DE REUZEN ONTWAKEN

© belgaimage

Drie Antwerpse traditieclubs speelden dit seizoen kampioen in hun reeks: Antwerp (1B), Beerschot Wilrijk (eerste amateur) en Berchem Sport (tweede amateur). Een ritje door ’t stad, op zoek naar hun DNA.

Olympisch Stadion KFCO Beerschot Wilrijk

Het Kiel, ten zuiden van het stadscentrum. Grote appartementsgebouwen, sociale woningen, residentiële villa’s en herenhuizen, kriskras door elkaar. Een handvol straatnamen verwijst naar de Olympische Spelen van 1920, een vage herinnering in de multiculturele wijk. Want het Kiel is nóg meer Beerschotgrond.

Aan de grote toegangspoort van het Olympisch Stadion wappert een vlag van Armata Viola, de paars-witte sfeergroep. Aan de muur een foto van Marc Steenackers, de in maart verongelukte directeur, voor wie ín het stadion een herdenkingsplechtigheid werd gehouden. Tribune 2 zat nokvol. Beerschot forever, in goede en slechte tijden.

Verenigd in vreugde en verdriet, ongeacht de clubnaam: Beerschot VAC (1899) werd in de jaren twintig en dertig zeven keer landskampioen, Germinal Beerschot Antwerpen (1999) pakte in 2005 de beker, Koninklijke Beerschot AC (2011) werd in twee jaar door Patrick Vanoppen naar de sportieve en financiële afgrond geleid, en in 2013 zag KFCO Beerschot Wilrijk het levenslicht. Een samensmelting van een provinciale club met een ex-grootmacht die financieel was afgestraft voor fouten uit het verleden. Het geel en het blauw van de eersteprovincialer werden aan de kleuren toegevoegd, maar in de tribunes en de catacomben domineren de oude Beerschotkleuren, net als het stadion hét bindmiddel.

Jos Van Hout is er ook nog altijd. Joske droomde ooit weg toen Rik Coppens weer eens een schijnbeweging uit de lenden toverde. Een eind voorbij de 80 is hij nog altijd materiaalman op den Beerschot. Bram Verbist (33) is er opnieuw. Ex-jeugddoelman met negen Beerschotjaren op de teller, die op zijn 19e in het eerste elftal debuteerde, maar door de komst van Marc Brys in de schaduw van Luciano belandde. Tien jaar later stond hij als keepertrainer op ’t Kiel, op vraag van Brys. ‘Als Beerschot komt, weiger je niet.’

Ook niet als de club op je hart heeft getrapt. Zoals bij Brys, sinds vorig jaar opnieuw T1. In 2005 leidde hij de club naar de beker van België, zeven wedstrijden erna werd hij ontslagen. Hij keerde nog een keer terug en begon vorige zomer, na tien jaar omzwervingen in binnen- en buitenland, aan zijn derde Beerschotaflevering. ‘Terugkeren naar het derde niveau was een risico voor mijn carrière. Mocht ik hier niet slagen, dan was ik afgeschreven. Maar het is mijn club. Een mooi project, waar de groeimarge nog enorm is.’

KFCO Beerschot Wilrijk is een gezonde baby, die vier jaar na de geboorte al vier titels mocht vieren en volgend seizoen in 1B speelt. Met een licht gewijzigd DNA. ‘De nuchterheid, knowhow, ratio en zuinigheid van de mensen van Wilrijk vormen een perfecte mix met het flamboyante, avontuurlijke en soms rebelse imago van Beerschot’, zegt Brys, die bijna twintig jaar voor KFCO Wilrijk voetbalde.

‘Ik heb voor de twee clubs evenveel affiniteit,’ zegt hij, ‘al is het ergens logisch dat de meeste mensen over ‘Beerschot’ praten: geschiedenis, stadion, supporters… Beerschot bekt ook beter, maar na vier jaar mág je eigenlijk niet meer spreken van Wilrijk en Beerschot. Als je trouwt, dan ben je een koppel. En als je ook nog eens je doelstellingen haalt, dan wordt de liefde nog groter. Succes verenigt.’

Het bestuur had na drie promoties een overgangsjaar geprogrammeerd, maar dat vond Brys vooral een verloren jaar. Spelers die een paar maanden ervoor kampioen waren geworden, mochten of moesten vertrekken. ‘Wrang. Jongens moeten ontgoochelen die er alles voor gedaan hadden. Geen prettige gesprekken, maar emotionaliteit is geen goede raadgever.’

