Pierre Bilic

Op bezoek bij de familie van Ivica Dragutinovic. Waar gastvrijheid geen ijdel woord blijkt. ‘Hoezo, u hebt de rekening van het hotel betaald ? Maar dat is totaal uitgesloten !’ Een bericht uit Servië.

Ginds in Prijepolje heeft de geschiedenis op soms wrede wijze het hart, het karakter en de cultuur van de mensen gevormd. Het stadje van minder dan twintigduizend inwoners strekt zich lieflijk uit tussen de bergkammen en de rivier Lim. Orthodoxe kerken en minaretten van moskeeën leggen er religieuze klemtonen in het landschap. Hier begint de Servische streek die Sandjak heet. Belgrado ligt driehonderd kilometer achter de rug, de weg voert naar Montenegro. Sinds mensenheugenis hebben christenen en moslims dit gebied gedeeld. Een commercieel, politiek en religieus kruispunt heeft Sandjak altijd gevormd. Vreemde heersers namen het in de loop van de geschiedenis in handen, vreemde heersers van wisselende nationaliteit : Turkije, de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije, Duitsland. In de twaalfde eeuw al hielden karavanen van handelaars halt in Prijepolje. Ze kwamen van Dubrovnik, na de pauze vervolgden ze hun weg, met bestemming Saloniki of Istanbul.

Uit die periode stamt ook het klooster van Mileseva, een haven van sereniteit. Het stoffelijk overschot van de heilige Sava, de metropoliet van Servië in de dertiende eeuw, rust er. Het klooster is vooral beroemd om zijn fresco’s en zijn Witte Engel ( Beli andjeo), die de gelovigen met zijn blik volgt zodra ze de kerk binnenstappen. Er zijn momenteel restauratiewerken aan de gang, ze worden gefinancierd door pelgrims die kaarsen kopen, en door de orthodoxe kerk, de staat Servië & Montenegro en Unesco. ‘Tijdens de zeven eeuwen van hun aanwezigheid hier hebben de Ottomanen dit klooster meermaals in brand gestoken”, vertelt een non. “Maar het werd telkens weer opgebouwd. En tijdens de Tweede Wereldoorlog maakten de troepen van de As er een stal van. De Beli andjeo heeft dat allemaal overleefd.” Ze slaat een kruis want “gelukkig, meneer, van de etnische conflicten uit de jaren negentig is Sandjak grotendeels gespaard gebleven.”

Het is in het klooster van Milseva dat Ivica Dragutinovic werd gedoopt. ” Dobro Dosli – wees welkom.” Het onthaal is hartelijk. De handdruk van vader Radoje verraadt veel hard werk. De volgende minuut al staat de bekende Slavische pruimenbrandewijn slivovic op tafel. De glazen worden gevuld. Ziveli. Proost.

“Mijn vrouw Milja en ik,” vertelt Radijov Dragutinovic, “we zijn afkomstig uit een dorpje op enkele kilometer van Prijepolje. De natuur is er mooi en wild, en het leven ruw en lastig, de wegen zijn er amper berijdbaar, vooral in de winter. Ik keer er geregeld terug, we hebben er nog een huis. Maar ik heb geen tijd om de lap grond en de boomgaard te onderhouden, dat knappen kennissen van ons op. Veel jagers in de streek hier. Ik trek wel eens met ze op, dan jagen we op herten en everzwijnen. Wolven heb je hier ook. Ze komen uit Bosnië. En soms wordt er een beer gesignaleerd in de uitgestrekte wouden. Deze streek is een paradijs. Geleidelijk komen de toeristen erop af. Ivica komt hier graag. Om te vissen, tot rust te komen, de batterijen op te laden.

“Hout is de rijkdom van deze regio. Ikzelf werk voor een houthandel, ik rijd rond met vrachtwagens geladen met boomstammen. Hard labeur, dat spreekt. Mijn zonen vragen me om het wat kalmer aan te doen, maar het is sterker dan mezelf. Ik heb het nodig om bezig te zijn, om buiten te zijn. Thuis blijven en niets doen, dat is niets voor mij. In de jaren zestig zijn we naar Prijepolje verhuisd. Vujica, onze oudste zoon, werd hier geboren in 1968. Ivica volgde zeven jaar later.”

