Met de zesdaagse van Amsterdam begint volgende week maandag definitief het baanseizoen. Bondscoach Michel Vaarten (47) blikt vooruit : ‘Met Iljo Keisse hebben we eindelijk de witte merel waarop we al zo lang wachten.’

Op een lauwe nazomerochtend maalt de nationale nieuwelingenselectie rondjes op een wielerpiste in het Kempense Hulshout. Bondscoach Michel Vaarten, zilveren medaille op de Olympische Spelen van Montreal ’76, geniet. “Een heel goede lichting. Hier zitten knapen bij waar we later nog van gaan horen”, weet zijn kennersoog. De piste en de jeugd, het zijn Vaartens dada’s. Een jonge coureur kan volgens de bondscoach nooit vroeg genoeg op de piste beginnen trainen. “Techniek, tactiek, conditie, discipline…, bijna alle groten hebben het eerst op de piste geleerd. Wie in de jeugd op de baan traint, verbetert minstens tien procent. Zou Johan Mu-seeuw zo behendig door Parijs-Roubaix gedokkerd hebben zonder zijn pistescholing ? Was Tom Steels ooit zo snel en machtig geworden zonder al die kilometers op de piste ?”

Vorig jaar werd het zesdaagsencircuit gedomineerd door de Zwitsers Risi en Betschart, beiden toch al een eind in de dertig. Is leeftijd van geen tel op de piste ?

Michel Vaarten : “Baanwielrennen is gewoon een heel eerlijke sport. Op het einde wint de beste. Maar in deze discipline wordt er tussen de topprestaties inderdaad nog verantwoord gerust, zodat je op de piste lang mee kunt draaien. Etienne De Wilde zong het toch ook uit tot zijn tweeënveertigste. Als ik dan kijk naar het moordende programma dat zelfs heel jonge coureurs op de weg moeten afmalen… Daar stel ik me toch vragen bij. Ik begrijp best dat heel het wegpeloton nu naar het einde snakt.”

De piste heeft er deze winter alvast een attractie bij. Frank Vandenbroucke rijdt wellicht de zesdaagsen van Amsterdam, München en Gent.

“Ik ken Vandenbroucke al van bij de junioren en het blijft natuurlijk een groot talent. Voor Frank is het heel belangrijk om in de winter competitief en zinnig bezig te blijven met zijn sport en dat kan perfect op de piste. Misschien selecteer ik hem zelfs voor de wereldbekerkoersen. Pas op, de tijd dat je als wegprof even kon komen uitbollen bij de pistiers is hoe dan ook voorbij. Als je in de jeugd echter goed was op de baan, is er geen enkele reden waarom je later niet nog eens zou kunnen uitpakken. Kijk maar naar wat Stuart O’Grady presteerde op de Olympische Spelen.”

Was dat wel zo’n goede reclame voor het pisterennen ? De wegprof Stuart O’Grady reed daar de baanspecialisten gewoon naar huis.

“Je mag niet vergeten dat O’Grady vóór hij naar de weg trok ook super was op de baan. Als je echt een specialist bent, verleer je dat natuurlijk niet. Zeker niet een supertalent als O’Grady.”

Op de Olympische Spelen zagen we heel andere namen opduiken dan in de wereldbekers. Is de combinatie van de twee te zwaar, zoals Iljo Keisse al suggereerde ?

“Dat argument wordt natuurlijk zwaar ondergraven door O’Grady. Als je ziet wat voor een programma die op de weg al gereden had…, daar kan een Iljo Keisse zich toch maar moeilijk mee vergelijken. Keisse zoekt natuurlijk een verklaring voor het falen van de Belgen. Ik heb die verklaring ook niet, was er echt rotsvast van overtuigd dat Keisse en Matthew Gil- more goed bezig waren. In de aanloop naar de Spelen lieten ze werkelijk fantastische dingen zien. Gilmore heeft een paar dagen voor de ploegkoers een banaal schuivertje gemaakt tijdens een training, misschien zit het daar. Hij is naar verluidt tegen een bloembak gereden. Uiterlijk zag je niets aan Matthew, maar inwendig was er blijkbaar toch een probleem. Op de Spelen kreeg hij na tien minuten al krampen terwijl ik Gilmore nog nooit met krampen heb gezien. Iljo Keisse was dan weer een beetje over zijn piek heen en waarschijnlijk ook nog iets te plat voor die wedstrijd in die omstandigheden. Maar een 21-jarige die zich volledig geeft, kan je in feite nooit iets verwijten.”

