Waar komen ze vandaan en hoe denkt men over hen in hun geboortestreek? Een onthullende reis naar Italië.

Suio is een dorp 80 kilometer ten noorden van Napels, dat deel uitmaakt van het grotere Castelforte (5000 inwoners). Suio is opgesplitst in twee gehuchten. Het eerste is Suio Terme, waar men badhuizen uit de tijd van de Oude Romeinen aantreft. Ten tweede heb je Suio Alto, dat zich op de top van een heuvel bevindt. Het zicht is er schitterend en in de maand april kan je bij helder weer zelfs de zee zien, die 10 kilometer verder ligt. Daar, in Suio Alto, werden een halve eeuw geleden de broers Domenico en Licio D’Onofrio geboren. Vandaag de dag wonen er nog zowat 400 mensen in dit rustige oord. Onder hen Maria, de oudere zus van de twee Standardbroers, en haar man Angelo.

“Wie van rust houdt, is hier zeker op zijn plaats, maar de keerzijde van de medaille is minder gunstig. Men doet hier niets om jongeren aan werk te helpen. Die jongeren trekken weg en vestigen zich elders. Daarom bestaat het dorp ook hoofdzakelijk uit weduwen en gepensioneerden”, maakt Maria duidelijk. Ze brengt het gesprek op gang in het Frans, met een duidelijk Luikse tongval, hoewel ze alweer dertig jaar terug in eigen land is.

“Wie veel werkt, leidt hier een goed leven, maar dat is een beetje zoals overal”, voegt Angelo eraan toe. De economische situatie in de streek mag dan al niet schitterend zijn, toch kunnen we die niet vergelijken met de economische crisis van 1951. Op dat moment besliste Francesco D’Onofrio om naar België te verhuizen en er in de mijnen te gaan werken. Nog geen zeven jaar later volgden Eleonora Di Bello en haar vier kinderen – Maria, Bianca, Domenico en Licio – het voorbeeld van vader Francesco. Claudio, de jongste van de kroost, werd geboren in Luik. Hij kwam om het leven bij een verkeersongeval in 1996.

Om welke reden heeft Licio eigenlijk zijn naam veranderd eenmaal hij in België woonde? “Eerlijk gezegd, ik weet het niet. Ik denk niet dat hij zijn naam niet mooi vond, anders zou hij zijn zoon geen Licio genoemd hebben”, bekent Maria meteen. “Voor Domenico is het Dominique geworden. Dat gebeurt vanzelf met Italiaanse voornamen die op het Frans lijken. Misschien geloofden de Belgen dat Licio Lucien zou worden in het Frans. Niets was minder waar. Zijn voornaam werd vertaald in het Italiaans. Zo leest men in de kranten heel vaak Luciano D’Onofrio. Maar hier in Italië noemt iedereen hem Licio. Vroeger heerste de traditie in Italië dat de eerstgeboren jongen de naam van zijn grootvader meekreeg. Bij ons viel Domenico die eer te beurt. Voor zijn tweede zoon, Licio, koos mijn vader de voornaam van een voetbalspeler uit onze regio. Mijn vader was ook een grote fan van zanger Claudio Villa, vandaar dat hij zijn jongste zoon naar hem vernoemde.”

“Mijn schoonvader moet erg van voetbal gehouden hebben om zijn zoon de naam te geven van een voetbalspeler. De aanvaller in kwestie speelde bij Cosma, een naburig dorp. Hij was een onhoudbare spits die veel furore maakte bij de club, maar nooit doorbrak aan de top. In ieder geval verdedigde hij nooit de kleuren van de Azzurri“, preciseert Angelo. “Het is dus geen toeval dat Domenico en Licio gebeten werden door de voetbalmicrobe.”

De kleine geblokte

“Voor mij hield voetbal niets meer in dan mijn drie broers verschillende keren per week met hun sportzak te zien thuiskomen. Wat een werk voor mijn moeder”, herinnert Maria zich. “Zelfs vandaag ben ik er nog niet gek op, al kan ik me goed amuseren wanneer ik een wedstrijd van Standard bijwoon.”

Angelo daarentegen draagt zelfs een trainingspak van Standard. Voor de gelegenheid? “Bijlange niet. Wanneer mijn zwagers mij een trainingspak van de club bezorgen, dan trek ik die geregeld aan. Ik doe dat niet omdat u hier bent. Door de omstandigheden volg ik de resultaten van Standard op de voet, maar ik hou sowieso erg veel van het spelletje. Hier was voetbal de enige bezigheid voor jongeren, ze brachten uren door op de nabijgelegen pleintjes. Ze konden tegen die bal blijven trappen. Geen afrastering, geen kleedkamer, enkel een veld met een boom in het midden en enkele braamstruiken in de hoeken. Daar vond elk jaar het feest van immigranten plaats. Licio en Domenico waren er steeds als de kippen bij om daaraan deel te nemen.”