Er komt eten op tafel. Genoeg voor twintig mensen. We zijn met vijf. Gerookte ham, gevulde koolbladeren, brochetten met gegrild vlees, diverse salades, koteletjes, witte kaas, tomaten, een plakje gebakken lever. Het gezelschap spoelt het door met een excellente rode wijn uit Montenegro. Ziveli.

“En hoe is het met Ivica in België ?” vraagt Radoje. Uitstekend. Of vader Dragutinovic zelf ook gevoetbald heeft ? Neen, luidt het antwoord. Hoe heeft Ivica dan de voetbalmicrobe te pakken gekregen ? Radoje wijst met priemende vinger naar zijn oudste zoon Vujica en zegt : “Het is allemaal zijn schuld.” Er rolt een lachsalvo over de tafel.

Vujica – de oudste – Dragutinovic vatte zijn voetbalcarrière aan bij het plaatselijke Polimlje Prijepolje. Borac, een ploeg uit de stad Cacak, diep in Servië, plukte hem weg. Vujica, een rechtsbuiten, werd geciteerd bij Rode Ster Belgrado, maar een zware blessure stuurde die plannen in de war. Hij liet zich niet ontmoedigen, revalideerde, ging in Zuid-Korea voetballen, keerde terug naar Servië en droeg daar het shirt van Borac Uzice. Van daar ging het voor zes maanden naar een regionale club in de buurt van Frankfurt, vervolgens belandde Vujica opnieuw in Cacak. Waarop hij mocht testen bij SK Beveren, met ongunstig gevolg. Hij trok een streep onder zijn voetballoopbaan.

“Als ouders konden wij ons niet voorstellen dat voetbal een levenskeuze kon zijn”, vertelt vader Radoje. “We waren van oordeel dat de studies voorrang hadden. Ingenieur, advocaat, dokter : dáár droomden wij van. Ik vrees dat we onbewust de carrière van Vujica wat hebben afgeremd. Zijn jongere broer Ivica volgde zijn voorbeeld. Toen hij zestien jaar was, klopte een club uit Bor aan de deur. Maar Bor ligt aan de Bulgaarse grens, op meer dan 350 kilometer van hier. We zagen dat eerst niet zitten. Vrienden en het bestuur van Polimlje Prijepolje praatten op ons in. Dat we niet dezelfde fout mochten maken als bij Vujica. Ze waren er zeker van dat Ivica het ver kon schoppen. We gaven toe. Uiteindelijk speelde Ivica slechts één seizoen in Bor. Borac Cacak kwam hem daar halen, bij Borac voetbalde hij nog samen met zijn broer in de tweede klasse. Dat hadden we natuurlijk liever.”

Radoje schenkt de glazen nog eens vol. Ziveli. We kijken rond, het huis is mooi en riant. “Het is dankzij onze kinderen dat we het groter en moderner konden maken”, zegt moeder Milja. “Ze hebben zelf de plannen getekend.” Radoje knikt. “We vragen nooit iets uit onszelf. Ze hebben een genereus hart. Op een dag keerde Ivica terug en zocht me op mijn werk op. ‘Ik heb iets voor jou meegebracht.’ Iets bleek een wagen, een Volkswagen Golf. En voor zijn broer heeft hij een BMW betaald.” Ineens, met glimmende ogen : “Ik ben blij dat Ivica als voetballer geslaagd is. Maar er is iets anders waar ik me nog veel meer over verheug, iets veel belangrijker. Mijn twee zonen, dat is als twee vingers van dezelfde hand. Zoals die zich verbonden voelen. Nooit zal Ivica een belangrijke beslissing nemen zonder het advies van zijn broer in te winnen. Die ware familiegeest, dat maakt ons, ouders, ongelooflijk gelukkig. Er blijft ons eigenlijk slechts één wens over : kleinkinderen. Maar gezien mijn zonen nog niet getrouwd zijn… Dat wordt nog wat wachten.”

