Vier weken lang rijden we de grote snelwegen van het land af en passeren er grote en kleine stadions. Vandaag: de E411, van Overijse tot Aarlen.

De landschappen zijn zo prachtig als de verzen die Julos Beaucarne – verteller, comedian, zanger en beeldhouwer – over de toeristische reclameborden langs de E411 uitstrooit. Deze kunstenaar zou zeker wel eens een praatje willen maken hebben met Justus Lipsius, de 17e-eeuwse filoloog en humanist wiens buste tegenover de kerk van zijn geboortedorp Overijse staat. We bereiken Overijse via afrit 3, niet ver van het druivenmuseum dat de passant eraan herinnert dat deze gemeente van 25.000 zielen lange tijd op het ritme van de serrecultuur leefde. De periode dat meer dan 6000 serres het panorama van Overijse tooiden, is al wel voorbij, maar op de druivenfeesten in augustus draait nog steeds alles rond deze majestueuze, vlezige, sappige, en kleurrijke vrucht, geteeld zonder pesticiden of insecticiden.

De kunst van het druivenkweken is er hier door de Europese concurrentie wat uit gegaan, maar maakt wel deel uit van het patrimonium van Overijse, onze eerste halte langs de E411, de autoroute des Ardennes. Naast het fruit cultiveert de druivengemeente ook met succes het voetbal. Een datum verklaart alles: op 1 juli 1998 fusioneert het kwijnende FC Overijse met het jonge en dynamische Voetbal Eendracht Maleizen-Tombeek. Bij wijze van huwelijksgeschenk doneert de gemeente een tribune met 99 seats, geïnspireerd op die van Virton, aan de fusieclub, die de naam Tempo Overijse krijgt.

Voorzitter Roger Vercarre, filiaalhouder van een bank, ziet zo een mooi avontuur van start gaan, die aan zijn club het statuut geeft van een bevorderingsclub die op alle niveaus goed gestructureerd is, zelfde derde klasse waardig. “Ik stel inderdaad vast dat clubs die je kunt vergelijken met de onze zich probleemloos een reeks hoger handhaven”, vertrouwt hij ons toe. “De mooie affiches in derde zouden meer toeschouwers en meer sponsors aantrekken. Met OHL hebben we een eersteklasser niet zo veraf, maar dat is geen probleem. Wij zetten vooral in op onze 28 jeugdploegen. Het grootste gedeelte van ons budget gaat naar hen. Elke jeugdspeler krijgt twee abonnementen om naar de eerste ploeg te komen kijken en daardoor ontstaat er in de regio flink wat belangstelling: Tempo speelt geregeld voor 500 toeschouwers. We konden in het verleden ook vaak rekenen op enkele ervaren spelers. Niemand zal hier bijvoorbeeld Noureddine Moukrim vergeten, die onder meer voor Tienen en Antwerp uitkwam, een rustige leider naar wie iedereen luisterde. En er zijn er nog geweest, zoals Sander Debroux.”

Tempo Overijse, dat getraind wordt door Tom De Cock, beschikt over een mooi terrein in het Begijnhofstadion waar de tegenstanders van de Rode Duivels vaak de benen losgooien in een fraai decor. Nadat Macedonië en Servië er eerder al waren, komt in augustus de Franse nationale ploeg er trainen. De gemeente Overijse heeft op taalgebied het imago van onbuigzaamheid. “Tempo is een club uit het Vlaamse Gewest en de communicatie verloopt er dus in het Nederlands”, geeft Vercarre aan. “Dat vormt echter geen enkel probleem. Ik herinner me nog de voetbal/taalkampen: onze jeugdspelers gingen naar Waalse clubs en andersom. Franstalige ouders lieten hun kinderen bij ons komen trainen om Nederlands te leren. Rahpaël Galeri, de neef van Manu, Emilio en Cisco Ferrera, speelt in ons eerste elftal en heeft het liefst dat hij in het Nederlands wordt aangesproken zodat hij de taal nog beter onder de knie kan krijgen.”

Niet ver hiervandaan, in deelgemeente Tombeek, reed op 25 januari 1531 de koets van keizer Karel V zich vast in de modder. Enkele dorpelingen hielpen het rijtuig weer op weg. Uit dankbaarheid schonk de gulle keizer hen een veld van 70 hectare, dat tot op vandaag de dag jaarlijks vier euro opbrengt voor elke inwoner van Tombeek.

Na Waver (zie kader), de charmante hoofdstad van Waals-Brabant, doet de E411 Louvain-la-Neuve aan, de dynamische universiteitsstad. Het landschap verraadt hier toch al meer de boerenbuiten. Koren- en bietenvelden liggen er langs uitgestrekte weiden waar kuddes runderen grazen.

