De soldaat is stouter geworden

© BELGAIMAGE - JASPER JACOBS

‘Op een dag zal hij Rode Duivel zijn’, verkondigde zijn voormalige trainer bij Standard, Mircea Rednic. Zover is het nog niet, maar op zijn 25e ontpopte Dino Arslanagic zich wel tot sterkhouder in de defensie van Antwerp.

Een ijzige blik en een innemende glimlach: de dubbelzinnigheid van Dino Arslanagic zit al in zijn mimiek. De voetbalmaat van Maxime Lestienne kreeg zijn opleiding bij Royal Excel Mouscron, verhuisde in 2009 naar Lille OSC om twee jaar later naar België, naar Standard, terug te keren. Met de Rouches kende hij vreugde en verdriet. In 2016 won hij de beker van België – hij viel in de finale in de 90e minuut in – maar hij werd er ook naar de C-kern verwezen. Via opnieuw Mouscron kwam hij bij Antwerp en nu lijkt dan toch alles op zijn plaats te vallen.

Ik heb het gevoel dat ik nu pas een echte voetballer geworden ben.’ Dino Arslanagic

Je vader Orhan was net als de vader van Thibaut Courtois volleyballer. Was jij evenmin voorbestemd om doelman te worden?

Dino Arslanagic: ‘Mijn vader vond het maar niets dat ik voor voetbal koos. Hij vond dat volleybalsupporters veel beschaafder waren dan voetbalfans. Ik heb basketbal gedaan, turnen en zwemmen, maar op mijn zesde sloot ik me toch al aan bij Excel Mouscron.’

Wat vindt je vader er nu van dat je profvoetballer bent?

Arslanagic: ‘Hij houdt wel van voetbal, hoor. Hij komt ook naar mijn wedstrijden kijken en dan heeft hij meer zenuwen dan ik. Hij is tevreden voor mij. Dat ik gelukkig ben, is het belangrijkste voor hem. Toen ik bij de jeugd voetbalde, zei hij al dat als ik zou stoppen, hij dat jammer zou vinden na alle inspanningen die zij gedaan hadden.’

Toen je bij Lille terechtkwam, probeerde je een diploma wetenschappen te behalen, in Frankrijk beschouwd als misschien wel de zwaarste studie van allemaal.

Arslanagic: ‘Ik heb het dan ook niet gehaald… ( lacht) Ik zat op een internaat met dertig jongeren, het was niet gemakkelijk om me te concentreren op mijn studies. In plaats van te studeren hing ik rond met mijn vrienden, speelde ik games of biljart en keek ik naar films. Nu heb ik er spijt van dat ik mijn vader zo teleurgesteld heb. Hij was beschaamd. Ik herinner me zijn precieze woorden niet meer, maar hij was absoluut niet tevreden over mij.’

In 2011 verhuisde je naar Luik.

Arslanagic: ‘Ik kwam in een grote stad terecht. In Rijsel op internaat zag ik niet veel van wat er buiten gebeurde. Luik was top. Het is een levendige stad waar veel te zien en te doen is. Ik woonde vlak bij het jeugdcentrum, ik ging te voet naar de trainingen tot ik verhuisde naar Embourg. Ik wandelde er met mijn hond, Temba, tot in Tilff.’

Temba?

Arslanagic: ( lacht) ‘Ik zag een documentaire over de vriendschap tussen een olifant en een schaap. Die olifant heette Temba, dat vond ik een mooie naam.’

Alleen in een hoekje

Op 29 november 2012 maakte je je debuut voor Standard onder Mircea Rednic. Hoe reageerde je toen die ontslagen werd?

Arslanagic: ‘Ik herinner het me nog heel goed, ik zat in de trein met Paul-José Mpoku en hij toonde me een bericht op zijn smartphone: ‘ Rednic ontslagen.’ We waren gedegouteerd, want iedereen hield van hem, zeker de jonge spelers. Ik vond het triest, want het was Rednic die me een kans gaf in het eerste elftal en die me nadien ook opviste bij Excel Mouscron. Ik noem hem dan ook mijn voetbalvader, papa Rednic.’

