Morgenavond ontvangt Anderlecht met Bayern München nog eens een club met Champions Leagueallure. Na de crisis vorig jaar staat de Beierse club er weer.

Vanuit zijn bureau op de tweede verdieping van de Geschäftsstelle van Bayern München in de Säbenerstrasse ziet Uli Hoeness de spelers van Bayern trainen. Acht nieuwe gezichten aanschouwde hij in augustus, die samen 70 miljoen euro kostten: nooit tevoren had Hoeness zo veel uitgegeven.

Uli Hoeness houdt van rekenen. Als kind stond hij elke zaterdag aan de kassa van de slagerij van zijn ouders in Ulm. Daar leerde hij met geld omgaan. Al 28 jaar heet hij bij Bayern ‘de vader van het succes’ te zijn. Knieproblemen maakten in 1979 een eind aan de voetballoopbaan van de toenmalige spits. Die had, met drie landstitels, drie Europabekers en een Duitse beker op zak, Bayern verlaten omdat hij toenmalig trainer Gyula Lorant niet meer kon verdragen, en was naar Nürnberg gegaan. Halfweg het seizoen zakte hij daar door zijn knie. Toen kreeg hij een telefoontje van Bayernvoorzitter Wilhelm Neudekker, die hem vroeg om sportdirecteur te worden. Zo werd hij op zijn 27ste de jongste sportdirecteur in de Bundesliga. Op zijn eerste werkdag, herinnert hij zich 28 jaar later, droeg hij een deftig jasje en had hij een dik notitieblok onder de arm: “Dat was hoe ik dacht dat een sportdirecteur er moest uitzien. Ik deed een paar telefoontjes en ging na twee uur werk naar huis.”

In 1992 overleefde hij als enige van vijf inzittenden van een Pipervliegtuigje een crash op weg van München naar Hannover voor een interland van de Duitse nationale ploeg. Trots vertelt hij hoe Bayern door zuinig beleid 160 miljoen euro had gespaard. ‘Mijn schat’, noemde hij die som. Maar zittend op zijn schat verloor Bayern de aansluiting met de top, eerst die in Europa, daarna zelfs in Duitsland.

“Het maakt deel uit van een taak als manager om je aan de veranderende omstandigheden aan te passen”, zegt Hoeness. De mentale ommezwaai deed zich bij hem voor op 21 april vorig jaar. Na de 0-2-nederlaag bij Stuttgart mocht Bayern niet alleen de Duitse titel vergeten, maar plaatste het zich ook voor het eerst in tien jaar niet voor de Champions League. Meteen na de wedstrijd nam Hoeness bestuurslid Karl-Heinz Rummenigge apart: “Maandag beginnen we eraan.”

In het verleden was Bayerns aanpak op de transfermarkt simpel: het haalde bij andere clubs uit de Bundesliga de beste spelers weg. Niet bijzonder origineel. Nu veranderde het zijn politiek en mikte op internationale vedetten, breidde de staf van trainers en begeleiders uit, en trainde twee dagen per week achter gesloten deuren.

Wat Hoeness als een correctie omschreef, is naar Bayernnormen een radicale koerswissel. Allemaal het gevolg van het feit dat Hoeness zich in zijn beroepseer aangetast voelde. Hij zou moe zijn, uitgeblust, niet meer van deze tijd. De man die al 28 jaar een van de grootste clubs in Europa bestuurt, reageerde als een jonge voetballer die de dag na een mindere wedstrijd tot zijn ontzetting vaststelt dat hij in de krant slechts een vijfje kreeg. De grote ommekeer in het beleid van Duitslands grootste en meest succesvolle club is het gevolg van de gekwetste trots van de manager. Elke inkomende transfer was een antwoord op de kritiek: Sosa, 9 miljoen! Toni, 11 miljoen! Jansen, 12 miljoen! Klose, 12 miljoen! Ribéry, 25 miljoen!

Van de nieuwkomers is Luca Toni de poster boy van het nieuwe Bayern. Samen met Ribéry verhoogt hij het glamourgehalte van de club. Naar Duitse normen zijn het onvoorstelbaar dure vogels. Toni verdient ongeveer tien miljoen euro per jaar. Als hij zijn vierjarig contract uit doet, zal Bayern voor een nu al 30-jarige in totaal 51 miljoen euro uitgegeven hebben.