Walhain en de Katanga

Afrit 10: Walhain. Een van de gehuchten van Walhain, Nil Saint-Vincent, is het geografische middelpunt van België. Iemand die de streek als zijn broekzak kent, is Francis Sprimont, Monsieur Wallonia Walhain. Zonder de werkijver en de vrijgevigheid van deze beenhouwer, die zijn zaken ondertussen heeft overgelaten aan zijn neef Fred Davister, de clubvoorzitter, zou er op de voetbalvelden van Boscailles nooit gedurende negen jaar derdeklassevoetbal gespeeld zijn. Dan zou de club zelfs nooit bevordering gehaald hebben, waarin ze nu voor het zesde jaar uitkomt. Enkele vrijwilligers zijn er mest aan het uitstrooien, geschonken door een sponsor, op een voortreffelijk onderhouden terrein. Sprimont is een monument in Waals-Brabant, iedereen kent hem. Al vaak moest hij zijn eigen portefeuille bovenhalen om het budget van Wallonia Walhain (momenteel 200.000 euro) rond te krijgen. “Sprimont verkoopt een paar koeien en ’t is weeral in orde”, schertst men weleens.

Sprimont, die in 1963 tot beste beenhouwer van België werd verkozen, preciseert: “Ik verkocht geen beesten, ik kocht er! Bij Léon Wilmots bijvoorbeeld, de papa van Marc, een man van zijn woord. Ik ben de erevoorzitter, niet de gever-voorzitter. Mijn broer Jacques, een dokter, nam me ten tijde van zijn studies mee naar het voetbal, eerst naar Waver, nadien naar Walhain. De gemeente heeft een mooi sportcentrum gebouwd. Men zei me vaak: ‘Sprimont, je club kost ons wel veel, maar het loont de moeite.’ Op 30 augustus 1987 speelden we in de 32e finales van de beker van België tegen het grote Club Brugge. We kregen een 13-0 om de oren, maar in die tijd speelden we in tweede provinciale. Eigenlijk is het avontuur toen begonnen. Gemakkelijk is het nooit geweest. Het afgelopen seizoen waren we ingedeeld in vierde B, waardoor we heel wat derby’s misliepen. Dat scheelt flink in aantal toeschouwers en omzet aan de toog, tot 40.000 euro op een seizoen. Ik heb aan de mensen van de bond gevraagd of ze Walhain soms wilden kapotmaken. In de eindronde, tegen Club Luik, kregen we meer volk over de vloer dan op een heel seizoen.”

Met Thierry Blindenbergh als trainer droomt Walhain van een terugkeer naar derde klasse. Vorig seizoen onderschreef Moïse Katumbi, Congolees zakenman, gouverneur van de provincie Katanga en sterke man van Tout Puissant Mazembe, een van de beste clubs in Afrika, een samenwerkingsakkoord met Walhain. Dat leverde vooralsnog niet veel op, maar Sprimont verwacht er nog wel wat van: “Als we drie of vier goeie jongeren van TPM kunnen inpassen, waarom niet? Iedereen wint daarbij, TPM zou hen doorbetalen en dat is goed voor onze schatkist.”

Hemel op aarde

Om bij Bas-Prés, het stadion van Union Namen, te geraken, kan je kiezen tussen de afritten Champion, Bouge of Loyers. In bevordering D kenden de Merels (vanwege hun zwart-gele uitrusting) een goed seizoen onder de leiding van Zoran Bojovic. De club uit de hoofdstad van Wallonië, die al werd opgericht in 1905, kende woelige tijden in tweede en derde klasse met enkele rechtszaken en een dubieuze overdracht van stamnummer die de club aan het einde van het seizoen 2013/14 degradatie naar eerste provinciale zou kunnen kosten. Een toestand die helemaal niet strookt met de schoonheid van deze stad, die één voet in de Maas heeft en een andere in de Samber, en als kroon op het hoofd de Citadel van Namen, die je kunt bereiken via de Route Merveilleuse. Daar ontvouwt zich een prachtig panoramisch uitzicht op de stad van Benoît Poelvoorde, Félicien Rops en andere kunstenaars. Bezienswaardigheden zijn de Sint-Aubankathedraal en het Grognon, het stadsdeel aan de voet van de rots waarop de Citadel rust. Je kunt er op zaterdagochtend over de markt in het centrum slenteren of de Waalse Feesten mee beleven onder het genot van een Naams witbier of de fameuze karamellen, de biétrumés. Namen lijkt soms wel de hemel op aarde… behalve dan het voetbal.