Er mogen dan al twintig jaren verstreken zijn, in Suio Alto is men de belevenissen van de amateurvoetballers niet vergeten. Vroeger werden er doorheen Italië tal van voetbaltoernooien tussen caféploegen georganiseerd. Die competities hadden een tamelijk hoog niveau en de ploegen waren goed georganiseerd. Er speelden zelfs voetballers uit tweede en derde klasse en rond het veld keken scouts toe om zo veel mogelijk talenten te strikken.

“Mijn neven brachten hun vakantie hier door en namen deel aan alle toernooien, zowel op een groot veld als de calcetto met vijf tegen vijf”, vertelt Mario Di Bello. “In feite verwachtten we elk toernooi te winnen waar we ons voor inschreven. Meestal kwamen ze rond half juli naar hier en namen we deel aan dat van San Lorenzo, waar men hen i belgi noemde. Met mijn neven in de ploeg waren we zeker een te duchten tegenstander. Vandaag de dag hebben die toernooien heel wat aan belang ingeboet. Omdat jongeren tegenwoordig zoveel andere activiteiten hebben, maar ook omdat de clubs uit derde klasse hun spelers verbieden om mee te doen. Wie die regel niet respecteert, wordt streng gestraft.

“Buiten het voetbal waren we ook altijd samen. Domenico was een zeer extraverte jongen. Hij leek erg op zijn vader, ook een goedmoedige man, die af en toe flink leven in de brouwerij kon brengen wanneer hij een gitaar of een mandoline ter hand nam. De gelijkenis was zelfs zo treffend dat ze de bijnaam van zijn vader, ciccotto (wat zoveel betekent als ‘kleine geblokte’, nvdr) op hem toepasten. Domenico werd dan il piccolo ciccotto genoemd. Leuk vond hij dat niet, maar ik denk dat hij er zich nu niet veel meer van aantrekt. Licio was niet zo uitbundig, maar hij kon je ook aan het lachen brengen. Soms onopzettelijk, wanneer hij weer eens struikelde over de uitspraak van zijn lievelingsgerecht, la ‘mpanegata rossa (een gerecht met sperziebonen, nvdr) wanneer hij aan mijn moeder Rosa vroeg om dat klaar te maken.”

Bijna bij AS Roma

De twee broers brachten dus het overgrote deel van hun vakantie door op een voetbalveld. “Domenico was een gedreven spits, een stormram die steeds het beste van zichzelf gaf, iedereen aanmoedigde en voortdurend liep te mekkeren. Licio daarentegen gaf de indruk wat afwezig te zijn, maar wanneer je hem de bal gaf, deed hij er altijd wel iets goeds mee. Hij was onze Gianni Rivera, een speler met een gave balcontrole en een precieze pass in de voeten”, legt Gianni Mattei, een jeugdvriend, uit. “Domenico hield ervan te blijven discussiëren over de gespeelde wedstrijd, terwijl Licio op de vlakte bleef. Twee of drie woorden en gedaan. Het mooiste voorbeeld was met Amleto, die aan zijn zijde speelde. Licio riep zonder uitzondering altijd dezelfde drie woorden: Amleto, giocato bene (Amleto, goed gespeeld). Op den duur lachten we daar echt om. De twee broers waren ook heel verschillend buiten het voetbal. Domenico haastte zich steeds na de training om nog wat rond te hangen bij vrienden. Licio slenterde meer rond in de kleedkamer. Hij hield ervan om steeds netjes gekleed de straat op te komen. Vroeger had hij lange haren en hij gebruikte altijd twee kammen om zijn coiffure in de plooi te leggen. Een paar jaar geleden moest ik daar nog aan denken, toen ik ziek te bed lag. Ik lag aan het venster en plots zag ik een mooie limousine voor de deur. Een kale man met een dikke sigaar in de mond en een aktetas in de hand stapte uit. Ik vloekte al: ‘Het is niet waar hé, ze hebben de controlearts op mijn dak gestuurd!’ De man in kwestie gaf mijn buurvrouw Maria, de zus van Licio, een kus. Was het toch wel Licio zelf zeker!”

Laten we terugkeren naar de voetballende broers D’Onofrio. Waren ze zo begaafd als hun fans durven beweren? “Zeer zeker,” verklaart Carlo Calabria, sinds 1972 lid van de regionale afdeling van de Italiaanse voetbalfederatie en nadien overgestapt naar het nationaal trainingscentrum. Vandaag de dag zetelt hij in de tucht- raad en geeft hij lessen over het spelersstatuut. “Mijn vrouw was oorspronkelijk van Suio, ik bracht er mijn vakanties door. Daar zag ik de broers D’Onofrio. Ze mochten testen bij AS Roma toen ze 18 en 16 jaar oud waren, onder het toeziend oog van Helenio Herrera. Die testen zijn niet zo slecht verlopen, maar Roma besloot de spelers niet aan te werven. Hun gestalte speelde in hun nadeel en dat heeft de doorslag gegeven. Licio mocht nog bij verschillende andere teams testen. Hij deed ooit een stage in Catanzaro. Tarcisio Burgnich, de ex-verdediger van Italië en Inter Milaan, gaf de trainingen. Jammer voor Licio, maar op dat moment was er geen plaats voor vreemdelingen, zelfs als ze van Italiaanse komaf waren. Ze moesten zich eerst bewijzen in de lagere afdelingen. Hij mocht ook testen bij Ancona, maar merkte al gauw dat oefenkampen niks voor hem waren.”

Met de bus naar de Rouches

De bar Al Dottore is the place to be in het dorp. Men vindt er een foto terug van beide broers achter de tapkast. Wanneer men naar de foto kijkt, zwelt de borst van de jonge uitbater van fierheid. “Begrijpelijk in een dorp waar alles zich onder de kerktoren afspeelt”, zegt Mario Di Bello. “Je ziet dat wel vaker in een stad die samengesteld is uit kleinere gemeenten. Het stadscentrum krijgt alle aandacht van de stadsdiensten, terwijl de andere dorpen moeten aandringen om ook te kunnen genieten van iets als ADSL om maar een recent voorbeeld te noemen. Het succes van Domenico en Licio is dus een bron van trots voor ons dorp.”

Ook bij de kapper is de foto goed zichtbaar opgehangen, net als een poster van het Standardelftal van twee of drie seizoenen geleden, toen Domenico trainer was. Alle spelers hebben er hun handtekening opgezet.

“Hier volgen de mensen de resultaten van Standard op de voet. Spijtig genoeg bekomen we in het dorp heel weinig beelden van hun wedstrijden”, vertelt Davide Maccio, een vriend van de familie. “We kunnen wel stellen dat we steeds van heel dichtbij de carrière van onze dorpsgenoten gevolgd hebben. Tot Domenico bij Standard verzeilde, kwam hij elk jaar op vakantie naar Suio met zijn echtgenote Angela. Zij is trouwens ook van hier afkomstig. Ze zijn getrouwd in 1982, op de dag van de Wereldbekerfinale, gewonnen door Italië. Ook al speelde hij niet meer zelf, hij bleef actief bezig. Domenico coachte onze ploeg bij de toernooitjes van vijf tegen vijf. Hij verzamelde een tiental jongeren, die hij trainde op de heuvel hierover. Die trainingen bestonden uit lichte loopoefeningen en tactische uiteenzettingen. Met hem erbij schitterden de spelers zelfs tegen meer ervaren tegenstanders. Domenico was duidelijk gelanceerd voor een loopbaan als trainer. Jammer genoeg werd hij bij Standard te vaak gezien als ‘de broer van’. De supporters beoordeelden hem niet op basis van zijn kwaliteiten of zijn resultaten, die de beste zijn die Standard in 25 jaar heeft behaald. Men hield er totaal geen rekening mee dat hij moest starten met een onvolledige kern die dan ook nog eens voortdurend dooreen gegooid werd. Enfin, ik weet ook niet hoe ik zou reageren als de voorzitter van Lazio zijn broer als hoofdcoach zou aanstellen … Toen Dominique in 2000 – als assistent van Tomislav Ivic – met Standard Perugia partij kwam geven in het kader van de Intertotobeker, hebben we een bus ingehuurd om hem aan te moedigen. In die periode kwam Licio minder, maar hij was vaak genoeg het gespreksonderwerp. In het dorp was er een supportersclub van Lazio en we waren natuurlijk fier dat hij spelers als Alen Boksic en Sérgio Conceição had aangebracht, toch twee pijlers van een Europese topclub. Ik wil wel even zeggen dat ik geschokt was door het gedrag van Conceição in Luik: hij was onhandelbaar geworden.”