Tandpasta

Uit die verzameling dure vogels kneedde Ottmar Hitzfeld een goed samenspelend team. Dat is verrassend voor een man die in 2004 al eens afscheid nam van de trainersjob bij Bayern omdat hij moe en ziek was. “Ik was helemaal leeg”, zegt Hitzfeld, terugblikkend. Hij legde een aanbod om de Duitse nationale ploeg voor te bereiden op het WK 2006 naast zich neer en beperkte zich tot wat commentaar op tv. Toen Bayern hem vorige winter terughaalde om het puin van Felix Magath te ruimen, beschouwde iedereen hem als een overgangsfiguur. Dat Hitzfeld Bayern weer op de rails kreeg, verbaast. Plots praatte Hitzfeld over lactaattesten en polsslag alsof hij als trainer opgegroeid was met die termen.

Voorheen bestudeerde hij ook al nieuwe ontwikkelingen in het trainersvak, zegt hij, maar paste ze vervolgens niet toe: “Men houdt graag aan methodes vast die tot succes leidden. Vaak is dat het probleem, dat men daar niet graag van afstapt.”

Dit jaar oogt Hitzfeld een stuk meer ontspannen dan voorheen. Met de glimlach bedankte hij voor de eer, toen Hoeness hem een contract voor twee jaar voorlegde. Eén jaar leek hem voldoende. Hij wilde niet langer de slaaf van verplichtingen worden. “Vrijheid is niet doen wat je wil, maar niet moeten doen wat je niet wil.”

Uit de verzameling sterren uit negen landen moest hij zo snel mogelijk een sterrenelftal kneden. Ook tot zijn taakgebied hoorde de blijvers, die vorig jaar onder hun niveau bleven, op een hoger peil te krijgen. Zoals Bastian Schweinsteiger, de 23-jarige middenvelder die na het WK dacht dat hij een popster was. De jongen uit Oberaudorf gold voor het WK 2006 als grootste Duitse talent, maar was na het WK niet meer vooruit te branden. Tegenwoordig geldt Schweinsteiger als een stuk ernstiger, niet meer als de helft van het komische duo ‘Schweini-Poldi’, dat in het Duitse nationale team voor de grappen zorgde. Lukas Podolski is nog altijd de clown van dienst bij Bayern. Hij krijgt wel concurrentie van Ribéry, die er lol in schept tandpasta aan deurklinken te smeren.

Klinsmann

Volgend jaar neemt Jürgen Klinsmann (43) de fakkel over van Hitzfeld. Elf jaar geleden trapte Klinsmann woedend een reclamebord stuk toen hij als aanvaller van Bayern door toenmalig trainer Giovanni Trapattoni vervangen werd.

Eigenlijk heeft Klinsmann nog nergens getoond dat hij een goede trainer is. Bij de Duitse voetbalbond was hij de projectmanager die zich binnen twee jaar omringde met een deskundig team, iemand die als geen ander de kunst verstond om te delegeren. Tactiek en trainingsarbeid speelde hij door aan zijn assistent (en huidig bondstrainer) Joachim Löw, conditietraining aan Amerikaanse physical trainers, wedstrijdanalyses aan de Zwitserse scout Urs Siegenthaler. Daarnaast haalde hij nog een psycholoog en maakte daarmee zijn voornemen waar om bij de voetbalbond ‘elke steen om te draaien’.

Volgend seizoen moet Klinsmann Duitslands recordkampioen (19 landstitels op 44 Bundesligajaren) opnieuw aan de Europese top brengen. In het verleden bemoeiden de clubleiders – zelf voormalige topvoetballers – zich wel eens met het werk van de trainers, bij Klinsmann is het zeer de vraag of hij dat zal pikken. Zijn manoeuvreerruimte zal bepaald worden door de resultaten. Vallen die tegen, zullen velen in het Duitse voetbal zich in de handen wrijven. Als bondscoach schoot Klinsmann vaak met scherp naar het conservatieve werkklimaat bij de clubs in de Bundesliga.

Bij de Duitse voetbalbond heeft de nationale ploeg sinds zijn passage een tweede autobus nodig om alle extra personeel te vervoeren. Klinsmann verkondigde al dat hij “een team met internationale medewerkers wil opbouwen.”

In afwachting is Hoeness tevreden met zijn investeringen van het laatste jaar. Het reizende sterrencircus wordt in Duitsland minder gehaat dan tevoren. De tijd was rijp om het publiek in de stadions te verrassen met sterren die ze enkel kenden van tv. “Als ik geweten had dat de toeschouwers zo naar spektakel verlangden, had ik zulke transfers al een paar jaar eerder gedaan”, constateert Hoeness. Niet dat hij er fier op is dat hij zo veel geld heeft uitgegeven. Wel trots is hij op het feit dat dat niet gebeurde met geleend geld, maar met eigen middelen en dat desondanks de ‘schat van Bayern’ nog niet opgebruikt is. S

door jörg kramer (bewerking: geert foutré)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier