. Een grote prijs duurde in die tijd veertig minuten en er was afgesproken dat de hoofdtraining van Stefan ook altijd zo lang zou duren. Maar Harry veranderde in het geniep iedere keer het schema, zodat zijn zoon een paar rondes meer reed. “Dat is de enige manier om kampioenen te kneden”, meent vader Everts. “Stefan had geen problemen met mijn doorgedreven trainingen. Hij heeft er nooit tegen gerebelleerd.” Jeugdvriend Eddy Bokken beaamt dat. “Stefan is ook altijd heel streng geweest voor zichzelf. In de zomer liep ik soms zijn looptraining mee. Normale mensen trainen in de zomer altijd in de voormiddag om minder last te hebben van de zon. Stefan niet. Die moest en zou op het heetste moment van de dag lopen.” Dat kan misschien een detail lijken, maar het tekent wel hoe fanatiek Everts zelfs als tiener al trainde.

“Sinds ik gestopt ben als professioneel crosser, heb ik al veel jonge rijders begeleid, maar niemand was ook maar bijna zo gedreven als mijn zoon”, zegt Harry Everts. “Stefan is een crack, altijd al geweest. De beste aller tijden ? Dat zal je mij niet horen beweren, zo’n grootspraak, dat past niet bij de Evertsen. Wij zeggen nooit van onszelf dat wij de besten zijn. Dat is ook de reden waarom Stefan niet met nummer één wil racen.” Nochtans is het een nummer dat wel bij zijn carrière past. De kelder van het huis van Harry Everts herbergt een imposant trofeeënmuseum. Rijen bekers staan te blinken in het neonlicht. Een imposant zicht, zeker als je weet dat dit nog niet de helft van de trofeeën van Everts junior is. De meeste staan bij Stefan thuis. “Ik ben erover aan het denken om volgend jaar in het dorp een tentoonstelling te organiseren over Stefans carrière”, verklapt Harry. “Dan halen we alle bekers en medailles eens boven, en kan iedereen zich er een laatste keer aan vergapen. En daarna bergen we alles definitief op.”

Crossers die nadenken

Joël Smets zei al dat Everts dit jaar beter rijdt dan ooit. “Dat heeft hij goed gezien”, zegt vader Harry. “De Yamaha die Stefan dit jaar gekregen heeft, is perfect voor hem. Hij lijkt wel op maat gemaakt.” Wordt dit echt zijn laatste jaar ? Stefan Everts is uiteindelijk nog maar 33, dan ben je ook naar topsportnormen geen grijs-aard. “De carrière van een crosser eindigt wanneer hij begint na te denken. Waarom doe ik het ? Waarom neem ik iedere week die risico’s ? Zodra je jezelf die vragen stelt, is het einde in zicht. Als je jong bent, dan ken je het woord gevaar niet. Maar eens houdt dat op. Ik zal heel blij zijn als hij nog gezond is wanneer hij stopt. Het blijft toch je kind hè. ’t Is niet omdat hij negen keer wereldkampioen is geworden, dat ik me geen zorgen maak dat hij eens zwaar kan vallen. Het zal hem in het begin tegenvallen, het leven na de carrière. Stefan beseft nog niet hoezeer hij het allemaal gaat missen. Hij wil niet in de profcross blijven, zegt hij, hij wil met de jeugd werken. Volgens mij moet hij een grotere stap zetten, zijn eigen team opzetten bijvoorbeeld. En er dan naar streven om van dat team het sterkste ter wereld te maken. Stefan heeft het nodig om voor de eerste plaats te strijden, meer dan hij zelf beseft. Maar dat zal hij wel gauw ervaren.”

JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content