Terwijl de gokaffaire met het vergrootglas wordt uitgeplozen, is het ook goed even afstand te nemen. En zich af te vragen wat de bredere oorzaken en gevolgen kunnen zijn bijvoorbeeld. Sport/Voetbalmagazine vroeg het aan een socioloog en een psycholoog.
Het was historicus Johan Huizinga die sport omschreef als een verworden spel. Maar ook de sport zelf, en vooral het voetbal, dreigt door de gokaffaire op zijn beurt te verworden. Hoe ontaard is de homo ludens of spelende mens ondertussen ? Sport/Voetbalmagazine zocht het antwoord bij Bart Vanreusel, sportsocioloog aan het departement humane kinesiologie van de KU Leuven, en Paul Standaert, klinisch- en neuropsycholoog en gedragstherapeut met ervaring in het voetbal als adviseur van René Vandereycken.
1. Verbaast het u dat er een omkoopaffaire is ?
Bart Vanreusel : “Eigenlijk verwondert het me dat men zich nu plots zo verwondert. In de oudheid was er al corruptie en omkoping. Om de zoveel tijd steekt dat in een andere vorm eens de kop op. We keuren het uiteraard niet goed, maar er gebeurt eigenlijk niets nieuws. Zuivere topsport zal er vanzelfsprekend nooit zijn. Wanneer je sport duwt in de richting van brood en spelen, zoals met het voetbal nu toch in extreme mate gebeurt, laten we dan niet verwonderd zijn dat er eens met het brood wordt geknoeid en dat het spel wordt vervalst. Topsport of spektakelsport gaat nooit om rechtvaardigheid. “Vroeger kende men nogal verheven waarden toe aan sport : vooruitgang, beschaving, discipline, noem maar op. Dat hangt nog wat in ons denken over professionele sport. Maar in de realiteit heeft de spektakel- en commerciële waarde het overgenomen en gehoorzaamt de sport aan andere wetten. In de marge daarvan vind je omkoping. Je krijgt een zeer ontmenselijkende spektakelsport. Sport is altijd een beetje de speelgoedafdeling van het leven geweest. Dingen die je in andere domeinen niet zou doen, doe je in de sport wel. Men beschouwt dat te vaak als het domein waar iedereen nog wat kan aanmodderen.”
2. Is het toeval dat de omkoopaffaire in België plaatsvindt ?
“Als het zelfs in Finland gebeurt, lijkt België mij geen uitzondering. Als er nu landen zijn die een imago van onkreukbaarheid hebben, zijn het wel de Scandinavische landen. Ik denk niet dat een bepaald land een voedingsbodem biedt. Wel zijn er omstandigheden die maken dat er een voedingsbodem komt : de labiele economische situatie bij clubs, waarbij én clubs én spelers én organisatoren én financiers in een precaire situatie terechtkomen, verlies lijden en dan gemakkelijk benaderbaar zijn.
“Ik denk dat de overheid enorme inspanningen doet op het vlak van het verspreiden van sport. Maar in de spektakelsport, het betaalde voetbal, zijn we op heel korte tijd geëvolueerd van lokale en amateuristische bedrijvigheid in de goede zin van het woord, naar het platste en brutaalste kapitalisme. Het is een soort van kapitalisme dat we hier misschien vóór de arbeidersrevolutie kenden. Daarin gelden voetballers bijna als moderne slaven, bestaat geen opvangsysteem en vinden enorme financiële transacties en malversaties plaats waarop bijzonder weinig controle wordt uitgevoerd.
“Ik denk dat die overgang veel te brutaal gebeurd is. Het grote geld is in het voetbal gekomen, ongelijk verdeeld. De structuur is niet gevolgd en we hebben geen beleidspotentieel opgebouwd. Vaak wordt het nog met hetzelfde dorpsachtige beleid benaderd. Er is ook geen aandacht voor voorstellen tot modernisering. Er is dus een heel sterke malaise in het beleid rondom.”
3. Is er sprake van een algemene normvervaging in de maatschappij waardoor voor sommigen de stap naar omkoping gemakkelijker wordt ?
“Ik ga er absoluut niet mee akkoord om dat toe te schrijven aan de maatschappij in haar geheel. Wel kijken wij met andere ogen naar het voetbal. Voetballers zijn voor ons spektakelbrengers, huurlingen en niet oude, trouwe clubleden. Dus zij zullen zich gedragen naar de normen van de meest biedende en dan krijg je bijzonder weinig scrupules naar omkoping toe. Maar ik wil dat niet terugkoppelen naar morele normen in de maatschappij. Het zit in het systeem zelf. Wij beschouwen de spektakelsport gewoon minder serieus dan andere domeinen in de samenleving. De atleten die erin meedoen, zijn ook veel minder beschermd dan in andere sectoren.
“Ik spreek wel eens met mensen die helemaal niets met voetbal te maken hebben. Zij vragen zich af hoe het mogelijk is dat je in een industriële tak als het voetbal nog altijd met personen werkt die hoge beleidsfuncties kunnen hebben, die met heel grote financiële middelen werken, maar daar eigenlijk geen enkele serieuze competentie voor hebben. Of, nog een stap verder, die aansluiten bij vormen van illegale praktijken en maffia-achtige toestanden. Hoe kan het dat een dergelijke industrietak met dergelijke mensen in zee gaat ? Blijkbaar zijn wij toleranter. Het gaat máár om sport. Dat wij onvoldoende beleidscapaciteit hebben in clubs vind ik een heel groot probleem. Zie je daar economen of andere serieus opgeleide mensen ? Dat is nochtans hard nodig.”
4. Hoe kan het dat omkoopnetwerken ontstaan ?
“Er zit in de omkoping duidelijk een systeem van zwijgen en dreigen. Het zijn de twee hoofdkenmerken van een maffia. Zoals in het wielrennen lang een soort van omerta bestond rond het gebruik van stimulerende middelen, bestaat dat in het voetbal blijkbaar ook rond omkoping. En als je daar één keer in mee bent gegaan, heb je geen keuze meer. Wat ik mij afvraag, is waarom spelers die benaderd worden niet onmiddellijk alle mogelijke stappen zetten. Ze kunnen naar een bestuur stappen, naar een advocaat, naar het gerecht, naar de politie, … Een aantal deed dat misschien, maar velen doen dat niet.
“Ik hoor bij de spelersgroep in het algemeen ook geen globale, algemene afkeuring over wat gebeurt. Ik denk dat daar een heel serieuze normvervaging zit. Andere spelers denken van : ‘Ach, de stommeriken, ze hebben zich laten pakken .‘ Maar ze vragen zich niet zozeer af : ‘Kan dit wel, hoort dit nog bij sport ?’ De beroepseer gaat duidelijk niet heel erg ver. Pas op, er zullen zeker spelers zijn die het duidelijk afkeuren. Maar ik vind toch dat het erg stil blijft. Op een of andere manier is dat bijna aan het normaliseren en dat is heel problematisch. Dan zit je dus in de spektakelindustrie van zijn zwartste kant, waarin faken en oplichten als een deel van het geheel gaan worden beschouwd. Hoe kan ík er hier en nu nog wat profijt uit halen ? Men zoekt winstbejag op korte termijn en daar wil men blijkbaar wel een risico voor lopen.
“Het komt ook omdat spelers als groep zo zwak staan. Ik vind de verdienste van Sporta als beroepsvereniging voor sportbeoefenaars ongelofelijk groot. Maar onze beroepssportlui zouden massaal veel sterker moeten kunnen staan met een groepering die hun belangen vertegenwoordigt. Beroepsverenigingen zijn er wel, maar die zijn zwak. Er is ook bijzonder weinig solidariteit onder de spelers. Je zou je bijvoorbeeld kunnen afvragen waarom ze niet in staking gaan tot het hele ding is uitgezuiverd. Je kunt het hen niet kwalijk nemen : ze zijn verdeeld en moeten als kleine individuen overleven in dat bijzonder competitieve geheel. Ze zitten bovendien in een ongelofelijk afhankelijke positie ten opzichte van hun werkgever. Jammer is wel dat ze altijd weer in het vizier staan. Ook nu wordt opnieuw gesproken over de spelers, de zwakste schakels, terwijl we het eigenlijk moeten hebben over mensen die besturen, de rekeningen regelen, maar buiten schot bleven.”
5. Wat zullen de gevolgen van de omkoopaffaire zijn voor het voetbal ?
“Uit het verleden blijkt dat wij zeer tolerant en kort van geheugen zijn in dergelijke dingen. Uit alle omkoopaffaires uit het verleden blijkt dat noch het voetbal noch het individu lang gestraft wordt, bijna integendeel. Ze duiken allemaal op een of andere manier weer op en blijven meedraaien in het geheel. Waar ik wél een probleem zie, is in de culturele plaats die het voetbal inneemt. Ik denk echt dat het voetbal wordt gedegradeerd tot een soort vrij banaal spektakel, een beetje in de richting van de catchwedstrijden die je ’s avonds laat op tv kan zien. Weten dat je gefopt wordt, maar toch kijken. In die richting is het voetbal aan het opschuiven. De kermiskoersen hadden dat ook en toch bleven de mensen daar graag naar kijken. Banaal amusement. Terwijl het voetbal de kans heeft om een schitterende uiting van menselijke speelsheid te zijn, degradeert het cultureel. Ik hoor steeds meer mensen zeggen : ‘Als ik voetbal wil zien, zal ik wel naar de miniemen in het dorp gaan kijken. Daar weet ik ten minste wat ik zie. ‘”
6. Wat kunnen we doen om de kans op corruptie te verklei- nen ?
“Op drie fronten is er veel werk : economisch, juridisch en ethisch.
“Economisch is het voetbal bijna aan een revolutie toe, een heruitvinding van het totale systeem. Daarin volg ik heel sterk de ideeën van mijn collega Stefan Késenne, die sporteconoom is. Ten eerste denk ik dat er een bijzonder sterke scheiding moet komen tussen betaald en niet-betaald voetbal. Er mag niet zo een beetje betaald voetbal zijn. Ofwel is voetbal betaald en dus een economische activiteit volledig conform alle economische en wettelijk spelregels. Ofwel is voetbal niet betaald, zonder premietjes of zwart geld. Een open en doorzichtig systeem. Daarom moet het betaalde voetbal ook naar het nv-statuut gaan, dat vzw-statuut is daar niet voor bedoeld. Ten tweede ben ik gewonnen voor het economische systeem waarin een herverdeling van middelen bestaat en een grotere vorm van gelijkheid. In Europa kennen we het systeem dat de rijken rijker en de armen armer worden. Maar in Amerika bijvoorbeeld, bij de NBA, werkt dat herverdelen van middelen perfect : het is spannend en fair. Als je bij ons bij het begin van het seizoen de budgetten van de teams kent, ken je ongeveer de eindstand. Ik snap niet dat grote organisatoren in het voetbal dat niet beseffen. Je moet niet eens een econoom zijn om te beseffen dat zoiets op termijn niet houdbaar is. Maar het is de Europese traditie. Ten derde is loonmatiging nodig. Een aantal spelers verdient veel te veel en een groot aantal veel te weinig. Er moet een marge ontstaan die wat kan schommelen, maar binnen redelijke proporties.
“Juridisch heeft de sport een enorme nood aan een wettelijk kader, zowel voor de speler en de club als voor de competitie in haar geheel. Dat kan dienen om achteraf te sanctioneren, maar ook om op voorhand een waterdicht systeem te creëren dat enerzijds spelers bescherming biedt, maar ook zuiverheid geeft en de handel in talent mee bekijkt. Ik sprak met iemand uit de juridische sector, die betwijfelde of je het juridisch hard kan maken dat een speler zijn best moet doen om te winnen. Waarschijnlijk zegt het club- of bondsreglement dat, maar je kunt dat niet hard maken. Wat ook zeker voorzien moet worden, is een beroepsvereniging voor professionele sportlui. Sporta is daarin al een uitstekende stap.
“Ethisch denk ik dat de profsport figuren uit de maffia radicaal moet uitschakelen. Ik ken geen enkele andere sector waarin ze die mensen ook nog tot helden maken door ze zo te mediatiseren. Heeft dat te maken met de voorliefde voor de underdog die we hebben ? Zie eens wat een foefelaar ! En hij haalt het nog ook, hé ! Er bestaat nog een neiging om voor dat soort mensen te gaan supporteren. Daarnaast denk ik dat er bij profspelers zelf een veel grotere beroepseer moet komen. Dit is onze sector en wij spelen hier op een faire manier. Zoals je responsable young drivers hebt, zou je ook responsable young athletes moeten hebben. Maar dat moet van binnenuit komen en dat hoor je dus niet of veel te weinig. Dus er is heel veel werk op die drie fronten.”
RAOUL DE GROOTE