Hij verklaarde ooit: ‘Arslanagic zal op een dag Rode Duivel zijn.’ Ook anderen voorspelden jou een grote toekomst. Is die lof niet naar je hoofd gestegen?

Arslanagic: ‘Neen, ik schenk geen aandacht aan wat er in de media verschijnt. De ene dag ben je de koning, de volgende dag laten ze geen spaander van je heel. Rednic heeft me dat trouwens nooit persoonlijk gezegd. Na mijn debuut in Genk speelden we tegen Waasland-Beveren. Iedereen vond dat ik goed gespeeld had, ikzelf ook, maar na een training kwam de trainer naar mij en zei: ‘Je maakt te veel fouten, concentreer je beter. Je bent er nog lang niet.’ Rednic was correct, maar heel veeleisend. Dat vind ik zo goed aan hem.’

Eind december 2015 maakte je op training bij Standard ruzie met je toenmalige coach Yannick Ferrera, waarna je voor enkele weken uit de groep verbannen werd.

Arslanagic: ‘ Yannick maakte zich op een bepaald moment druk over iets en ik reageerde. Daarvoor werd ik gestraft. Ik was gedegouteerd, maar als het je eigen fout is, dan moet je zwijgen. Achteraf hebben we dat als volwassen mensen uitgepraat. Wanneer ik hem tegenkom, ben ik altijd blij om hem te zien. Ik apprecieer hem en ik denk dat hij mij ook waardeert.’ ( glimlacht)

Dino Arslanagic: 'Ik deel liever zelf klappen uit dan dat ik er krijg. Maar ik ben geen echte smeerlap.'
Dino Arslanagic: ‘Ik deel liever zelf klappen uit dan dat ik er krijg. Maar ik ben geen echte smeerlap.’© BELGAIMAGE – JASPER JACOBS

Onder Aleksandar Jankovic voetbalde je 73 minuten, op 31 juli 2016 in Westerlo. Daarna niets meer.

Arslanagic: ‘Ik verdween zelfs naar de C-kern… ( stilte) Dat was op het einde van de transferperiode, ik verloor zes maanden. Voordien had ik aanbiedingen gekregen en wilde ik ook vertrekken. Op zich zat ik goed bij Standard, maar het was als een rollercoaster. Ik maakte een paar kleine fouten en kreeg de indruk dat ik in een vicieuze cirkel terechtkwam. Het was de donkerste periode uit mijn carrière. Het ergste was niet om niet te spelen, maar om niet bij de groep te horen. Je zit alleen in een hoekje, in de week train je apart en in het weekend kijk je zelfs niet meer naar de lijst met spelers die in de wedstrijdkern zitten. Dat wens je niemand toe.’

Veeleisender

Na vier maanden ‘ballingschap’ keerde je terug naar Mouscron. Maar het was niet meer het Excel van je jeugdjaren, wel een club met een wazig bestuur waar spelers bij de vleet toekwamen en weer vertrokken. Nam je geen groot risico?

Arslanagic: ‘Ik moest me opnieuw lanceren en stabiliteit vinden. Mouscron stond laatste met amper negen punten: stabiel is iets anders. Maar het positieve was dat ik het huis kende. Ik besefte wel: de kans bestaat dat ik hier slechte wedstrijden speel en mee de afgrond in duik. Gelukkig kon ik mezelf onderscheiden.’

Je werd binnengehaald als een soort redder in nood. Heb je niet het gevoel dat je nadien een stuurloos schip hebt achtergelaten?