Een geboren leider

“Licio had niet het lichaam van een atleet, hij was eerder een geboren leider. Niemand die dat beter weet dan hijzelf”, analyseert Carlo Calabria. “Ik ben misschien wel de best geplaatste persoon om hierover te spreken, omdat ik hem in contact bracht met Cesare Camilletti, een van de acht raadgevers binnen de voetbalbond. Hij heeft toen Le carte federale geleend, een lijvig boekje van meer dan 500 bladzijden. Daarin stonden alle toetredingen, spelers- en clubstatuten, kortom alle regels en wetten die het hedendaagse Europese en wereldvoetbal beheersen. Samen met zijn hartelijk karakter vormde die kennis de basis om contacten aan te knopen met gereputeerde personen als Mauro Bellugi, Glen Peter Stromberg, Sven Göran Eriksson, Tomislav Ivic enz. Sindsdien is hij een van de meest geziene managers op deze aardbol. Je kunt hem vaak opmerken in een stadion naast belangrijke figuren uit de voetbalwereld.” Hij kwam in contact met zoveel topvoetballers dat we de tel kwijt raakten. Enkelen die zijn pad kruisten: Zinédine Zidane, Socrates, Paulo Futre, Rui Barros, David Trezeguet,…

“Licio is een onvervalste kenner”, maakt Simone Di Spirito duidelijk. “Ik was zijn chauffeur in het begin van zijn managerscarrière en ik kan je verzekeren dat hij wist waarover hij sprak. We konden een hele nacht lang moppen tappen, maar als het onderwerp voetbal ter sprake kwam, liet hij niks los. Vroeger moest ik me vaak discreet opstellen bij dingen die ik hoorde of zag, maar als ik daar vandaag op terugkijk kan ik wel beamen dat Licio een fijne neus had. Altijd stelde hij kwaliteit boven kwantiteit. Hij kon in de kranten ook erg goed tussen de regels lezen. Rui Barros heeft misschien niet de carrière beleefd die hij voor ogen had bij Juventus, maar talloze buitenlanders reikten niet eens tot aan zijn enkels. En dan was de Portugees zelf niet van de grootsten – grapje … In het begin van 1980 was hij manager van Juary, die hij bij diverse Italiaanse clubs stalde. Daar trok die zich steeds goed uit de slag tot zijn transfer naar FC Porto. Met de Portugese topclub slaagde hij er zelfs in de Europabeker der Landskampioenen (hij scoorde het beslissende doelpunt tegen Bayern München), de Europese Supercup en de Intercontinentale beker te winnen in het gouden jaar 1987. Toen Licio meewerkte aan de transfer van Zidane naar Juventus in 1996 was iedereen het roerend eens dat Zizou bakken talent bezat. De Franse wonderboy kende een moeilijke seizoensstart en Licio kwam naar me toe en zei: ‘Wacht nog enkele maanden en hij zal het tegendeel bewijzen, hij zal de beste speler op deze planeet worden.’ Licio sloeg de ene slag na de andere. Op een gegeven moment werd hij gevraagd voor een televisie-uitzending met een groot publiek. Na zijn naam en geboortedatum vermeld te hebben, beweerde hij van Formia afkomstig te zijn, de grootste stad van de streek op 25 km van Suio. We waren ontgoocheld dat hij Suio niet vernoemde, maar dat kwam omdat hij met rust gelaten wilde worden. Daar heeft hij zich nochtans in vergist. Ik herinner me nog goed hoe een kudde journalisten het dorp binnenviel om meer info te verzamelen over de transfer van Zizou.”

Wat zou het volgende doel van Licio kunnen zijn? “Oh la la, die vraag moet je aan hem stellen”, lacht Maria. “Ik weet dat hij de wereld naar Sclessin wil krijgen, die langverwachte Belgische titel binnenrijven en een ploeg bouwen die mooie dingen kan verwezenlijken in de Champions League wanneer het nieuwe stadion er is. Maar wat voor mij telt, is dat het mijn twee broers goed gaat. Ik hoop dat Domenico even rustig blijft als hij al enkele maanden is. In tegenstelling tot wat men denkt, kampt hij ook dagelijks met druk. Het deed me pijn dat hij onder vuur lag. Ik begrijp ook niet dat men hem verweet dat hij ooit als carrossier gewerkt heeft.” Zo gaat dat: wanneer la mamma er niet meer is, springt grote zus in de bres …

door nicolas ribaudo beelden: jan van de vel

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content