Lucien Roméo, zaakvoerder van Modal, een firma uit Charleroi, en oud-voorzitter van zaalvoetbalclub Action 21, nam Union Namen over in 2010. De club wist zich sportief te redden in derde, maar verloor vijftien punten voor de groene tafel (omdat de in januari 2011 getransfereerde Nadir Sbaa niet speelgerechtigd bleek te zijn) en zakte zo toch naar bevordering. Na de doortocht van Etienne Delangre slaagde Bojovic erin het Naamse schip te stabiliseren. “Union Namen slorpt veel van mijn tijd op en ik heb me al afgevraagd of ik er niet beter mee zou stoppen”, geeft Roméo aan. “Ik vind het jammer dat Bojovic weggaat, maar het leven gaat door en we beschikken nu over een betere organisatie, 180 jeugdspelers en een budget tussen de 300.000 en 400.000 euro. We hebben alles om op een dag weer in tweede aan de slag te kunnen. De Merels voelen zich thuis in Bas-Prés, het vroegere terrein van Wallonia Namen, maar de toekomst ligt in het stadion van Jambes, waar de stad nu belangrijke investeringen in doet. Union Namen zou vanaf 2014/15 daar moeten kunnen spelen.”

Ciney: geen klein bier

Ciney, de hoofdstad van de Condroz met 15.000 inwoners, bereiken we via afrit 20 (Achêne). Deze stad is bekend om haar bier, om het runderras Belgisch witblauw, de overdekte markt, de grote beurs met oorlogsartikelen, de antiquariaats- en rommelmarkt, enzovoort. Op 14 juli 2010 raasde een tornado over de stad, die ook het Stade Lambert flink wat schade toebracht. Dat is de thuishaven van Royale Union Wallonne Ciney, de derdeklasser (sinds 2011/12) die getraind wordt door Roch Gérard en voorgezeten door Luc Dandoy, wiens vader Adelin in de jaren zestig hier in de eerste ploeg speelde.

“De promotie naar derde hebben we te danken aan Alexandre Chteline“, legt Dandoy uit. “Maar afgelopen seizoen begonnen we aarzelend met 9 op 36 en besloten we om Chteline te vervangen door Gérard. De ploeg leefde weer op, in een erg lastig kampioenschap: wegens de zaak-Doornik, waardoor de reeks 19 ploegen telde, met daarbovenop de strenge winter, moesten we twee maanden aan een stuk twee wedstrijden per week afwerken. Door de midweekwedstrijden liepen we zowat 30.000 euro aan inkomsten mis. We verdienen onze plaats in derde. Geografisch gezien is Ciney ideaal gelegen. Om een betere club te vinden moet je al naar Luik, Charleroi of Virton – dat is een hele afstand en dat bevalt niet iedereen. Veel spelers, zoals een Thibaut Detal, verkiezen dus hier te blijven en die clubtrouw is interessant voor de samenhorigheid binnen de ploeg. Het ideaal is dat we kansen geven aan zelfopgeleide jongeren uit een straal van 15 à 20 kilometer rond Ciney. Als hier een makelaar aankomt met tien ‘vedetten’ van elders, dan zeg ik duidelijk neen, want dat kadert niet in ons project. Ik weet immers hoe dat gaat: je geeft hen een job die ze laten staan omdat hij niet meer overeenkomt met hun ambities…”

Dandoy is een van de grootste tafeltennisspecialisten in Europa – hij importeert onder meer het merk Stiga – en doet via het internet zaken over heel de wereld. In België heeft hij zes winkels, waar hij ook voetbalspullen aanbiedt. Zijn vennootschap heeft twintig mensen in dienst. Dandoy weet dus maar al te goed dat het Stade Lambert een opfrisbeurt kan gebruiken. De stad heeft daar momenteel geen geld voor. Anderzijds heeft Ciney, met de hulp van het Waalse Gewest, een prachtig trainingscomplex aangelegd in het Stade Tilleux. Twee kunstgrasvelden en een gewoon grasveld dat automatisch besproeid wordt: het is een mooi uithangbord voor de gemeente en de club.