Arslanagic: ( stellig) ‘De supporters zijn niet correct geweest tegen mij. Ze zeiden dat ik hen in de steek had gelaten, maar toen ik bij Mouscron terugkeerde, vertelde ik onmiddellijk: ‘Ik ben hier om mijn carrière opnieuw op het juiste spoor te zetten en ik ga proberen om de club van mijn hart te helpen.’ Iedereen kon zich daarin vinden. Het bestuur wist perfect dat ik opnieuw hogerop wilde en dat ik na zes maanden opnieuw wilde vertrekken, ook al had ik getekend voor anderhalf jaar. Aanvankelijk wilde de club me ook een contract aanbieden voor zes maanden, maar wat als ik me zou geblesseerd hebben en na een halfjaar op straat zou gestaan hebben?’

De stap hogerop werd Antwerp, waar je onbetwistbaar titularis bent dit seizoen. Wat vind je van het parcours dat je tot nu toe aflegde?

Arslanagic: ‘Ik voel me goed in Antwerpen, het is een geweldige stad. Bij de club ben ik omringd door goede mensen en de supporters zijn fantastisch. Spelers zeggen dat wel vaker, maar bij Antwerp is het écht zo. En wat mijn parcours tot nu toe betreft: ik had zoals enkele van mijn voetbalmaten naar het buitenland kunnen trekken. Maar ik ben nog maar 25, ik heb nog tijd om in een andere competitie te gaan voetballen. Ik heb vooral het gevoel dat ik nu pas een echte voetballer geworden ben.’

Hoe bedoel je?

Arslanagic: ‘Ik ken de kleine kantjes van de tegenstanders beter, ik weet wie wat doet. Mbaye Leye gaat graag liggen, Hamdi Harbaoui deelt klapjes uit. Zo gaat dat, dat is voetbal. Vroeger was ik te braaf, ik ben stouter geworden. Ik heb ook fouten gemaakt. Ik werkte niet hard genoeg, liet me wat gaan. Nu ben ik veeleisender geworden voor mezelf.’

Liever luie donders

We kennen je inderdaad als een temperamentvolle voetballer, terwijl we je vroeger eerder bestempelden als een stijlvolle verdediger. Vind je niet dat het voetbal smeerlapjes mist?

Arslanagic: ‘Tegenwoordig word je over het hele veld gevolgd door camera’s. Het is heel moeilijk om nog iets verkeerds te doen. Iemand als Diego Costa deelt klappen uit, zet zijn nagels… Ik zou hem heel graag in mijn ploeg hebben, iets minder als tegenstander. Geef mij maar luie donders om op te verdedigen. ( grijnst) Ik deel liever zelf klappen uit dan dat ik er krijg. Maar ik ben geen echte smeerlap, ik wil niemand zijn been breken. Als ik een duel aanga, dan ga ik wel voluit.’

Is het ook daarom dat je teamgenoten je ‘de soldaat’ noemen?

Arslanagic: ‘Als je een ploeg van winnaars wilt, dan heb je ego’s – en dus conflicten – nodig. Ik apprecieer het wel dat die conflicten onderling worden uitgepraat. Als je iets te zeggen hebt, doe dat dan rechtstreeks en ga niet uithuilen bij de trainer. Ik ben geen gek, ik laat me niet zomaar doen. Ik kan me opjagen in iets, maar ik blijf correct. Ik kan vriendelijk zijn, maar ook kwaad als het moet. Sommige spelers zijn echte acteurs, ze zijn vals. Ze laten zich vallen, staan op en gaan zeuren bij de scheidsrechter, bedreigen hem zelfs. Daar heb ik een hekel aan, dat is pure show en heeft niets met voetbal te maken.’

Haal jij dan nooit lepe trucjes uit?

Arslanagic: ‘Soms wel. Ik zal een voorbeeld geven: ik ben iemand die niet veel springt, als een aanvaller afkomt, dan zet ik mijn arm. Zo wordt de aanvaller gedestabiliseerd in zijn loop en verliest hij tijd om naar de bal te gaan. Igor De Camargo heeft me dat geleerd. Toen ik het tegen hem gebruikte, werd hij er helemaal gek van.’ ( lacht)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content