Keisse leek samen met Dimitri De Fauw een nieuw Belgisch topduo te gaan vormen. Ze wonnen samen zelfs de UIV-cup, de wereldbeker voor jongeren, en kregen daarom startrecht in alle grote zesdaagsen. En dan beslist De Fauw opeens om deze winter geen piste meer te rijden. Begrijp jij dat ?

De Fauw komt oververmoeid uit zijn wegseizoen en steekt dat blijkbaar op zijn te zware pistewinter. De combinatie zesdaagsen-wegseizoen is nochtans niét te zwaar, als je maar een evenwichtige seizoensplanning maakt. De Fauw zet nu alles op de weg, maar ik voorspel dat hij daar nog spijt van krijgt. Het is natuurlijk zijn broodwinning en zijn leven, maar hij heeft – net als ikzelf vroeger – de lichaamsbouw niet helemaal mee voor een stevige wegcarrière. In feite kiest hij tussen een mee-loper worden op de weg en een topper op de piste. Pas op, ergens begrijp ik hem. Welke jonge coureur droomt niet van een mooi profcontract bij QuickStep ? Gelukkig kunnen we ons nog optrekken aan Iljo Keisse. Hij is de witte merel waarop het Belgische baanrennen al lang zit te wachten. Die jongen heeft werkelijk alles om een absolute topper te worden. Laat hem nog een paar jaar rijpen en Keisse zal er wel staan. Ik vind wel dat hij zich nu wat moet herpakken en meer voor zijn sport gaan leven. Na de Olympische Spelen, waarvoor hij maandenlang als een pater geleefd heeft, begrijp ik dat hij zich een keer laat gaan, maar dat mag natuurlijk niet blijven duren. Dat zie je heel vaak bij de jeugd : ze willen er wel alles voor doen, maar er ook veel te weinig voor laten. Laatst zag ik na een lokaal criterium zowat heel de Belgische beloftentop samen zwaar doorzakken. Dan ben je echt niet goed bezig, maar leg dat maar eens uit aan die gasten. De topjongeren hebben weinig echte concurrentie in eigen land. Het gaat ze allemaal veel te gemakkelijk.”

Stoort het niet dat de piste vaak gezien wordt als een soort vangnet of – in het beste geval – een opstapje voor het wegrennen ?

“Zo is het nu eenmaal. Ik kan dat spijtig vinden, maar daarmee wordt de klok nog niet teruggedraaid. De pistiers waren ooit de aristocraten van de wielersport, maar de tijd dat Poeske Scherens met het vliegtuig naar zijn koersen kwam, is onherroepelijk voorbij. Ik ben nu al heel tevreden wanneer ik jonge renners beter kan maken, ze opleiden tot echte profs zodat ze daarna het grote geld kunnen verdienen op de weg. En dan is het al eens leuk wanneer ze later in de media zeggen waar ze het geleerd hebben. Want het baanrennen kan al eens een steuntje in de rug gebruiken, de media-aandacht voor onze sport is zeker niet overdonderend.”

Dat blijft toch vreemd. In principe is het een veel spectaculairdere sport dan bijvoorbeeld het wegwielrennen.

“De piste is zeker stukken mediagenieker, dat is een feit. Het doet wat denken aan de sporten die in Amerika zo populair zijn. Spektakel en spanning, in het comfort van een zaal. En de sterkste wint, toch ook aantrekkelijk. Op de weg kan degene met de beste benen door pech de juiste vlucht missen. Op de baan bestaan er echter geen uitvluchten en kan je je geen moment verstoppen. De piste liegt nooit. Dat maakt deze sport ook zo lastig. Ben je eens een dag niet goed, dan heeft iedereen het gezien en word je genadeloos weggeblazen. Voor de toekomst van het Belgische baanwielrennen is het in ieder geval essentieel dat we de clubs en de jeugdtrainers overtuigen van het belang van de piste. Het zou onze toekomstige wegelite zeker ten goede komen. Met alle respect, maar in de jeugdploegen wordt nu veel te vaak zomaar wat blind getraind en rijden ze bij wijze van spreken zoals een facteur maar wat kilometers. Dan kan je een jonge coureur toch beter onder begeleiding van de bond naar de piste sturen. Iedereen is welkom.”n

Jef Van Baelen

‘Pistiers zijn niet langer de aristocraten van de wielersport.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content