De avond vordert, de verhalen worden glaziger. Radoje Dragutinovic vertelt over de zware blessure van zijn oudste zoon. “Ik heb het gezien op televisie. Cacak speelde in Banja Luka. Een duel, Vujica bleef liggen, ik zag meteen dat het ernstig was. Ik ben meteen in mijn wagen gesprongen, ben 150 kilometer verder naar Cacak gereden. Toen ik eraan kwam, lag Vujica al in het ziekenhuis met gebroken ribben. Het heeft hem zijn carrière gekost, ik ben er zeker van. Vujica werd toen door een paar topclubs gevolgd.” Er valt een korte stilte. “Daarom, als Ivica belt, zal ik altijd eerst naar zijn gezondheid informeren. En niet naar het voetbal. Het voetbal is niet het belangrijkste.” Niet dat hij niet trots is op zijn jongste zoon. “Ivica is kapitein van Standard geweest, weinig buitenlandse voetballers kunnen dat zeggen. Dat wil toch iets zeggen.”

Middernacht. Nee, we blijven niet slapen, dankjewel. We hebben een kamer geboekt in hotel Mileseva.

Er drijven wolken van sigarettenrook door de gelagzaal, maar ook die kunnen het niet wegmoffelen : hotel Mileseva heeft betere tijden gekend. Het zal Uros Matovic, de baas van de zaak, ogenschijnlijk een zorg wezen. Bezoek uit België ? Dragutinovic ? Zeg dat het niet waar is. Hij is toch wel de eerste trainer van Ivica geweest, zeker ! Matovic trakteert op een excellente pivo – het bier van de streek. Ja, natuurlijk had hij meteen gezien welk een ongeslepen diamant Ivica Dragutinovic was. “Let wel, hij heeft alles aan zichzelf te danken, hij is niemand wat verschuldigd. Een werker, hé. Naar het beeld van zijn ouders : ernstig, georganiseerd, gedisciplineerd. Op elke training even gedreven. Zijn linkervoet veroorzaakte ravages. Een geboren leider ook. Een voorbeeld voor allen.”

Matovic, toch met onverholen trots : “Wat is nu de roeping van een kleine voetbalclub als Prijepolje ? Jong talent opdelven. Dragutinovic is niet de enige. We hebben nog een andere speler afgeleverd die soms de nationale ploeg haalt : de jonge Mihajlo Pjanovic, hij speelt bij Spartak Moskou. Is dat niet formidabel voor een prutsstadje als Prijepolje ? Ik ben supergelukkig dat ik die jongens kon begeleiden bij hun eerste stappen op een voetbalveld.”

Maar ze later wel loslaten. Hoe moeilijk is dat ? Uros Matovic haalt de schouders op. “Zonder die verdomde oorlog zou Ivica Dragutinovic naar een van de topclubs van Belgrado verhuisd zijn. En vandaar waarschijnlijk naar Italië. Dat is het lot, nietwaar. Er was even sprake van Stuttgart. Hij koos uiteindelijk voor België. Niet evident, hij moest daar weer van nul starten. Hij deed het toch maar, hé. Niet dat we daarvan opkeken. Ivica was vijftien jaar en hij stond al in de eerste ploeg van Prijepolje. Dat hadden we hier nog nooit gezien. Geen enkele nationale jeugdselectie heeft hij gemist. Tja, dan lacht de toekomst je toe, natuurlijk.”

Dobro juto – goedendag. Radijov Dragutinovic struikelt hotel Mileseva binnen. Overstuur is hij. “Wat heb je nu gedaan ?” vraagt hij ontzet. We zijn ons van geen kwaad bewust – overigens een goede gewoonte van ons. Hij : “Jullie hebben de rekening van het hotel betaald. Dat is uitgesloten. Jullie zijn de gasten van mijn zoon, dus zijn jullie onze gasten. Ik smeek jullie om dat geld terug te nemen. Het bestaat niet dat jullie dit betalen, dat wordt in Servië niet gedaan.” In huize Dragutinovic toont moeder Milja zich al even teleurgesteld. Hoezo, wij hebben al ontbeten ? Ze rukt aan met koffie en fruit. En de onvermijdelijke slivovic.