Hij wilde met alle spelers overdag trainen, aanvankelijk tot wanhoop van voorzitter Eric Roef. ‘Een moeilijke beslissing, want daardoor moest er ook in de technische staf veel veranderen. Hij was boos, maar na tien minuten zei hij: ‘We doen het.’ Een sleutelmoment. Als je in iets gelooft, moet je er vol voor gaan. Ook al wist ik dat er bij een mislukking velen klaar zouden staan om te schieten. Niemand kon inschatten dat we dit parcours zouden lopen. Het was een uniek seizoen: 43 punten op 45 buitenshuis, 80 op 90 gehaald. Ik heb het onlangs nog aan de spelers gezegd: ‘Niemand van jullie zal dit nog meemaken. Dit moeten jullie koesteren.’ Als ik één iets van mijn ontslag heb geleerd, dan is het dat wel: neem de tijd om te genieten.’

En, waarschuwt hij tegelijk: ‘Deze club hoort op het hoogste niveau thuis, maar niemand mag verwachten dat we dat volgend jaar al zullen realiseren. Het budget (vorig seizoen1,8 miljoen euro, nvdr) zal groeien, want succes trekt investeerders aan. Daar zijn we nu volop mee bezig, maar zelfs met 625.000 euro extra tv-geld, nieuwe sponsors en iets duurdere abonnementen komen we volgend seizoen niet in de buurt van het budget van Lierse, OHL of Cercle. 2,5 of 9 miljoen is een enorm verschil.’

Eerst een stevige basis leggen, rustig verder bouwen en de eigenheid en waarden behouden. Geen Chinese, Egyptische of Thaise investeringsgroepen, geen overname door een buitenlandse club. ‘Dit geef je niet zomaar uit handen aan iemand die je van haar noch pluim kent. Het bestuur wil verdergaan met lokale investeerders, die zich tegelijk betrokken voelen. Een goede visie. Dit is een catchy en sexy club, die bovendien schuldenvrij is. Vroeger vroeg je 1000 euro, terwijl de aanpak nu anders moet zijn: ‘Wat kunnen wij als club voor jouw bedrijf doen?’ Antwerpenaars willen zich binden aan succes’, zegt Brys, terwijl zijn blik naar de foto’s van Juan Lozano en Rik Coppens glijdt. ‘Techniekers, de belichaming van de huiscultuur. Wij hebben een kritisch en veeleisend publiek dat attractief voetbal wil zien. Wij, Antwerpenaars, denken dat we de beste van de wereld zijn en dat wij alleen weten hoe voetbal moet gespeeld worden. We hebben een fantastisch stadion waar het kan spoken, maar we moeten wel nuchter blijven. Iedereen is nog doordrongen van de excessen uit het verleden, maar hier zijn heel veel mogelijkheden. Het Kiel ademt nog altijd eerste klasse.’

Ludo Coeckstadion Koninklijk Berchem Sport 2004

Iets meer dan vijf kilometer verder, na een ritje door Middelheim, ligt het district Berchem. De ene kant van de Berchemstadionstraat wordt gedomineerd door kantoren, aan de overzijde ligt het Ludo Coeckstadion, sinds 1929 thuishaven van Berchem Sport. Sober stadionnetje, ‘Het Rooi’ gedoopt. Betonnen gradins, overwoekerd door onkruid, alsof er al jaren niet meer werd gevoetbald. Vanop hun sokkel, net voorbij de Romeinse triomfboog, zien twee stenen adelaars dat het goed is.

Overal het geel-zwarte logo, met daarin ‘KBS’: Koninklijk Berchem Sport, stamnummer 28 en opgericht in 1906. De club voetbalde 41 seizoenen op het hoogste niveau, waarop het tussen 1949 en 1951 drie keer tweede werd, maar zakte tegelijk ook heel diep weg. In 2000, amper dertien jaar na de laatste passage in eerste nationale, zelfs tot in eerste provinciale.

