Een jaar na de schaduw van het voetbalschandaal blaast de terugkeer van Juventus, Napoli en Genoa de Serie A weer nieuw leven in. Maar de echte sterren kiezen voor Spanje of Engeland.

M ilan, ma ci sei ?’ blokletterde La Gazzetta dello Sport op 15 juli : ‘Milan, ben je er nog ?’ Dik een maand voor de start van de nieuwe competitie had Milan als enige eersteklasser nog niemand aangeworven. Toen de Braziliaanse spits Ricardo Oliveira een paar weken geleden al na één jaar terugkeerde naar Spanje, hield Milan welgeteld drie spitsen ( Filippo Inzaghi, Alberto Gilardino en Ronaldo) over.

Waarom ruilde Thierry Henry Arsenal voor Barcelona (kostprijs 24 miljoen euro) en niet voor Milan ? Waarom haalde Milan niet één van de topspitsen uit het rijtje Samuel Eto’o, Antonio Cassano, Ronaldinho, Andriy Shevchenko of het nieuwe Braziliaanse talent Alexandre Pato ?

Namen noemen lukt nog, maar een naam kopen, ho maar ! In het geval van Milan is er een praktische beperking : per jaar mag elke eersteklasser maar één nieuwe niet-EU-speler halen. Dus moesten ze na de komst van Ronaldo in januari kiezen : wachten tot ze in januari Pato (die pas op 2 september 18 wordt) bij Porto Alegre konden weghalen (vraagprijs : 22 miljoen euro) of nu een grote slag slaan. Die grote slag, werd lang gedacht, zou de terugkeer van Andriy Shevchenko zijn. Alleen lag Shevchenko nog onder contract bij Chelsea en wilde de Engelse club hem enkel laten gaan bij een uitzonderlijk bod. Uiteindelijk opteerde Milan voor Pato, voor wie het 22 miljoen euro neertelde en die pas in januari speelgerechtigd is.

Minder geld

Op het sportieve vlak zijn de topclubs uit de Serie A nog toonaangevend (Milan won dit jaar nog de CL), maar economisch verdrongen de Spaanse Primera División en de Engelse Premier League de Serie A van de toppositie. Een recente economische doorlichting van de grote voetballiga’s door Deloitte leert dat voor 2007/08 de kloof tussen de inkomsten van de Premier League en de Serie A één miljard euro zal bedragen.

In 1995/96 stonden de Serie A en de Premier League nog op hetzelfde niveau qua inkomsten en toeschouwersgemiddelde (toen 30.000). De afgelopen negen jaar daalde in Italië het gemiddelde aantal toeschouwers van 31.160 naar 19.100, meteen het laagste van de ‘big five’ (Spanje, Engeland, Duitsland, Italië en Frankrijk). Oorzaken ? Het vele geweld en gebrek aan comfort in de verouderde stadions, door ex-bondscoach Arrigo Sacchi vorig jaar nog omschreven als structuren die meer lijken op het Colosseum dan op moderne arena’s. Vorig jaar kwam daar nog eens het voetbalschandaal (zie kader) bij, plus de afwezigheid van publiekstrekker Juventus in de hoogste afdeling.

Het gevolg is dat de Serie A niet langer de toplonen kan betalen waarop ze vroeger het patent had. In Spanje verdienen de toppers 8 tot 10 miljoen euro (netto) per jaar. Ronaldo moest inleveren toen hij van Real naar Milan overstapte, van 6 naar 5 miljoen euro per jaar. Halfweg het seizoen haalde Milan Ronaldo weg bij Real, maar alleen omdat hij voor de Madrileense club geen prioriteit meer was en zelf wilde inleveren.