Terwijl Ciney vooruitgaat, kun je bezwaarlijk hetzelfde zeggen van Royale Entente Bertrigoise, dat naar vierde is gezakt. In het Stade Jules Guillaume zit men met een kater. Eén man ligt aan de basis van het succes van Bertrix: zakenman Germain Sorée, schoonvader van de betreurde burgemeester Olivier Boclinville. Sorée stelt zijn netwerk ten dienste van de club, die in september 2012 de 16e finales van de beker haalde (6-0 op KV Mechelen). De rest van het seizoen gaf weinig reden tot blijdschap: Bertrix degradeerde en onderweg werden coach Thierry Siquet en technisch directeur Guy François ontslagen. Die laatste werd met alle zonden Israëls beladen, maar reageert laconiek: “Ik heb vier jaar in deze club gewerkt en ik ben trots op wat ik verwezenlijkt heb voor Germain Sorée. Aan wie kritiek heeft op mij stel ik gewoon een simpele vraag. In 2011 was Bertrix op een plaats geëindigd die recht gaf op deelname aan de eindronde voor promotie naar tweede klasse, maar het mocht uiteindelijk niet deelnemen. Waarom?” Bertrix had inderdaad geen licentie aangevraagd.

Met Bertrix verliezen de Ardennen een club in derde, maar ze krijgen er met RRC Longlier wel een bij in vierde klasse. Longlier is een deelgemeente van Neufchâteau en de geboorteplaats van Albert Claude, die in 1974 de Nobelprijs voor geneeskunde/fysiologie kreeg. Zal Longlier het voetbal weer doen opfleuren in de Ardennen? Robert Ponsar van La Meuse-Luxembourg meent dat de club goed gestructureerd is: “De degradatie van Bertrix laat een wrange smaak na. Longlier heeft geen budget van 400.000 euro, maar is een dorpsclub met een gezonde structuur. Volgens mij kan Longlier in bevordering voor een verrassing zorgen. Ik wil zeker ook nog RUS Givry noemen, uit Bertogne. En in het verleden waren er Libramont en Bastenaken. Maar dé club van de Ardennen – hoewel ze zich eigenlijk in de Gaume of Belgisch Lotharingen bevindt – is Virton.”

De jeugd van Aarlen

De Ardennen laten we even achter ons voor een ontmoeting met Yves Lemaire, de voorzitter-oprichter van FC Jeunesse Lorraine Aarlen en voormalig lid van het Uitvoerend Comité van de KBVB. Via afrit 31 bereiken we de stad van de ‘maitrank’, een aperitief op basis van witte Moezelwijn. We rijden naar de Avenue de Longwy, waar FCJL Aarlen volgend seizoen getraind zal worden door Guy François. Niemand kent het voetbal in Aarlen beter dan Lemaire. Hij vertelt ons over de veranderingen die er de laatste tijd hebben plaatsgegrepen: “Er waren hier twee clubs, La Jeunesse, opgericht in 1906, en Lorrain Aarlen, dat ik zelf in 1972 boven de doopvont hield. La Jeunesse werd in 2010 geschrapt en wij hebben spelers en bestuurders bij ons verwelkomd. Hoewel we onze naam aangepast hebben, zodat iedereen zich hier thuis voelt, van een echte fusie of opslorping is er dus geen sprake.”

Gelegen naast de fabriek van Ferrero oogt het stadion maar schamel. Kan een stad als Aarlen niet voor een betere accommodatie zorgen? De club werkt met een budget van 200.000 euro en voor Lemaire vormt het stadion geen prioriteit. De eerste ploeg speelt zelden voor meer dan 200 toeschouwers: de anonimiteit van de bevorderingsreeksen. Desondanks beschikken de 17 ploegen van FCJL Aarlen over een uitzonderlijk trainingscentrum, Le Cova, dat zelfs bij een eersteklasser niet zou misstaan. “Het complex behoort aan de orde van de broeders Maristen”, legt Lemaire uit. “Zij contacteerden mij omdat ze het complex wilden verkopen maar er wel de sportactiviteiten laten bestaan. Voor de club was dat evenwel onbetaalbaar en dus heb ik de broeders in contact gebracht met de stad, die daar een mooie zaak aan gedaan heeft. Het is een prachtige plek met negen terreinen, kleedkamers, parkings, kantines, enzovoort.” Wanneer we Le Cova bezoeken lichten Lemaires ogen helemaal op: het is tenslotte opdat de jeugd zich zou kunnen ontwikkelen in goede omstandigheden dat hij zo veel energie steekt in het voetbal.

Van Overijse tot Aarlen, van de Brabantse wijnranken tot de Lotharingse maitrank: het voetbal heeft het niet gemakkelijk maar het brengt wel de zon in ieders hart. Misschien is dat wel typisch voor het zuiden.

DOOR PIERRE BILIC – BEELDEN: IMAGEGELOBE

“Sprimont verkoopt een paar koeien en ’t is weeral in orde.”

“Union Namen heeft alles om op een dag weer in tweede klasse mee te kunnen.” Lucien Roméo, voorzitter Union Namen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content