We stappen naar het secretariaat, een klein en van zonlicht verstoken kantoortje. ‘Goeiedag, ik zen de Karel.’ Zijn overbuur, gebogen over papieren: ‘En ik de Jos.’ Twee vrijwilligers die hier elke voormiddag te vinden zijn, want in een club die voor 95 procent op vrijwilligers draait, is er altijd wel iets te doen.

Karel Van Daele stapte in 1949 aan de hand van zijn vader voor het eerst Het Rooi binnen en zou de club nooit meer loslaten. Jeugdspeler, bestuurslid onder tien verschillende voorzitters en nu zelf voorzitter-stadiondirecteur. Jos Van Doninck, adviseur van het secretariaat, legde een bijna identiek parcours af: jeugdspeler, -trainer en -coördinator, secretaris, afgevaardigde…

De Karel en de Jos: meer dan 130 jaar Berchem op de teller. Op het Rooi, waar binnen enkele jaren een volledig nieuw stadion van 4000 plaatsen moet verrijzen. Van Daele: ‘Nostalgie, maar ja… Stel dat we ooit in 1B geraken, dan kan dat niet in dees stadion. Toen Lorenzo Staelens hier onlangs naar een match van zijn zoon kwam kijken, liep hij op het veld om enkele foto’s te nemen. ‘Nog nooit geweest’, vertelde hij. Spelers die hier op bezoek komen, zijn meestal onder de indruk. ‘Amai, zo knap!’ 105 bij 67 meter, de maximumafmeting. Een zwaar plein ook. De drainage is nog altijd dezelfde van in het jaar 1929′, lacht hij. ‘Dat verklaart waarom we dit seizoen geen enkele thuiswedstrijd verloren.’

Den Baarrechoem speelde zich naar de titel in de tweede amateurklasse B en kroonde zich na een dubbel duel met Knokke tot Vlaams kampioen. De Leeuwen van ’t Stad mogen zich weer opmaken voor nationaal voetbal (eerste klasse amateurs). ‘We hadden dubbel zoveel toeschouwers als de andere clubs in de reeks: 700 à 800. Dat kan volgend seizoen, met tegenstanders die meer aanspreken, nog stijgen’, zegt Van Doninck.

Van Daele: ‘We draaien volgend seizoen op een budget van om en bij het miljoen euro. Als ik dat omreken naar Belgische frank – 40 miljoen – word ik ongemakkelijk. Er wordt hier af en toe eens gesproken over 1B, maar dat zijn allemaal profs, terwijl wij slechts een veertiental spelers deeltijds betalen. We willen onze jeugdopleiding, waarvoor we van Double Pass vier sterren kregen, niet verwaarlozen: 400 spelertjes, 28 jeugdploegen, twee damesteams en G-voetbal. Ik denk dat we met onze structuur in de veredelde tweede klasse – 2,5e klasse (lacht) – op onze plaats zitten.’

Ook Berchem heeft geleden. Onder voorzitter Suzy Coeck, de zus van Ludo die na een half seizoen in het eerste elftal in 1972 aan Anderlecht werd verkocht, belandde de club in 1997 voor het eerst in vierde nationale én de financiële afgrond. Er werd gepraat met Beerschotvoorzitter Paul Nagels, maar de conclusie was snel duidelijk, zegt Van Daele: ‘Twee clubs met schulden, dan zou de put nog dieper geweest zijn.’

De club krabbelde na een nieuwe degradatie moeizaam recht, waarna de Armeense goud- en juwelenhandelaar Vasken Cavatti de hemel beloofde. T1 Marc Brys leidde de club in zijn eerste seizoen naar de titel in vierde nationale, enkele maanden erna berichtte CNN dat Paul Gascoigne voor Berchem zou voetballen. The sky was the limit voor Cavatti, die na een tweede opeenvolgende titel schreeuwde dat hij zo rijk was dat hij zelfs Anderlecht kon kopen. Maar de dag na de kampioenenmatch viel de federale politie Het Rooi binnen en werd Cavatti wegens fiscale fraude, verduistering en witwaspraktijken opgepakt.

De club kreeg geen licentie en flirtte voor de tweede keer met het faillissement, maar de nieuwe vzw Berchem Sport 2004 kroop nog maar eens uit het dal. ‘We kennen onze limieten. We zijn een traditieclub, maar we moeten ook realistisch zijn: Antwerp en Beerschot Wilrijk zijn geen concurrenten. Toen we onze laatste match tegen Cappellen speelden, stonden er honderden supporters van Beerschot Wilrijk en Antwerp – elk met hún vlaggen – broederlijk naast elkaar. Dan kan alleen hier’, zegt Van Daele, die het DNA van de club in twee woorden vat: familiaal en sympathiek.