Naast de dalende inkomsten en het schandaal van vorig jaar is er ook een fiscale reden waarom Spanje makkelijker toppers aantrekt dan Italië. In Spanje moet op het loon van een topper de eerste vijf jaar maar 25 procent belastingen betaald worden, tegenover 42,87 procent in Italië. Een concreet voorbeeld : als Ronaldinho in Spanje acht miljoen euro netto per jaar verdient, kost dat aan zijn club 10 miljoen. Milan zou voor hetzelfde nettoloon per jaar 12 miljoen euro moeten uitgeven.

Rijk Bayern

De Italiaanse wereldtitel was niet alleen een bekroning voor team en trainers, maar ook voor de faam van de geteisterde Serie A. Samen met Saudi-Arabië was Italië de enige WK-deelnemer in Duitsland met alleen maar spelers uit de eigen competitie. De laatste jaren weken steeds meer Italiaanse profs uit naar buitenlandse competities maar tot vorige zomer slaagde Italië erin de absolute toppers in eigen land te houden : geld, een hoogstaande competitie en een flinke dosis chauvinisme waren de drie voornaamste redenen daarvoor. Meteen na het WK veranderde dat : van de vijf sterspelers die Juventus als gevolg van het schandaal moest laten gaan om geld te besparen, vertrokken internationals Fabio Cannavaro (naar Real) en Gianluca Zambrotta (naar Barcelona) naar Spanje. De voorbije maand ruilden nog eens twee wereldkampioenen de Serie A voor een buitenlandse competitie. Rechtsachter Fabio Grosso die van Inter naar Lyon gaat, was bij Inter geen onbetwist titularis.

Nog verrassender was de overstap van Luca Toni van Fiorentina naar Bayern München. In de jaren tachtig en negentig kozen Duitse topspelers uit de Bundesliga die zich financieel en sportief wilden verbeteren, voor Italiaanse topclubs. Als eerste maakt Luca Toni de omgekeerde beweging (eerder ging trainer Giovanni Trapattoni al aan de slag in München). Toni onderhandelde ook met Juventus, maar toen het op geld aankwam, moest de topclub uit Turijn afhaken. 15 miljoen euro betaalde Bayern voor de Italiaanse topschutter van twee jaar geleden.

Niet alleen absolute toppers verlaten de Serie A, ook spelers net onder de top kiezen sinds een paar jaar makkelijker voor het buitenland. Denk maar aan Cristiano Lucarelli of Rolando Bianchi, samen met Toni afgelopen seizoen goed voor 54 goals in de hoogste klasse.

Juventus

Hoewel Juventus in het geval van Toni niet kon optornen tegen de centen van Bayern, was de Oude Dame in Italië op de competitiemarkt tot nu toe dé big spender. Eerst slaagde ze erin haar sterspelers te behouden. Dat Gianluigi Buffon, Pavel Nedved, Mauro Camoranesi en David Trezeguet zich lieten overhalen om na een jaar vagevuur in de tweede klasse nog een seizoen of langer in Turijn te blijven, toont dat ze geloven in de ambities van de club. Juventus is niet naar de Serie A teruggekeerd voor een meelopersrol, maar om, bij afwezigheid van internationaal voetbal, de scudetto te halen. Om die hoofdrol te kunnen spelen gaf Juventus op de transfermarkt liefst 51 miljoen euro uit, een pak meer dan kampioen Inter, dat 29 miljoen afdokte voor Cristian Chivu en David Suazo.

Zes jaar was het geleden dat Juve nog eens zo zwaar investeerde. Toen kocht het onder meer Buffon en Lilian Thuram. Met die 51 miljoen kocht Juve zich een stevig centraal middenveld, met Tiago Cardoso Mendes (Lyon, 15 miljoen euro) en Sergio Almiron (Empoli, 9 miloen). Bovendien haalde het met spits Vincenzo Iaquinta (Udinese, 11 miljoen euro) nog een wereldkampioen in huis.