De weg van Prijepolje naar Cacak is bochtig en slecht berijdbaar. Veel wegenwerken onderweg : in 1999 heeft de Navo in de buurt van Prijepolje veel bruggen stuk gebombardeerd om de verbinding tussen Belgrado en Podgorica te verbreken en het regime van Slobodan Milosevic op de knieën te krijgen. De kilometers kruipen langzaam voorbij. Slingeren zich als een slang door de bergen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verschansten het Joegoslavische koninklijke leger en de communistische partizanen zich hier en maakten ze de nazi-bezetter het leven zuur. Later, op de drempel van de nieuwe eeuw, raakten de Balkanvolkeren slaags met elkaar. Dit land heeft uit vele wonden gebloed.

We bereiken Cacak, de stad waar Ivica Dragutinovic zijn voetbalcarrière in de steigers zette. Een bescheiden stadionnetje. De laatste renovatie moet van de jaren vijftig dateren. De aanblik is voorhistorisch. Cacak maakt nochtans deel uit van de eerste klasse van Servië & Montenegro. Toen Ivica er neerstreek, zat Cacak in de tweede klasse. Samen met zijn broer Vujica hielp hij het team doorstoten naar eerste. Slavko Vojcic, de trainer van destijds, herinnert het zich nog als gebeurde het gisteren. “In zijn eerste seizoen werd Ivica afgeremd door een beenbreuk. Maar hij keerde snel terug. Met de hulp van zijn broer, die op rechts speelde, nam Ivica een generatie jong talent op sleeptouw. Aan die jongeren hebben we veel plezier beleefd. Uitgesproken technisch voetbal brachten we toen, de toeschouwers waren er dol op. Er liep hier wat rond aan pure klasse. Darko Anic, bijvoorbeeld, die moeten jullie nog kennen van Club Brugge en naderhand Gent. En Tomas Vasov en Zoran Savic, die later net als Dragutinovic bij Gent belandden.”

De werkkracht van Dragutinovic heeft de doorslag gegeven, denkt Vojcic. ‘De grootste klasbak was Anic. Die kon op zijn eentje een wedstrijd winnen. Oeverloos veel talent. Maar het typische karakter van de Balkan. Er waren weken dat het niet eens opviel dat hij meespeelde. Dat kwam je met Dragutinovic niet tegen. Met zijn fysieke kwaliteiten zou hij volgens mij het best in het Engelse voetbal gedijen. Het is misschien nog niet te laat. Stel dat Servië & Montenegro zich voor het WK in Duitsland kan kwalificeren. Wie weet wat er Dragutinovic dan nog te wachten staat.”

Tot slot, nog even aangeklopt bij Tomas Vasov. Samen met Ivica Dragutinovic arriveerde hij in 1995 bij AA Gent. “We kregen daar veel steun van trainer Lei Clijsters, maar het was godverdomme ( sic) niet altijd gemakkelijk. Later smaakten we het geluk om te werken met de beste trainer die ik heb gekend : Trond Sollied. Onder de Noor is Ivica gegroeid tot de voetballer die hij nu is.” Voor Vasov was het toen al duidelijk dat Gent voor Dragutinovic slechts een tussenstap naar hogerop vormde. Zelf bleef hij zeven jaar bij de Buffalo’s, nadien week Vasov uit naar, godbetert, China. “Ik heb daar bij Sjendhua Sjanghai gespeeld. Intussen zit mijn loopbaan als speler erop, ik mik nu op een vervolg als trainer.”

“Dit moet je proeven”, schakelt Vasov abrupt naar een ander gespreksonderwerp over. Hij keert terug met een fles. ” Slivovic. Eigenhandig gebrouwen door mijn schoonvader, die woont op het platteland. Er zit een beetje honing in, proef je het ? Wacht, ik geef je wat van die familienectar mee. Voor thuis.” Hij draaft aan met twee literflessen Coca-Cola. “Ik vond geen andere. Maar maak je geen zorgen, ik heb ze goed uitgespoeld. Je zal geen andere smaak tegenkomen dan die van slivovic.

Ziveli !

Pierre Bilic

‘Zonder die verdomde oorlog zou Ivica Dragutinovic naar een van de topclubs van Belgrado verhuisd zijn.’

‘Nooit zal Ivica een belangrijke beslissing nemen zonder het advies van zijn broer in te winnen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content