‘Toen we kampioen werden, kregen we enorm veel felicitaties van ex-spelers en ex-trainers die geregeld komen kijken. Zelfs de ouders staan met een sjaal in de tribune. We zijn niet de rijkste, maar wel een correcte club. Van de ploeg van vorig seizoen is alleen Ransford Addo vertrokken. Onze T1 Jonas De Roeck ís ambitieus, maar blijft ook. We zijn er zeker van dat hij dezelfde weg als Marc Brys zal opgaan: hij heeft de kabien goed in de hand.’

Ze zouden nog uren kunnen vertellen. Over Dick Jol, die er ooit speelde en later internationaal scheidsrechter werd, en Dick Advocaat, die in 1982 na enkele maanden opstapte. Of over Dries Alyn, die in 1956 met de fiets het stadion binnenreed. Hij had er een tochtje van 96 kilometer vanuit … Aalter opzitten. Na de wedstrijd fietste hij gewoon terug. ‘En hij komt nog altijd kijken.’

Bosuilstadion Royal Antwerp Football Club

Precies 8,9 kilometer verder – en, via de ellendige ring, 22 minuten later – staan we voor het Bosuilstadion. Deurne-Noord, een volkse wijk met een stadion dat tot ver buiten de landsgrenzen een begrip is. Honderden groundhoppers vergaapten zich aan het Antwerpse voetbalrelikwie, dat in 1923 met een België-Nederland werd ingespeeld. Het puntdak leunt na veel lapwerk nog altijd op een antieke staalconstructie, maar over enkele weken gaat Tribune 1 onverbiddelijk tegen de grond. Weg met de vale muren, waar het kapotte glas in de piepkleine vensters door spaanplaten is vervangen. Grote glaspartijen zijn de nieuwe norm in de hoofdtribune, die eind september gedeeltelijk in gebruik zal worden genomen en goed zal zijn voor 5362 plaatsen.

Weg met de smalle en lage gangetjes, waar de Hongaarse trainer Pál Csernai begin jaren zeventig met zijn hoofd tegen knalde zodat hij geen training kon geven. In de plaats komen nieuwe kleedkamers, een mediacentrum, loges en vipruimtes voor de businessklanten en een horecagedeelte, waar supporters elkaar voor en na de training kunnen opzoeken om te mijmeren over vroeger of om de huidige prestaties van den Antwaarp tegen het licht te houden.

De capaciteit blijft voorlopig behouden op 12.975, maar de club wil zo snel mogelijk 20.000 plaatsen kunnen vullen. Daarmee lijkt de droom van het Antwerpse stadsbestuur, dat in maart nog voorstelde om mee te werken aan een nieuw stadion op Petroleum-Zuid voor Antwerp én Beerschot Wilrijk, voorgoed uiteengespat. Voorspelbaar, zeker sinds duidelijk werd dat Ghelamcotopman Paul Gheysens de mysterieuze geldschieter van de club was en ook de managementvennootschap van CEO Patrick Decuyper overnam.

‘De Bosuil, de kleuren, het logo en het stamnummer 1 behoren tot de ziel van de club. Als één element wegvalt, dan verlies je ook een deel van je eigenheid. Ik kan me niet voorstellen dat we ooit op Petroleum-Zuid voetballen, maar zal Ghelamco hier een bouwvergunning krijgen om een arena zoals in Gent te bouwen? Rond het stadion ligt nog een grote groene zone, die in dat geval een commerciële bestemming moet krijgen. De meeste supporters willen hier blijven, een stadion waaraan zoveel emotionaliteit is verbonden. Als de Bosuil verdwijnt, dan vrees ik dat veel supporters zullen afhaken’, zegt Julien De Ridder, voorzitter van ASC Classics Fancrew uit Deurne, die na de degradatie uit eerste klasse in 2004 een dure eed zwoor: geen alcohol meer tot de dag dat Antwerp opnieuw op het hoogste niveau voetbalt.