Na het uitbreken van het voetbalschandaal, waarbij de hele clubleiding onthoofd werd (ex-bestuurders Luciano Moggi en Antonio Giraudo zijn hoofdverdachten, Roberto Bettega werd vorige maand uit het organigram verwijderd om helemaal schoon schip te maken met het verleden), stelde de familie een nieuwe directie aan en gaf ze de club extra middelen om weer aan te sluiten met de top. In het voorjaar werd beslist tot een kapitaalsverhoging van 105 miljoen euro om de schulden weg te werken en genoeg geld te hebben voor versterking. Na vijftien jaar pompten de hoofdaandeelhouders, de familie Agnelli (die nog altijd 62 procent van de aandelen bezit van de beursgenoteerde club) weer geld in Juventus. Of dat volstaat om de titel te halen, staat niet vast. Dé grote titelkandidaat is de uittredende kampioen, Inter. Die behield zijn voltallige kampioenenploeg én voegde er nog Chivu en Suazo aan toe.

Grote steden

Toch lijkt de ergste crisis in het Italiaanse profvoetbal voorbij. Opmerkelijk was het kleine krantenbericht half juli dat 130 van de 132 profclubs van de eerste tot en met de vierde klasse probleemloos een inschrijvingsbewijs voor komend seizoen kregen. De voorbije jaren was dat niet het geval. Niet alleen topclubs als Fiorentina, Napoli en Torino gingen failliet, ook tal van clubs uit tweede, derde en vierde, waaronder Venezia, Como en Pisa.

Door de terugkeer van Juventus, Napoli en Genoa kondigt de komende competitie in de hoogste klasse zich aan als de meest interessante sinds jaren. Met Juventus, Genoa (na twaalf jaar terug in eerste) en Napoli (na zes jaar weer in de Serie A) verwelkomt de Serie A niet alleen enkele van de meest succesvolle clubs (Juventus werd 27 keer kampioen, Genoa zeven keer en Napoli twee keer), maar ook clubs uit de derde, vierde en zesde grootste stad van het land.

Dertien eersteklassers zijn gevestigd in de grootste tien Italiaanse steden. Vier van de grootste zes steden bieden straks een stadsderby op het hoogste niveau : Rome (met 2,5 miljoen inwoners Ita-liës grootste stad), Milaan (1,25 miljoen inwoners, tweede grootste stad), Turijn (nummer vier, 862.000 inwoners) en Genoa (nummer zes, 605.000 inwoners). Napels (één miljoen inwoners) en Palermo (683.000 inwoners) hebben maar één topclub. Van de grootste tien steden blijven enkel Bologna (nummer zeven, 370.000 inwoners) en Bari (nummer negen, 315.000 inwoners) komend seizoen zonder eersteklasser.

Maar drie eersteklassers komen uit een stad met minder dan 100.000 inwoners, naar Italiaanse normen een provinciestadje. Udine telt 96.000 inwoners, Siena 54.500. Het Toscaanse Empoli, nochtans voor het eerst in zijn bestaan geplaatst voor Europees voetbal, is de kleinste Serie A-stad, met amper 46.000 inwoners.

De Serie B zal Napoli, Juventus en Genoa missen. Liefst vijftien procent meer kijkers lokte een gemiddelde tweedeklassematch dankzij de aanwezigheid van die grote drie, terwijl de opkomst in de Serie A met dertien procent daalde. Dat betekent ruim 1 miljoen bezoekers minder dan in 2005/06. Gemiddeld trokken de thuismatchen van Juventus, Napoli en Genoa samen 67.000 kijkers. Dat is drie keer zo veel als de verzamelde toeschouwersgemiddelden van de drie degradanten (Chievo, Ascoli, Messina).

Kleine broertjes qua publieke opkomst zijn nu enkel Siena, Livorno en Empoli. Als enige eersteklassers (met respectievelijk 9500, 8000 en 5900 toeschouwers) kregen de drie Toscaanse clubs afgelopen seizoen gemiddeld geen 10.000 bezoekers over de vloer. Zij hopen dat, net als vorig jaar in de tweede klasse, het bezoek van de oude gloriën het stadion vol doet lopen. S

Door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content