‘Dertien jaar volgehouden, zelfs geen sabayon gegeten’, lacht De Ridder, die al 41 jaar een abonnement heeft, in de jeugdreeksen van Antwerp voetbalde en de ballen van onder anderen Karl Kodat, Fleming Lund en Ove Eklund terug in het veld trapte. De hoogtijden, net als in 1993, toen stamnummer 1 op Wembley de finale van de Europabeker der Bekerwinnaars speelde. 16.000 Antwerpenaars staken het Kanaal over, maar het seizoen erna werden amper 2100 abonnementen verkocht.

Historische fouten, zegt De Ridder: ‘Er is nooit gebouwd op de successen van het verleden. Eddy Wauters, de toenmalige voorzitter, zei altijd: ‘In mijn tijd…’ Of: ‘Wat brengt dat op?’ Op een bepaald moment waren de supporters de hoofdsponsor van de club. Een jaar of vijf geleden hadden we voor een wedstrijd, naast de abonnementen, 403 betalende toeschouwers… Daar kun je geen profspelers mee betalen. Sinds enkele jaren wordt er wél een goed commercieel beleid gevoerd, maar de diehards hebben de club in leven gehouden en ervoor gezorgd dat die mensen een basis hadden. Wij hebben de fond gelegd om opnieuw matchen tegen Anderlecht, Club Brugge of Standard te kunnen spelen.’

Hondstrouw, maar tegelijk enorm kritisch. Voor vriend en vijand. ‘Gunter Thiebaut, die toch in Duitsland had gevoetbald, zei dat hij als speler van Dender schrik had om in de buurt van Tribune 2 te komen. Hij was gepakt door de haat en de nijd die van die tribune afstraalde. Toen Wim De Decker, die acht jaar op het Kiel had gespeeld, hier in 2013 tekende, werd hij tijdens zijn eerste oefenwedstrijd met ons in Berchem uitgescholden. Maar drie weken erna, toen hij bewezen had dat hij het waard was om ons shirt te dragen, was zijn Beerschotverleden vergeten. Idem met Patrick Goots, die ons op de Bosuil met zijn andere clubs nog dood heeft gedaan. Tot hij in zijn eerste wedstrijd meteen twee keer scoorde…’

Vorige zomer, kort na de aanstelling van Frederik Vanderbiest als T1, piekte het aantal verkochte abonnementen op 8000, bijna een verdubbeling. Op het einde van het seizoen speelde Antwerp zich telkens voor een volle Bosuil naar de titel. ‘De club is mooier verpakt, wat resulteert in meer abonnementen, meer sponsors en meer steun van de stad.

‘En de club koestert met de Antwerp Legends eindelijk haar oude helden. Ik herinner me nog dat Rudi Taeymans, een collega in de haven, belde: ‘Zou ik een kaartje kunnen krijgen?’ Die mens zou ne seat moeten hebben! Patje Goots, Rudi Smidts, Hans-Peter Lehnhoff, Bernt Evens, Darko Pivaljevic: zij vormen het DNA van de club. Ik vergelijk dat met de oud-strijders, die 90 jaar zijn en met hun medailles op de borst trots een viering bijwonen.’

En de toekomst, na de overname van Gheysens? ‘Ik vermoed niet dat hij de richting van Moeskroen of Westerlo, die elk jaar tegen de degradatie vechten, wil inslaan. We mogen ook niet té veel verwachten, maar op termijn willen we hier weer Lehnhoffvoetbal zien. Het potentieel in de stad is enorm. Drie clubs, die elk op hun manier hun plaats hebben. Berchem is de sympathiekste, Beerschot de meest gefusioneerde en wij de meest authentieke club van ’t stad’, lacht De Ridder.

DOOR CHRIS TETAERT – FOTO’S BELGAIMAGE

‘De nuchterheid, knowhow, ratio en zuinigheid van Wilrijk vormen een perfecte mix met het flamboyante, avontuurlijke en soms rebelse van Beerschot.’ – Marc Brys

‘Toen we tegen Cappellen speelden, stonden er supporters van Beerschot Wilrijk en Antwerp broederlijk naast elkaar. Dat kan alleen in Berchem.’ – Karel Van Daele

‘De Bosuil, de kleuren, het logo en het stamnummer 1 behoren tot de ziel van de club. Als één element wegvalt, verlies je een deel van je eigenheid.’ – Julien De Ridder

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content